Probleem 2: Young and digital Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

wat zijn de 3 kenmerken van sociale media? (Verduyn et al.)

A
  1. SM hebben persoonlijk profiel die constant wordt aangepast/geupdate door zichzelf, andere of 3e partijen (hoe ze zich voelen, fotos van zichzelf, reacties van anderen etc)
  2. De lijst met vrienden die iemand heeft moet open zijn om gezien te worden door anderen.
  3. De sites moeten met regelmaat geupdate worden zodat nieuwe informatie gezien kan worden door anderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de bevindingen van de cross sectionele onderzoeken in Verduyn et al. over de relatie tussen tijd gebruikt aan sociale media en subjective wellbeing?

A

Verschillende resultaten gevonden, de ene vindt positief / de andere vindt negatieve gevolgen voor wellbeing. Beeld is genuanceerder : een studie vond dat social media positief was wanneer het werd gebruikt om relaties te onderhouden, maar negatief voor welzijn wanneer iemand er nieuwe relaties mee probeert aan te gaan.

Negatieve feedback zorgt voor negatief effect op wellbeing. Positieve feedback zorgt voor positief effect op wellbeing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de bevindingen van de longitudinale onderzoeken in Verduyn et al. over de relatie tussen tijd gebruikt aan sociale media en subjective wellbeing?

A

Onderzoek toonde aan dat naarmate mensen meer facebook gebruikte, ze zich slechter gingen voelen. Werd gemeten door 2 weken te rapporteren hoe ze zich voelden en hoeveel facebook ze gebruikten. Andersom werd er geen relatie gevonden: dit impliceert dat facebook effect heeft op het subjectieve welzijn. Deze longitudinale studies boden bewijs voor de causale relatie tussen social media en subjectief welzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de bevindingen van de experimentele onderzoeken in Verduyn et al. over de relatie tussen tijd gebruikt aan sociale media en subjective wellbeing?

A

2 condities: 1) 1 week geen facebook gebruiken & 2) 1 week facebook gebruiken zoals gewoonlijk. Resultaten toonden aan dat de mensen zonder facebook gebruik een significant hoger welzijn hadden, zowel cognitief als affectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was de conclusie over de relatie tussen social media gebruik en wellbeing van Verduyn et al.?

A

Sociale media gebruiken zorgt dus voor een afname in cognitief en affectief welzijn. Echter, er moet een nuance gemaakt worden omdat er verschillende vormen zijn hoe sociale media gebruikt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke verschillende manieren zijn er om sociale media te gebruiken ?

A

Actief: Gaat over het actief gebruiken van sociale media: foto’s plaatsen, communicatie, status updaten etc.

Passief: Gaat over het monitoren van andermans leven, consumeren van informatie zonder zelf iets te doen  Scrollen door profielen, filmpjes en foto’s bekijken etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat waren de conclusies van Verduyn et al. over de relatie tussen verschillende manieren van sociaal media gebruik (passief en actief) en subjective wellbeing?

Side note: De conclusie over alle 3 de studie designs: cross-sectioneel, longitudinaal en experimenteel.

A

Passief gebruik is duidelijk gecorreleerd met afnames in affectief subjectief welzijn

Actief gebruik moet meer onderzocht worden, kan niet duidelijk gezegd worden of het een positief effect heeft op iemand zijn welzijn. Daarnaast; passief gebruik van facebook komt vaker voor dan actief gebruik op facebook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan de positieve relatie tussen social media gebruik en wellbeing verklaard worden? (Verduyn et al.)

A
  1. Sociaal kapitaal vergroten door middel van SM
  2. Sociale vergelijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de 2 soorten van sociaal kapitaal (verduyn et al.)

A
  1. Bridging:
    Toegang hebben tot nieuwe informatie, toegang hebben tot meerdere perspectieven en gevoel deel uit te maken van een grotere gemeenschap. Voornamelijk bestaat deze vorm van kapitaal uit zwakke banden of kennissen.
  2. Bonding:
    Het krijgen van emotionele steun, gezelschap. Vaak afkomstig uit goede vrienden en familie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat waren de conclusies over het actief gebruiken van sociale media

A

Actief gebruik van facebook verhoogd gevoel van verbondenheid, hogere gevoelens van verbindend sociaal kapitaal en lager gevoel van eenzaamheid.

er wordt gedacht dat positieve effect op wellbeing gemodereerd wordt door het effect dat actief gebruik van SM heeft op sociale verbinding: Actief sociale media –> Meer sociale verbondenheid –> hogere wellbeing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan de negatieve relatie tussen sociale media en wellbeing verklaard worden volgens Verdyun et al.

A
  1. Sociale vergelijking:
    Hierin bestaat opwaartse (iemand anders als beter zien dan jezelf) en neerwaartse vergelijking (iemand anders als slechter zien dan jezelf).
  2. Afgunst (envy)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat waren de conclusies van Verduyn et al. over de negatieve relatie tussen passief gebruik van SM en wellbeing?

side note: Samenvatting van de resultaten van de cross-sectionele, longitudinale en experimentele designs

A
  • Passief gebruik van SM kan afgunst stimuleren.
  • Wanneer mensen zich vergelijken met succesvollere/aantrekkelijkere, dit verlaagd wellbeing (opwaartse vergelijking) en verhoogd afgunst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de ‘‘zelfversterkende afgunstspiraal’’ volgens Verduyn et al.?

A

Afgunst kan ineffectieve copingsstijlen activeren: Zelfversterkende strategieën: Voorbeeld:
Iemand post mooie vakantie foto’s, daarom post jij even mooie vakantie foto’s, vervolgens post de ander weer mooiere foto’s enzovoorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar focust het artikel van Verduyn et al. zich op ? Hoe wijkt dit af van het artikel van George & Odgers?

A

Het focust zich specifiek op de tijd die wordt gespendeerd aan SOCIALE MEDIA.

Bij George & Odgers wordt gefocust op de tijd die wordt besteed aan ONLINE ZIJN (videogamen, sociale media, video’s kijken etc).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor soort studie is het artikel van George & Odgers? Waar focussen ze zich op? Beschrijf het artikel.

A

Het is een systematische review (subjectief). In dit artikel worden 7 angsten besproken die ouders hebben over de effecten van mobiel telefoon gebruik (online zijn). Deze angsten zijn verkregen uit enquêtes. De focus van de studie ligt bij participanten tussen de 12-20 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg de angst ‘‘angst voor met wie hun kinderen praten online en wat voor info ze delen’’ uit en geef aan wat George & Odgers hier over schrijven

A

Dit komt sterk overeen met hoe kinderen zich offline gedragen. De content van de communicatie is vaak positief/neutraal. Sexting komt meer voor wanneer leeftijd toeneemt.

Al met al is de angst dus redelijk ongegrond/niet nodig.

17
Q

leg angst 3 ‘‘angst voor dat sociale vaardigheden en vriendschappen worden verstoord’’ uit en geef aan wat George & Odgers hier over schrijven.

side note: gebruik de ‘‘rich get richer hypothese’’

A

Kinderen met sterke sociale relaties zijn meer geneigd om online te communiceren met deze vrienden, waarna ze weer een hogere waardering geven aan deze vriendschap, wat zorgt voor meer sociale verbondenheid –> verhoogt welzijn.

al met al is de angst dus ongegrond/onnodig.

18
Q

leg angst 2 ‘‘angst voor cyberpesten’’ uit en geef aan wat George & Odgers hier over schrijven.

A
  • Kinderen die offline pesten, zullen dat ook vaker online doen. Kinderen die offline gepest worden, zullen online ook vaker gepest worden.
  • Cyberbullying komt minder vaak voor dan ‘‘offline’’ pesten.
  • Ondanks dat mobiele technologie gebruikers toeneemt, neemt het cyberpesten niet toe.

al met al is de angst ongegrond/onnodig.

19
Q

leg angst 4 ‘‘angst voor kloof tussen ouders en kind’’ uit en geef aan wat George & Odgers hier over schrijven.

A
  • als beide digitale technologie gebruiken kan dit de relatie bevorderen
  • Kinderen die ouders vaker bellen rapporteren een hogere gezinscohesie.
  • In gezinnen met veel conflicten, kan veel contact juist negatief werken.
20
Q

leg angst 5 ‘‘Angst voor schade aan (Zelf)identiteit van adolescenten’’ uit en geef aan wat George & Odgers hier over schrijven.

A

Meeste onderzoek laat zien dat er een aanzienelijke overlap is tussen hoe mensen zich offline gedragen vs hoe mensen zich online gedragen (deze komen veel overeen). Dit geldt echter niet voor mensen met een andere geaardheid dan heteroseksueel.

