probleem 1: dual-store model of memory Flashcards
Geheugen
soms wordt dit gebruikt om te verwijzen naar een proces dat informatie opslaat voor een bepaalde periode. Dan is het bijna een synoniem voor ‘leren’, maar dan met meer nadruk op het vermogen om de informatie later terug te halen. Maar het kan ook gebruikt worden om te verwijzen naar een bepaald deel van het menselijk geheugensysteem waar de verworven informatie is opgeslagen (zoals werkgeheugen of langetermijngeheugen). Plek voor je herinneringen.
Opslag:
het proces van nieuwe informatie in het geheugen opslaan.
Encoding
het vervormen van informatie zodat de informatie makkelijker wordt opgeslagen, dit kan verschillende vormen aannemen:
o Vorm veranderen. BV: de code van een combinatieslot is 15-12-99, ik leerde de eerste twee getallen (15 en 12) als de dag en maand van mijn verjaardag. Numerieke informatie is veranderd in een verbale vorm.
o Nieuwe informatie toevoegen. BV: nieuwe info linken aan bestaande kennis.
o Nieuwe informatie vereenvoudigen. BV: je kunt je wellicht herinneren dat ik mijn verjaardag heb vermeld, maar je herinnert de échte datum niet. Moeilijke info makkelijker maken
Ophalen (retrieval)
het proces waarbij mensen informatie ‘vinden’ die ze voorgaand hebben opgeslagen. BV: ik hoop dat je midden-december kan ophalen/herinneren dat ik jarig ben.
Dual-store model of memory
Psycholoog William James (1890) 3 componenten van herinnering: after-image, primaire memory en secundaire memory.
Psychologen Atkinson en Shiffrin gingen hier mee door: dual-store model.
Nadruk: werkgeheugen en langetermijngeheugen zijn aparte geheugens. Er zijn 3 componenten: sensorisch register, werkgeheugen en langetermijngeheugen. Deze zijn niet 3 aparte plekken, maar 3 verschillende soorten processen.
Er wordt gekeken naar verschillende controleprocessen, dat zijn cognitieve processen die het functioneren van het geheugen beïnvloeden.
Sensorisch register
Alle signalen en input van buitenaf komt hier terecht → info komt binnen, maar is nog niet verwerkt. Het houdt de inkomende informatie lang genoeg vast om voorlopige cognitieve verwerking te ondergaan. VB: je bent aan het dagdromen in de klas en ineens krijg je de beurt, dan kan je vaak alleen de laatste paar woorden nog herinneringen.
Kenmerken sensorisch register
Kenmerken
Capaciteit: groot, veel info kan binnenkomen.
Vormen van opslag: info vasthouden, geen encoding. Visuele info wordt visueel opgeslagen, auditieve info wordt auditief opgeslagen (opgeslagen in de vorm hoe het binnenkomt) nieuwe info overschrijft oude info.
Duur: info blijft voor korte duur in sensorisch register. Meestal paar seconde, dan gaat het door naar het werkgeheugen. Het verschilt per soort info auditief soms langer, dan visueel.
Verklaring waarom info niet lang blijft hangen:
- Interference: nieuwe info overschrijft oude info. Info komt op zelfde plaats binnen als dat het verwerkt wordt, daarna gaat belangrijke info (meteen) naar werkgeheugen en overige info wordt weggegooid.
- Audio: bij ambiguïteit van zin, eerste paar woorden nog nodig voor begrijpen zin, vb: I scream for ice cream.
Van sensory register naar working memory –> aandacht
- Aandacht → belangrijk, zo kan het goed opgeslagen worden
VB: passief/actief luisteren
Factoren: - Beweging: valt sneller op
- Grootte: groter iets valt meer op
- Intensiteit: bijvoorbeeld heel fel, hard geluid
- Nieuwigheid: nieuwe info die je nog niet kent/ongebruikelijk is
- Incongruentie: niet logisch in context
- Social cues: je volgt anderen, iedereen kijkt ergens naar zelf ook kijken.
- Emotie: intentie/ emotie-geladen woorden
Zorgen voor aandacht, maar niet voor lang vasthouden. - Persoonlijk betekenis: iets bijv. interessant vinden, zo meer aandacht & ook lang vasthouden.
van sensory naar working memory –> cocktail party
Cocktail party fenomeen: je kan je maar op 1 ding tegelijk focussen, de rest negeer je (onbewust). Auditieve info vaak gelinkt aan een filter: een luisteraar gebruikt fysieke kenmerken om een boodschap te selecteren net zoals een radio doet met frequentie (nog niet precies bewezen). Aandacht is een gefocust cognitief proces is van specifieke aspecten in de omgeving (combi: automatische respons, conscious control en learning).
van sensory naar working memory –> figure-ground en limited processing capacity
Figure-ground (Peter-Paul): wanneer mensen gefocust zijn op de details van een object (figure) kunnen ze niet andere dingen daaromheen zien (ground). (peter-paul globet)
Hoe kun je dan bvb rijden en praten tergelijk?
