Probleem 3: Welcome in the classroom Flashcards
Ruijs en Peetsma (2009) hielden een onderzoek over de effecten van inclusieve educatie op kinderen met & zonder SEN. Wat was het doel van het onderzoek?
Een overzicht bieden over de academische en sociaal-emotionele effecten van het opnemen van kinderen met milde tot matige speciale onderwijsbehoefte in reguliere scholen op kinderen met EN zonder speciale onderwijsbehoefte
Op welke doelgroep focuste Ruis en Peetsma zich & welke groepen werden uitgesloten? (onderzoek over de effecten van inclusieve educatie op kinderen met & zonder SEN)
Focuste zich op kinderen met milde/matige vorm van SEN.
Kinderen met ernstige vorm van SEN werden uitgesloten uit de studie.
Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen met SEN Volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (academische effecten)
Meeste studies vinden dat prestatie verbeterd wanneer studenten met een milde/matige beperking in een reguliere klas worden gezet. Maar een enkel aantal studies vonden negatieve effecten op de prestatie van kinderen met speciale onderwijsbehoefte in reguliere klassen. Het lijkt er op dat ze beter presteren in reguliere klassen.
Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen met SEN Volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (Sociaal-emotionele effecten)
Er valt hier geen duidelijke conclusie te trekken. De positieve resultaten maakten niet gebruik van een controlegroep. De resultaten van de geanalyseerde studies is zeer gemengd. De een vond positieve effecten, de andere negatieve effecten en de andere neutrale effecten.
Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen zonder SEN, volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (academische effecten)
Gemengde bevindingen maken het lastig een conclusie te trekken.
Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen zonder SEN, volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (sociaal-emotionele effecten)
Weinig onderzoek op dit gebied beschikbaar. De studies die wel beschikbaar zijn, vinden meestal een positief, neutraal of gemengd effect –> weinig studies vinden negatieve effecten. De algemene stelling hierover is dus positief volgens Ruijs en Peetsma
Wat zijn de kanttekeningen bij het onderzoek van Ruijs en Peetsma (2009) over de effecten op academisch en sociaal-emotioneel niveau van inclusieve educatie op kinderen met & zonder SEN?
- Sommige studies hadden geen controle groep.
- Er zijn veel verschillende vormen van inclusie binnen de geanalyseerde studies
- Sommige klassen hadden aanvullende ondersteuning in de klas (kinderen zonder SEN kunnen hiervan profiteren)
- Differentiële effect: Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoog/laag presterende kinderen, terwijl dat wel zou moeten gebeuren (laag-presterende kinderen zonder SEN hebben meer baat bij inclusief onderwijs)
De boer et al voerden een onderzoek uit naar de peer acceptatie en vriendschappen van studenten met SEN. Wat waren de Kind-gerelateerde variabelen?
uiterlijk, socio-economische status, cognitief vermogen, agressie en terugtrekking
De boer et al voerden een onderzoek uit naar de peer acceptatie en vriendschappen van studenten met SEN. Wat waren de peer-gerelateerde variabelen?
peer acceptatie, vriendschappen en geslacht
De boer et al voerden een onderzoek uit naar de peer acceptatie en vriendschappen van studenten met SEN. Wat waren de klas-gerelateerde variabelen?
materialen en leraar-assistentie
De resultaten van de boer et al. over hun onderzoek naar peer acceptatie en vriendschappen binnen kinderen met SEN werd onderverdeeld tussen jongens en meisjes. Benoem het effect en geef de reden van deze verdeling.
Het effect komt door geslacht. Geslacht schijnt een significante variabele te zijn voor peer acceptatie en vriendschappen. Kinderen hadden vrijwel nooit (minder dan 5%) een vriend met een SEN van het andere geslacht.
Omdat zo weinig kinderen een vriend(in) met SEN van het andere geslacht hadden, werden jongens en meisjes apart beoordeeld.
Wat waren de resultaten van de jongens over peer acceptatie en vriendschappen, beschreven door de boer et al?
- Er waren geen individuele variabelen die een significant effect hadden op peer acceptatie/vriendschappen.
- Jongens met SEN worden meer geaccepteerd in klassen met meer jongens dan meisjes
- Jongen met SEN hadden significiant minder vrienden/werden minder geaccepteerd in klassen met leraar assistentie.
Wat waren de resultaten van de meisjes over peer acceptatie en vriendschappen, beschreven door de boer et al?
- Meisjes met SEN die sociale problemen in de klas vertonen, werden significant minder geaccepteerd
- meisjes met SEN worden significant meer geaccepteerd door andere meisjes als die een positieve houding hebben t.o.v SEN. (let op: dit geldt niet voor de jongens, die laten hun beslissing meer van de groep afhangen).
Wat waren de beperkingen van het onderzoek van De Boer et al. naar peer acceptatie en vriendschappen bij kinderen met SEN ?
- Gedragsproblemen = minder peer-acceptatie & minder peeracceptatie = gedragsproblemen. De richting van deze relatie is niet duidelijk (correlationeel, niet causaal).
- Andere betrokkenen (leraren, ouders) zijn niet meegenomen in dit onderzoek.
- Lastig om resultaten te generaliseren naar andere soorten leerbeperkingen vanwege kleine steekproef en enkel ADHD/ASD.
Maakt het type leerbeperking (ADHD of ASD) dat een kind heeft uit in de mate waarin hij/zij geaccepteerd wordt? (Volgens De Boer et al. )
Nee. Dit effect wordt NIET gevonden. Type leerbeperking is GEEN indicatie om afgewezen te worden