Hoorcollege 4 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

In hoeverre kunnen we onze aandacht beheersen of sturen?

A

We kunnen tot op zekere hoogte controleren waar onze aandacht naar toe gaat. Zo kunnen we kiezen om naar een specifieke locatie te kijken, te luisteren naar een specifieke persoon en een specifiek persoon zoeken in de menigte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kunnen we aandacht geven aan meerdere stimuli op hetzelfde moment?

A

Bij een situatie als autorijden kunnen we veel verschillende dingen tegelijk doen, maar het kost wel tijd om dit onder de knie te krijgen. Met oefening worden dit soort dingen meer automatisch en hoeft er minder aandacht capaciteit naartoe te gaan, hierdoor kunnen we dit allemaal tegelijk uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is aandacht gerelateerd aan leren en oefenen?

A

Na veel oefenen worden bepaalde processen automatisme, hierdoor hoeft er minder aandacht capaciteit naar dat proces te gaan en kunnen we meer tegelijk doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schommelt aandacht over een tijdsperiode?

A

Over een langere periode kan aandacht. Het is voor een piloot bijvoorbeeld heel moeilijk om alert te blijven tijdens de gehele reis als er geen veranderende stimuli zouden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Simon effect

A

Hierbij wordt de participant gevraagd om zijn ogen op het aangegeven fixatiepunt te houden. De linker en rechter vierkanten worden hierna getoond en die kunnen rood of blauw zijn. Als de observeerder een blauw vierkantje ziet moet hij op de rechter toets klikken en bij een rood vierkantje moet hij op de linker toets klikken. Wanneer de kleur van het vierkantje aan dezelfde kant als de toets is, is de oefening congruent. Wanneer de toets aan de tegenovergestelde kant zit als het vierkantje, is de oefening incongruent. Er hoeft enkel aandacht gevestigd worden op de kleur die gezien is en niet de locatie.

Mensen vinden dit over het algemeen best lastig, de reactiesnelheid is bij de incongruentie conditie langzamer als de congruente conditie -> Simon effect. Als mensen enkel op een toets hoeven te drukken bij een kleur en bij de andere niet, verdwijnt dit effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stroop effect

A

Hierbij krijg je kleurnamen te zien, die ook geschreven zijn in een bepaalde kleur. De kleur van de woorden kan overeenkomen met de kleurnamen, dan is de test congruent. De kleur van de woorden kan ook niet overeenkomen met de kleurnamen, dan is de test incongruent. Als de kleur van het woord door de proefpersoon opgenoemd moet worden is de persoon sneller in de congruente conditie.

Het heeft twee soorten compatibiliteit ->

Stimulus-response compatibiliteit (SRC)
In hoeverre iemand zijn perceptie overeenkomt met de vereiste actie

Stimulus-stimulus compatibiliteit (SRS)
In hoeverre de stimulus overeenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Control of eye movement

A

Er zijn bij deze test drie condities ->

Controle conditie
Participanten moeten hun ogen richten op het fixatiepunt, wanneer het plaatje verandert moeten ze hun aandacht richten op het rondje dat niet van kleur verandert en de letter onthouden.

Irrelevant onset conditie
Het beginplaatje en idee is hetzelfde als in de controleconditie, maar er komt een extra stimulus bij en deze moet genegeerd worden.

Irrelevant onset conditie met pijltje
Het is hetzelfde als de andere conditie, alleen staat er met een plaatje aangegeven waar de participant naar moet kijken.

In de controleconditie is de reactietijd 785ms, in de irrelevant onset conditie 840ms en de irrelevant onset conditie met pijltje 785ms. Hieruit kan worden opgemaakt dat in de irrelevant onset conditie onze aandacht onbewust toch naar de extra stimulus gaat. Door het toevoegen van een pijltje wordt dit voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Visual search

A

Hierbij moet de participant een specifiek object zoeken tussen allerlei andere objecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Attentional blink

A

Hierbij wordt er twee keer achter elkaar een visuele stimuli getoond en de participant moet deze identificeren. Afhankelijk van de tijd tussen de twee stimuli kan de participant dit wel of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Visual neglect

A

Een neuropsychologische aandoening waarbij een persoon de helft van het visuele veld niet bewust binnenkrijgt.

Als er aan iemand met deze aandoening gevraagd wordt een kat na te tekenen, zal deze persoon maar één kant kunnen natekenen. De persoon ziet de andere kant van de kat echter wel, maar deze informatie wordt genegeerd door het visuele systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Balint’s syndroom

A

Mensen kunnen maar één object identificeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly