Probleem 4: Special treatment for a genius Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Subotnik et al. bespreken verschillende perspectieven over de definitie van ‘‘giftedness’’. Benoem deze

A
  1. Hoog IQ
  2. Emotionele kwetsbaarheid / emotional Fragility
  3. Creatieve-productieve hoogbegaafheid
  4. talentontwikkeling in verschillende domeinen
  5. ongelijke mogelijkheden
  6. Practice, practice, practice.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg de definitie van ‘‘giftedness’ uit over ‘‘hoog IQ’’ - Subotnik et al.

A

hoogbegaafdheid werd vroeger en nu gezien als een genetische, aangeboren kwaliteit van een individu dat herkend en onthuld moet worden door een cognitieve beoordeling of IQ-test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg de definitie van ‘‘giftedness’ uit over ‘‘Emotionele kwetsbaarheid’’ - Subotnik et al.

A

er is bezorgdheid over de unieke emotionele kwetsbaarheid van kinderen met een hoog IQ door hun aangeboren gevoeligheden. Er werd gevonden dat mensen met een hoog IQ superieur waren in intellectuele, wilskrachtige, emotionele en sociale functionering, maar veel mensen denken dat hoogbegaafde kinderen kwalitatief verschillen en hoog sensitief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de definitie van ‘‘giftedness’ uit over ‘‘creatieve-productieve hoogbegaafdheid’’ - Subotnik et al.

A

Renzulli (1977) kwam met een dichotomie tussen schoolhuis hoogbegaafdheid door hoge toets scores en creatieve-productieve hoogbegaafdheid door prestaties op hoog niveau en innoverende ideeën. Hij stelde dat taakvolharding, creativiteit en motivatie even belangrijk zijn bij hoogbegaafdheid als intellectueel of academisch vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg de definitie van ‘‘giftedness’ uit over ‘‘Talentontwikkeling in verschillende domeinen’’ - Subotnik et al.

A

Stellen dus dat hoogbegaafdheid op verschillende domeinen ontwikkeld kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg de definitie van ‘‘giftedness’ uit over ‘‘Ongelijke mogelijkheden’’ - Subotnik et al.

A

Dit perspectief negeert de aangeboren factor.

focust voornamelijk op praktijk en ongelijke toegang tot mogelijkheden die zorgen voor hoogbegaafdheid. Het gaat dus vooral om expertise en oefenen, en geluk en toeval hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie van ‘‘giftedness’’ volgens Subotnik et al. (Let op: dit is hun eigen definitie, niet de verschillende definities die in het artikel genoemd worden)

A

Een interactie tussen nature en nurture. De potentie om begaafd te zijn is aangeboren, maar dit moet wel ontplooid worden  dit is de nurture kant.
‘’Een ontwikkelingsproces die specifiek is voor een bepaald domein en kneedbaar is.’’ Het begint met potentie, maar wordt onderhouden door middel van training en interventies op psychosociale vaardigheden (motivatie, creativiteit, innovatieve ideeën, taak persistentie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Subotnik et al. spraken over 2 fases van talentontwikkeling. Benoem deze

A
  1. Talentidentificatie:
  2. Talentbevordering: Het vergroten van een (eventueel domeinspecifiek) talent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke manieren benoemden Subotnik et al. over het lesgeven aan ‘‘gifted’’ leerlingen ?

A
  • Enrichment (verrijking)
  • Acceleration (versnelling)
  • psychosociale coaching
  • Selectieve instellingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg het begrip ‘‘enrichment’’ uit (Subotnik et al.)

A
  • bevat opties en onderwerpen die niet in het typische curriculum zitten. Het doel van verrijking is om leerlingen dieper in te laten gaan op onderwerpen.
     Dit is anders dan versnelling, want het niveau blijft gewoon hetzelfde, er wordt alleen dieper ingegaan op de stof. Verrijking kan wel leiden tot versnelling.
     Er zijn geen formele evaluaties over de effecten van deze programma’s. Verrijking is handig voor alle studenten, dus niet alleen voor hoogbegaafden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg het begrip ‘‘Acceleration’’ uit (Subotnik et al.)

A

acceleration is een educationele interventie gebaseerd op het proces met educationele programma’s op een sneller tempo of op een jongere leeftijd dan iemands klasgenoten. Het is gebaseerd op 2 dingen:
1. Academisch hoogbegaafde kinderen verkrijgen en verwerken informatie sneller dan hun medeleerlingen.
2. Hoogbegaafde leerlingen hebben vaak hogere kennisniveaus in bepaalde onderwerpen waardoor plaatsing op hoger niveau noodzakelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg het begrip ‘‘Psychosociale coaching’’ uit (Subotnik et al.)

A

 Het proces om eminentie te krijgen vereist psychologische kracht en dat kan verkregen worden door psychosociale coaching, zoals doelstelling, inbeelding, relaxatie, concentratie en zelfpraat in sport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg het begrip ‘‘Selectieve instellingen’’ uit (Subotnik et al.)

A

Zijn specifieke instellingen die opgezet zijn om begaafde kinderen hun potentie te laten bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het doel van de single study van Kroesbergen et al? (The psychological well-being of early identified gifted children )

A

 Het doel van dit onderzoek is het welzijn van verschillende subgroepen van jonge hoogbegaafde kinderen onderzoeken in de eerste jaren van hun school.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kroesbergen et al. onderzochten of ‘‘welzijn van hoogbegaafde kinderen verschilt van niet-hoogbegaafde kinderen. Welzijn wordt gedefinieerd als positief zelfconcept en afwezigheid van psychologische problemen. ‘’

Wordt deze hypothese ondersteunt door het onderzoek ?

A

hypothese wordt deels ondersteund.

Er zit geen verschil in hoogbegaafde kinderen en ‘‘normale’’ kinderen in het gevoel over hun schoolprestaties, prosociale vaardigheden of schoolplezier. –> ondersteunt de hypothese

Hoogbegaafde kinderen ervaren een lagere eigenwaarde en lagere sociale acceptatie. –> dit ondersteunt de hypothese niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kroesbergen et al. onderzochten of ‘‘er verschil zit in het welzijn tussen hoog creatieve begaafde en gemiddeld/laag creatieve begaafde ‘’

wat laten de resultaten van het onderzoek zien over deze onderzoeksvraag?

A

Hoog-creatieve begaafde kinderen hebben lagere scores op eigenwaarde, schoolse competentie, sociale acceptatie, gedrag en schoolplezier. Ze scoren hoger op internaliserende / externaliserende problemen en hebben lagere scores van pro-sociaal gedrag.

Ze hebben dus een lager psychologisch welzijn.

16
Q

Kroesbergen et al. onderzochten of ‘‘welzijn tussen door leraar genomineerd als begaafde hoger/lager is dan hoogbegaafde op basis van creativiteit en intelligentie/non-verbaal redenatie vermogen. ‘’

wat laten de resultaten van het onderzoek zien over deze onderzoeksvraag?

A

De door leraren genomineerde hoogbegaafde kinderen hadden hogere gevoelens van eigenwaarde, schoolse competentie, sociale acceptatie, schoolplezier, gedrag etc. dan niet-genomineerde. Minder internaliserende/externaliserende problemen, meer pro-sociaal.

Genomineerde kinderen hadden dus een hoger psychologisch welzijn.

17
Q

Kroesbergen et al. onderzochten of ‘‘welzijn verschilt tussen hoog-presterende begaafde en laag presterende begaafde. ‘’

wat laten de resultaten van het onderzoek zien over deze onderzoeksvraag?

A

Hoog presterende kinderen hadden een hoger gevoel van eigenwaarde, schoolse competentie, meer pro-sociale gedragingen, meer schoolplezier etc. Minder internaliserende/externaliserende problemen.

Ze hebben dus een hoger psychologisch welzijn.

18
Q

Wat is de algemene conclusie in het onderzoek van Kroesbergen et al. over het psychologisch welzijn van begaafde kinderen?

A

Hoogbegaafde kinderen hebben niet per se een lager of hoger welzijn dan hun klasgenoten.

Specifieke subgroepen van hoogbegaafde kinderen( bijvoorbeeld: die niet geïdentificeerd zijn door leraren of creatieve hoog begaafde) hebben hoger risico voor lagere niveaus van psychologisch welzijn.

19
Q

Wat zijn een aantal limitaties over het onderzoek van Kroesbergen et al. naar het psychologisch welzijn van vroeg geidentificeerde nederlandse kinderen?

A
  • Kleine steekproef
  • Enkel Nederlandse kinderen gebruikt
  • Welzijn werd gemeten, maar er werden geen fysieke of sociale componenten in betrokken.
20
Q

Wat was het doel van het artikel van Steenbergen & Moon?

(artikel naam: The Effects of Acceleration on High-Ability Learners)

A

Het doel van dit onderzoek (meta-analyse) was kijken naar de effecten van versnelling op hoogbegaafden

21
Q

Steenbergen & Moon onderzochten de effecten van versnelling op academische prestaties en sociaal emotionele prestaties.

Wat waren de resultaten van hun onderzoek op de academische prestaties ?

A

Positief, niet statistisch significant (dit kwam door 1 studie die sterke negatieve relaties vond. Als deze studie werd verwijderd, was het wel statistisch significant).