Echter, er is nog weinig bekend over wat het digitale archief (alles wat iemand online deelt wordt opgeslagen) voor langetermijn effecten heeft.

21
Q

leg angst 6 ‘‘angst voor verminderde cognitieve prestaties’’ uit en geef aan wat George & Odgers hier over schrijven.

A

veel digitaal gedrag → minder prestaties (maar dit komt voornamelijk door het multitasken, niet door het gebruik van technologie)

Te weinig onderzoek naar neurologische effecten en naar adolcenten.

22
Q

leg angst 7 ‘‘angst voor verminderde slaap en slechtere kwaliteit van slaap’’ uit en geef aan wat George & Odgers hier over schrijven.

A

Er is inderdaad veel slaapgebrek gevonden. Hier zijn een aantal verklaringen voor:
1. Online zijn vervangt je slaaptijd
2. Online zijn zorgt voor emotionele arousal, waardoor je niet in slaap valt.
3. Blauw licht van het scherm verstoort melatonine systeem.

23
Q

Wat is het doel van het onderzoek van Przybylski & Weinstein?

A

Onderzoeken hoe schermtijd gekoppeld is aan je mentale welzijn.

24
Q

wat stelt de Displacement theory (beschreven in Przybylski & Weinstein?)

A

stelt dat iedere moment dat besteed wordt aan beeldschermen een negatief effect heeft. Deze momenten zouden vervangen kunnen worden door iets te ondernemen wat meer bevredigend is.

25
Q

wat stelt de ‘‘Digital Goldilock Hypthese’’? (beschreven in Przybylski & Weinstein?)

A

Deze theorie stelt matig gebruik van technologie geen schadelijke gevolgen heeft en dat het zelf positief kan werken, het kan helpen om meer verbonden te zijn.

Theorie stelt ook dat overmatig gebruik inderdaad alternatieve activiteiten (zoals socializen of buitenspelen, of andere sociale activiteiten) kan storen, en dus schadelijk kan zijn.

26
Q

hoe hebben Przybylski & Weinstein hun onderzoeksvraag getest? (Methode)

A

onderzoeksvraag: ‘‘Onderzoeken hoe schermtijd gekoppeld is aan je mentale welzijn’’

getest door meer dan 120.000 participanten van 15 jaar uit de UK vragenlijsten te laten invullen over deze 2 variabelen.

Schermtijd werd onderverdeeld in: films kijken, videogames spelen, computer gebruiken of online met vrienden chatten(telefoon).

27
Q

Hoe generaliseerbaar zijn de resultaten van Przybylski & Weinstein en waarom?

A

Niet heel erg generaliseerbaar. Aangezien ze allemaal 15 waren en uit de UK kwamen.

28
Q

Wat laten de exploratieve analyses van het onderzoek van Przybylski & Weinstein zien?

A

Jongens spelen meer videogames. Meiden besteden meer tijd aan hun smartphone, computer of kijken van video’s.

In het weekend is de schermtijd meer/langer.

29
Q

Wat zijn de resultaten van de bevestigende analyse van Przybylski & Weinstein?

A

De confirmatory analysis laat zien dat mentaal welzijn daadwerkelijk afhangt van de mate waarin het beeldscherm gebruikt wordt. Er wordt een kwadratische lijn gevonden, waarin de lijn eerst toeneemt en daarna daalt.

Dit biedt ondersteuning voor de Goldilocks Hypothese.

30
Q

Wat is het doel van het onderzoek van Vannucci et al. ?

A

Wordt gekeken naar de relatie tussen de tijd die wordt gespendeerd aan sociale media en angstklachten

31
Q

Met welke methode werd de onderzoeksvraag van Vannucci et al. onderzocht?

A

door middel van vragenlijsten. Dit was dus een single studie met een cross-sectioneel design.

32
Q

Wat waren de resultaten van de single studie van vannucci et al. ?

A

Tijd die wordt doorgebracht op sociale media was significant gerelateerd met angstklachten, tot klinische angstklachten toe.

33
Q

wat zijn de beperkingen van het onderzoek van vannucci et al?

A

Geen causaal verband vast te stellen, aangezien gebruik is gemaakt van een correlationeel onderzoek design.

Gebruik van zelfrapportages kan betrouwbaarheid aantasten

Sociale media kan op meer manieren gemeten worden dan louter de tijd die er aan besteed wordt.