Limited processing capacity: het aantal stimuli die (een deel van) aandacht kunnen krijgen hangt af van hoeveel cognitieve processen (verwerking) nodig zijn voor elke stimulus. Vb: tijdens rijles moeite met gesprek voeren, want veel cognitieve processen zijn nodig voor focus op rijden.
Over algemeen zijn mensen niet goed in multitasken Aandacht heeft dus een limiet.
Werkgeheugen
Ook wel korte-termijn geheugen. Het is een mechanisme dat informatie voor een korte periode vasthoudt als het cognitief verwerkt moet worden. Bij het werkgeheugen komt actief denken (cognitief processing) voor als een vorm van ‘bewustzijn’. Het bevat informatie dat vanuit de sensory register komt dat aandacht nodig heeft. Info opslaan voor langere tijd en verdere verwerking.
central executive: sub component van werkgeheugen. Dit controleert en monitort de doorstroom en gebruik van informatie van het geheugen. Het is het denkdeel van je geheugen.
effortful control: Hoe effectief iemand in dit proces is.
kenmerken werkgeheugen
Capaciteit: gelimiteerd. Gemiddeld kunnen er 7 ± 2 eenheden onthouden worden. Chunking: combineren van delen info zorgt ervoor dat je iets meer info kan onthouden. Nu wss 3 - 5 betekenisvolle dingen onthouden ipv ‘simpele’ cijferreeks. De capaciteit verschilt per persoon.
Vormen van opslag: groot deel van info is gecodeerd in auditieve vorm, vooral als het gebaseerd is op taal. Werkgeheugen heeft veel manieren om info te coderen in andere vormen:
- Visuospartial sketchpad: visuele en ruimtelijke info
- Phonological loop: auditieve en verbale info. Constant herhalen van info.
- Episodic buffer: info van verschillende input modalities (bovenste 2) en lange termijngeheugen wordt geïntegreerd tot een globale betekenis/representatie.
Duur: korte duur, ongeveer 30 seconden. Deel van de info gaat weg of wordt vervangen door nieuwe input.
controle systeem werkgeheugen
Bij belangrijke processen zoals leren, denken en gedrag speelt het werkgeheugen een belangrijke rol. Er zijn drie processen die effect hebben op het functioneren van het werkgeheugen:
* Organisatie: wanneer er een bepaalde structuur in informatie zit, is dit voordelig voor het werkgeheugen. Vb: 518934276 lastig te onthouden. Wanneer je digits: 518-934-276 onthoudt = makkelijker. Of door bepaalde betekenis te geven aan nummer/ ritme of melodie.
* Ophalen: info ophalen uit werkgeheugen is vaak redelijk makkelijk en gaat automatisch. Het hangt af van hoeveel info er in het werkgeheugen zit.
* Onthouden (maintenance rehearsal): vb: dingen hardop voor jezelf zeggen, zodat je het niet vergeet. Het zorgt ervoor dat je info opslaat tijdens het proces van vergeten. Wanneer rehearsal niet mogelijk is, gaat info vaak weg. Gebeurt vaker bij volwassenen dan kinderen. Er zit een limiet aan hoe veel je hiermee kan blijven onthouden.
Info verplaatsen van werkgeheugen naar langetermijngeheugen
Verdere verwerking van info is nodig om het te verplaatsen. Deze verwerking bevat het combineren van nieuwe info met bestaande info. Dit vindt plaats in het werkgeheugen, maar omdat deze maar bepaalde hvh info kan bevatten gaat dit proces langzaam en veel info gaat verloren.
Langetermijngeheugen
nieuwe kennis wordt samengevoegd met huidige kennis. Dit wordt gedaan in de vorm van schema’s: een cognitieve constructie die het mogelijk maakt dat vele elementen van info worden samengevoegd tot 1 enkel element.
Het langetermijngeheugen is het meest complexe component in het geheugensysteem.
Bevat:
- Declaratieve kennis: hoe dingen zijn, waren of zullen zijn. Je kan het uitleggen echt kennis. (meeste)
- Procedurele kennis: hoe dingen te doen/ toepassen. Je weet hoe je het moet doen lastig uit te leggen, zoals fietsen.