Probleem 3: Welcome in the classroom Flashcards

1
Q

Ruijs en Peetsma (2009) hielden een onderzoek over de effecten van inclusieve educatie op kinderen met & zonder SEN. Wat was het doel van het onderzoek?

A

Een overzicht bieden over de academische en sociaal-emotionele effecten van het opnemen van kinderen met milde tot matige speciale onderwijsbehoefte in reguliere scholen op kinderen met EN zonder speciale onderwijsbehoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke doelgroep focuste Ruis en Peetsma zich & welke groepen werden uitgesloten? (onderzoek over de effecten van inclusieve educatie op kinderen met & zonder SEN)

A

Focuste zich op kinderen met milde/matige vorm van SEN.

Kinderen met ernstige vorm van SEN werden uitgesloten uit de studie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen met SEN Volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (academische effecten)

A

Meeste studies vinden dat prestatie verbeterd wanneer studenten met een milde/matige beperking in een reguliere klas worden gezet. Maar een enkel aantal studies vonden negatieve effecten op de prestatie van kinderen met speciale onderwijsbehoefte in reguliere klassen. Het lijkt er op dat ze beter presteren in reguliere klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen met SEN Volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (Sociaal-emotionele effecten)

A

Er valt hier geen duidelijke conclusie te trekken. De positieve resultaten maakten niet gebruik van een controlegroep. De resultaten van de geanalyseerde studies is zeer gemengd. De een vond positieve effecten, de andere negatieve effecten en de andere neutrale effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen zonder SEN, volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (academische effecten)

A

Gemengde bevindingen maken het lastig een conclusie te trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat waren de bevindingen over de effecten van inclusion education op kinderen zonder SEN, volgens Ruijs en Peetsma (2009)? (sociaal-emotionele effecten)

A

Weinig onderzoek op dit gebied beschikbaar. De studies die wel beschikbaar zijn, vinden meestal een positief, neutraal of gemengd effect –> weinig studies vinden negatieve effecten. De algemene stelling hierover is dus positief volgens Ruijs en Peetsma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kanttekeningen bij het onderzoek van Ruijs en Peetsma (2009) over de effecten op academisch en sociaal-emotioneel niveau van inclusieve educatie op kinderen met & zonder SEN?

A
  • Sommige studies hadden geen controle groep.
  • Er zijn veel verschillende vormen van inclusie binnen de geanalyseerde studies
  • Sommige klassen hadden aanvullende ondersteuning in de klas (kinderen zonder SEN kunnen hiervan profiteren)
  • Differentiële effect: Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoog/laag presterende kinderen, terwijl dat wel zou moeten gebeuren (laag-presterende kinderen zonder SEN hebben meer baat bij inclusief onderwijs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De boer et al voerden een onderzoek uit naar de peer acceptatie en vriendschappen van studenten met SEN. Wat waren de Kind-gerelateerde variabelen?

A

uiterlijk, socio-economische status, cognitief vermogen, agressie en terugtrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De boer et al voerden een onderzoek uit naar de peer acceptatie en vriendschappen van studenten met SEN. Wat waren de peer-gerelateerde variabelen?

A

peer acceptatie, vriendschappen en geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De boer et al voerden een onderzoek uit naar de peer acceptatie en vriendschappen van studenten met SEN. Wat waren de klas-gerelateerde variabelen?

A

materialen en leraar-assistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De resultaten van de boer et al. over hun onderzoek naar peer acceptatie en vriendschappen binnen kinderen met SEN werd onderverdeeld tussen jongens en meisjes. Benoem het effect en geef de reden van deze verdeling.

A

Het effect komt door geslacht. Geslacht schijnt een significante variabele te zijn voor peer acceptatie en vriendschappen. Kinderen hadden vrijwel nooit (minder dan 5%) een vriend met een SEN van het andere geslacht.

Omdat zo weinig kinderen een vriend(in) met SEN van het andere geslacht hadden, werden jongens en meisjes apart beoordeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat waren de resultaten van de jongens over peer acceptatie en vriendschappen, beschreven door de boer et al?

A
  • Er waren geen individuele variabelen die een significant effect hadden op peer acceptatie/vriendschappen.
  • Jongens met SEN worden meer geaccepteerd in klassen met meer jongens dan meisjes
  • Jongen met SEN hadden significiant minder vrienden/werden minder geaccepteerd in klassen met leraar assistentie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat waren de resultaten van de meisjes over peer acceptatie en vriendschappen, beschreven door de boer et al?

A
  • Meisjes met SEN die sociale problemen in de klas vertonen, werden significant minder geaccepteerd
  • meisjes met SEN worden significant meer geaccepteerd door andere meisjes als die een positieve houding hebben t.o.v SEN. (let op: dit geldt niet voor de jongens, die laten hun beslissing meer van de groep afhangen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat waren de beperkingen van het onderzoek van De Boer et al. naar peer acceptatie en vriendschappen bij kinderen met SEN ?