22
Q

Steenbergen & Moon onderzochten de effecten van versnelling op academische prestaties en sociaal emotionele prestaties.

Wat waren de resultaten van hun onderzoek op de sociale-emotionele ontwikkeling van versnelde kinderen ?

A

Resultaten suggereren dat de effecten van versnelling op sociaal-emotionele ontwikkeling licht positief is, maar minder groot dan academische prestaties.

23
Q

Wat was de conclusie(s) in de meta-analyse van Steenbergen & Moon over de effecten van versnelling op de academische prestaties van versnelde kinderen?

Benoem gelijk waarom deze conclusie(s) in twijfel getrokken moeten worden.

A

Ze stelden dat versnelling positieve effecten had op versnelde leerlingen. Dit moet in twijfel getrokken worden omdat:
- de resultaten niet statistisch significant waren.
- Er werd een duidelijke publicatiebias gevonden in de studies die gebruikt werden om de academische prestaties te meten.

24
Q

Wat is het doel van de studie van Hoogeveen et al. over de sociale status en het zelfconcept van versnelde vs niet-versnelde kinderen?

Op welke doelgroep focust Hoogeveen et al. zich?

A

Onderzoeken wat de effecten van ‘’versnelling’’ (klassen overslaan) is, op de ontwikkeling van het zelfconcept en sociale status in het voortgezet onderwijs van kinderen in Nederland.

Ze focussen zich enkel op kinderen in hun 1e en 2e jaar van de middelbare school.

25
Q

Wat is het ‘‘Big Fish Little Pond Effect’’ volgens het artikel van Hoogeveen et al. over de sociale status en het zelfconcept van versnelde vs niet-versnelde kinderen?

A

Wanneer versnelde kinderen (klas overgeslagen) hun prestatie vergelijken met kinderen uit hun vorige klas, zal hun zelfconcept positiever zijn in vergelijking met als ze zich vergelijken aan andere getalenteerde kinderen/kinderen van hetzelfde niveau.

26
Q

Wat waren de resultaten van Hoogeveen et al. met betrekking tot het totale zelfconcept in hun studie : ‘‘Self Concept and Social Status of Accelerated an Nonaccelerated Students in the First 2 Years of Secondary School in the Netherlands’’

A

Er werden geen significante verschillen gevonden tussen versnelde en niet-versnelde leerlingen.

Er werd enkel gevonden dat het bij jongens eerder steeg (tussen 1e en 2e meting) dan bij de meisjes (tussen de 2e en 3e meeting)

27
Q

Wat waren de resultaten van Hoogeveen et al. met betrekking tot het ALGEMENE zelfconcept in hun studie : ‘‘Self Concept and Social Status of Accelerated an Nonaccelerated Students in the First 2 Years of Secondary School in the Netherlands’’

A

Er werden geen significante verschillen gevonden tussen versnelde en niet-versnelde leerlingen.

28
Q

Wat waren de resultaten van Hoogeveen et al. met betrekking tot het ACADEMISCHE zelfconcept in hun studie : ‘‘Self Concept and Social Status of Accelerated an Nonaccelerated Students in the First 2 Years of Secondary School in the Netherlands’’

A

versnelde leerlingen hebben een positiever zelfconcept over wiskunde. Verder waren er geen statistische significante verschillen.

29
Q

Wat waren de resultaten van Hoogeveen et al. met betrekking tot het SOCIALE zelfconcept in hun studie : ‘‘Self Concept and Social Status of Accelerated an Nonaccelerated Students in the First 2 Years of Secondary School in the Netherlands’’

A

Versnelde leerlingen hebben een significant MINDER positief zelfconcept.

30
Q

Wat waren de resultaten van Hoogeveen et al. met betrekking tot het FYSIEKE zelfconcept in hun studie : ‘‘Self Concept and Social Status of Accelerated an Nonaccelerated Students in the First 2 Years of Secondary School in the Netherlands’’

A

Geen significante verschillen tussen versnelde en niet-versnelde kinderen

31
Q

Benoem de kritiekpunten over het onderzoek van Hoogeveen et al.

(onderzoek naar zelfconcept en sociale status van versnelde vs niet-versnelde leerlingen in de eerste 2 jaar van de middelbare school)

A
  • Artikel is gebaseerd op zelfrapportages
  • Vooroordelen van leraren of leeftijdsgenoten voor begaafde kinderen kan ervoor zorgen dat de sociale status van begaafde kinderen minder wordt.
  • Je kan niks zeggen over hoe het welzijn van versnelde leerlingen is t.o.v leeftijdsgenoten (die dus niet versneld zijn), je kan enkel iets zeggen over het welzijn van versnelde leerlingen –> want ze worden vergeleken met de nieuwe klasgenoten, die dus ouder zijn.