Probleem 5: Depth perception Flashcards
Realisme
We nemen aan dat de buitenwereld bestaat.
Het vermogen om de ruimtelijke structuur waar te nemen en ermee te interageren is een van de fundamentele doelen van het visuele systeem.
Euclidische geometrie
Evenwijdige lijnen blijven parallel lopen als ze worden verlengd of vergroot in de ruimte, objecten blijven dezelfde grootte en vorm behouden als ze zich bewegen in de ruimte en de innerlijke hoeken van een driehoek tellen altijd op tot 180 graden.
De echte wereld is dus Euclidisch, maar de beelden op het netvlies zijn non-euclidisch. Wanneer we de echte wereld willen bewonderen, moeten we de input altijd eerst reconstrueren.
Retinale beelden
Input op het rechter en linker oog. Deze beelden zijn altijd verschillend en ons visuele systeem is er om dit te corrigeren.
Waarom hebben we twee ogen?
Het heeft een evolutionair voordeel
Je kan meer van de wereld zien met twee ogen in plaats van een oog.
Binoculair visueel veld
Een mens vormt een visueel beeld met twee ogen
Bonoculaire summatie
Vanwege de input van beide ogen kan door de combinatie van signalen in beide ogen, een taak makkelijker worden uitgevoerd.
Binoculair disparity
Het ene oog ontvangt ander input als het andere oog, kunnen er driedimensionale beelden worden gevormd
Stereopsie
Het proces van het vormen van driedimensionale beelden
Diepte cues
Iedere cue geeft een hint over de waarschijnlijke structuur van de ruimte voor ons en de positie van de objecten in die ruimte
Monoculaire diepte cues
Een diepte cue die beschikbaar is wanneer de wereld wordt bekeken met slechts een oog.
Binoculaire diepte cues
Een diepte cue die afhankelijk is van de informatie die afkomstig is vanuit beide ogen.
Occlusie
Het ene object belemmert het andere object waardoor we diepte zien. Het is een non-metrisch diepte signaal.
BV: Het rode vierkant belemmert de groene driehoek, hierdoor lijkt het alsof het rode vierkant voor de groene driehoek staat. Dit zie je ook bij de gele cirkel en het rode vierkant.
Non-metrisch diepte signaal
Het geeft informatie over de volgorde van objecten, maar niet over de absolute afstand in de derde dimensie
Projectieve geometrie
De transformaties die plaatsvinden wanneer de driedimensionale wereld wordt geprojecteerd op een tweedimensionaal oppervlak, zoals het netvlies.
Relatieve grote
Grote voorwerpen lijken dichter bij te zijn dan kleine voorwerpen.
Textuur gradiënt
Een diepte gevoel ontstaat doordat bepaalde objecten in hetzelfde gebied staan als de andere objecten. Het gehele plaatje loopt dan vloeiend door.
Relatieve hoogte
Objecten die ver weg lijken, staan hoger dan objecten die dichtbij staan.
Bekend formaat
Diepte kan worden gecreëerd op basis van kennis over de daadwerkelijke grote.
BV: In de afbeelding zien we dat in plaatje a de arm gestrekt is en in plaatje b de arm gebogen is, dit komt door onze kennis van de grote van handen
Luchtperspectief of nevelperspectief
Dit signaal is gebaseerd op het impliciete begrip dat licht wordt verstrooid door de atmosfeer. Er wordt meer licht verstrooid naarmate we verder de atmosfeer in kijken, zo zijn verder verwijderde objecten onderhevig aan meer verstrooiing en verschijnen hierdoor zwakker, blauwe en minder duidelijk.
Lineair perspectief
Dit is een diepte aanwijzing die is gebaseerd op het feit dat lijnen die parallel aan elkaar zijn in de driedimensionale wereld lijken te convergeren in een tweedimensionaal beeld
Het verdwijnpunt
Het punt waar de lijnen van een lineair perspectief samen lijken te komen.
Relatieve metrische diepte aanwijzingen.
Ondanks bepaalde signalen hebben we nog steeds geen informatie over exacte afstanden tussen objecten of de grote van een object zelf.