A
  • Gedragsproblemen = minder peer-acceptatie & minder peeracceptatie = gedragsproblemen. De richting van deze relatie is niet duidelijk (correlationeel, niet causaal).
  • Andere betrokkenen (leraren, ouders) zijn niet meegenomen in dit onderzoek.
  • Lastig om resultaten te generaliseren naar andere soorten leerbeperkingen vanwege kleine steekproef en enkel ADHD/ASD.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maakt het type leerbeperking (ADHD of ASD) dat een kind heeft uit in de mate waarin hij/zij geaccepteerd wordt? (Volgens De Boer et al. )

A

Nee. Dit effect wordt NIET gevonden. Type leerbeperking is GEEN indicatie om afgewezen te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg het principe uit de individuele houding T.O.V SEN voor meisjes significant gerelateerd is aan peer acceptatie, en de groepshouding niet. Terwijl dit voor jongens precies andersom is (De boer et al. )

A

Deze resultaten kunnen verklaard worden door verschillende motivaties tussen jongens en meisjes. Meisjes zijn meer intrinsiek/persoonlijk gemotiveerd, terwijl jongens de acceptatie sneller laten afhangen van de groep.

17
Q

Wat was het doel van het onderzoek van Garotte et al. over social participation?

A

Uitzoeken welk type schoolgerichte interventie de sociale participatie van leerlingen met leerbeperkingen, in reguliere klassen, kan bevorderen.

18
Q

op welke doelgroep focuste Garotte et al. zich in het onderzoek naar mogelijke interventies om sociale participatie te verhogen bij kinderen met SEN ?

A

alle kinderen met IEDERE vorm van een leerbeperking op de kleuterschool of de basisschool.

19
Q

wat zijn de 4 kenmerken/eigenschappen van sociale participatie?

A

o Acceptatie van leerlingen met leerbeperkingen
o Het idee hebben dat je daadwerkelijk geaccepteerd wordt door je klasgenoten
o Positieve sociale interacties moeten aanwezig zijn
o Sociale relaties/vriendschappen bestaan tussen kinderen met en zonder SEN.

20
Q

Welk artikel was meer systematisch en waarom? Het artikel van Garotte et al. of het artikel van Ruijs en Peetsma?

A

Garotte et al. is meer systematisch.

Omdat: de methode is meer afgebakend en kent strengere inclusion/exclusion criteria.

21
Q

wat waren de 3 mogelijke interventies om sociale participatie te verhogen, die zijn onderzocht bij Garotte et al. ?

A
  • Aanleren van interactiestrategieën
  • Groepsactiviteiten interventies (2 soorten: Academische context en Sociale context)
  • Training van paraprofessionals om interactie tussen de kinderen met SEN en kinderen zonder SEN te bevorderen
22
Q

Wat waren de resultaten met betrekking tot ‘‘Aanleren van interactiestrategieën’’ in het onderzoek van Garotte et al?

A

o Bijna alle interventies die interactiestrategieën aan ‘’normale’’ leerlingen aanleerden, vonden een positief effect op sociale interacties tussen normale kinderen en kinderen met SEN. Dit effect was generaliseerbaar en bleef bestaan nadat trainingen afgelopen waren.

o 3 studies vonden positieve effecten van interactiestrategieën op de sociale acceptatie van leerlingen met SEN.

23
Q

Wat waren de resultaten met betrekking tot ‘’- Groepsactiviteiten interventies (2 soorten: Academische context en Sociale context)’’ in het onderzoek van Garotte et al?

A

o Implementatie van groepsactiviteiten in een academische context had een positief effect op de sociale interactie en sociale acceptatie van kinderen met SEN + positief effect op academische prestaties van beide leerlingen.

24
Q

Wat waren de resultaten met betrekking tot ‘‘Training van paraprofessionals om interactie tussen de kinderen met SEN en kinderen zonder SEN te bevorderen ‘’ in het onderzoek van Garotte et al?

A

Het trainen van leraren om interactie te bevorderen toonde een gemiddeld tot groot, positief en significant effect aan.

25
Q

wat waren de beperkingen aan het onderzoek van Garotte et al. naar de interventies die de sociale interactie en sociale participatie kunnen verhogen ?

A
  • Definitie van ‘’sociale participatie’’ van Koster et al. Is gebruikt. Sommige studies gebruiken een andere definitie waardoor het mogelijk is dat interessante artikelen niet zijn meegenomen in dit onderzoek vanwege de inclusion criteria.
  • Inclusiecriteria van kinderen met SEN werd niet altijd gedetailleerd geschreven, waardoor het lastig was om alle relevante artikelen te verzamelen.
  • Resultaten zijn niet representatief voor leerlingen met SEN als geheel en sociale participatie in het algemeen  voornamelijk kinderen met ASD opgenomen in de review