Probleem 1: De mens als speelbal van driften Flashcards

1
Q

genotsprincipe

A

impuls gedreven, id streeft naar plezier en vermijd pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

primary thinking process

A

impulsief denken zonder logica en realiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wish fulfillment

A

het kortdurig bevredigen van verlangens door over je behoeften te fantaseren of te dromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

realiteitsprincipe

A

voldoen aan de verlangens van id op een manier die gepast is in de realiteit (superego).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

secondary thinking process

A

het ontwikkelen van strategieën om problemen op te lossen en om tevreden te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reality testing

A

plannen maken om verlangens te verwezenlijken maar deze wel eerst mentaal testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gratification delay

A

later een beloning krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

introjectie

A

normen en waarden worden vaak overgenomen van de ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ego-ideaal

A

hier streef je naar. regels voor goed gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het geweten

A

dit vermijd je. regels voor slecht gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

freudiaanse verspreking

A

een verspreking die perongeluk gaat maar die eigenlijk vanuit het onbewuste komt en een betekenis heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

psychisch determinisme

A

fouten die worden bepaalt door het onbewuste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

psychodynamisch

A

een persoonlijkheid is een set van processen die altijd in beweging zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

psychoanalyse

A

manier van therapie waarbij toegang wordt verkregen tot het onbewuste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vrije associatie

A

de cliënt deelt al zijn gedachten zonder zelfcensuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

manifeste droominhoud

A

de verhaallijn van de droom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

latente droominhoud

A

wat een droom eigenlijk symboliseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

projective hypethesis

A

man laat de client een vaag figuur zien en wat de client hierin ziet hangt samen met zijn persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

resistance

A

energie die is gebruikt om die impuls te onderdrukken worden nu gebruikt om de psychoanalytische therapie tegen te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

transference

A

de cliënt reageert op de therapeut alsof deze een belangrijk persoon in zijn of haar leven is geweest. Dit kan ook problemen in het onbewust zijn van de cliënt weergeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

subliminal perceptie

A

het onbewust waarnemen van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

subliminal psychodynamic activation

A

er wordt een poging gedaan om onbewuste wensen te vervullen zonder deze bewust te maken

23
Q

objective anxiety

A

angst door gevaar in de echte wereld

24
Q

neurotic anxiety

A

angst die ontstaat doordat er een conflict is tussen de Ego en de Id. Onbewuste angst door de impulsen van Id.

25
Q

moral anxiety

A

angst die ontstaat doordat er een conflict is tussen de Ego en de Superego. Angst niet op te leven naar de ideale normen.

26
Q

repressie

A

energie wordt gebruikt om bepaalde pijnlijke gedachten of impulsen buiten bewustzijn te houden.

27
Q

ontkenning

A

weigeren het feit te accepteren

28
Q

projectie

A

je negatieve impulsen toeschrijven aan anderen

29
Q

isolatie

A

onvolledige verdringing. men herrinerd zich nog wel het voorval maar niet meer het gevoel wat erbij kwam kijken.

30
Q

reactieformatie

A

je zet een onaanvaardbare prikkel om in het tegenovergestelde

31
Q

rationalisatie

A

men zoekt een rationele verklaring voor een onaanvaardbare actie of gedachte

32
Q

sublimatie

A

toegeven aan impuls maat dit op een aanvaardbare manier doen

33
Q

vervanging

A

een onaanvaardbare impuls wordt verplaats van de originele bron aan een andere minder erge bron

34
Q

intellectualisatie

A

denken aan angst in koude en analytische teren die losstaan van emotie.

35
Q

ongedaan maken

A

negatieve impulsen weghalen dor iets positiefs te doen

36
Q

egopyschologie

A

meer focus op e ego ipv id

37
Q

object relations theory

A

sociale relaties hangen samen met ervaringen uit de jeugd en niet alleen seksualiteit

38
Q

drives

A

lichamelijke behoeften die mentaal wordt aangegeven

39
Q

life instincts

A

eros. krachten die ervoor zorgen dat je overleeft en je voortplant. (libido)

40
Q

death instincts

A

krachten de ervoor zorgen dat je uiteindelijk doodgaat. freud dacht dat ieder mens onbewust terug wil naar niets. (thanatos)

41
Q

catharsis

A

een ervaring van opluchting wanneer deze impuls niet meer geblokkeerd wordt en de spanning vrijkomt.

42
Q

erogene zone

A

het lichaamsdeel dat in dat stadia de focus is van de seksuele energie

43
Q

fixatie

A

wanneer een conflict niet goed wordt opgelost blijft het kind hangen in een stadia

44
Q

regressie

A

een terugval zodra je met stress of angst te maken krijgt naar een oud stadia.

45
Q

oepiduscomplex

A

jongen begint zijn vader als een bedreiging te zien voor de affectie van zijn moeder

46
Q

castration anxiety

A

jongen is bang zijn penis te verliezen en besluit zo te worden als zijn vader

47
Q

penis envy

A

meisje merkt dat zij geen penis heeft en wil deze wel. ze geeft haar moeder de schuld

48
Q

electra complex

A

meisjes geven de moeder de schuld dat ze geen penis hebben en de liefde verschuift naar de vader

49
Q

orale fase

A

0-2

50
Q

anale fase

A

2-3

51
Q

phallic fase

A

3-7

52
Q

latency fase

A

7-11

53
Q

genitale fase

A

11-volwassen