Politique Flashcards

1
Q

Le sondage

A

De peiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

L’impôt

A

De belasting (en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Le gouvernement

A

De regering (en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

La décision

A

De beslissing (en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

La société

A

De samenleving (en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

La communauté

A

De gemeenschap (pen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Le soin

A

De zorg (en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Le travail

A

De arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Importer

A

Importeren (importeerde, heeft geïmporteerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Partir, s’en aller

A

verdwijnen (verdween, is verdwenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

L’enseignement

A

Het onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

L’Indépendance

A

De onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

L’élection

A

de verkiezing(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Le siège

A

De zetel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

répartir les sièges

A

zetels verdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

la circonscription électorale

A

de kieskring(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voter

A

stemmen ( stemde, heeft gestemd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Expliquer

A

uitleggen ( legde uit, heeft uitgelegd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Découvrir

A

ontdekken ( ontdekte, heeft ontdekt)

20
Q

Le député

A

de parlementslid-parlementsleden

21
Q

le vote

A

de stem

22
Q

La démocratie

A

de democratie

23
Q

La démission

A

Het onslag

24
Q

Le budget

A

De begroting

25
Q

Dépasser le budget

A

De begroting overschrijden

26
Q

Het opstellen van de begroting wordt een lastig proces

A

L’élaboration du budget est en train de devenir un processus difficile

27
Q

Liesbeth Van Impe over de nieuwe peiling: “De peiling biedt een zekerheid, het wordt na 9 juni aartsmoeilijk”

A

Liesbeth Van Impe sur le nouveau sondage: «le sondage offre une certitude, ce sera très difficile après le 9h juin»

28
Q

Regering bereikt akkoord: geen hogere belasting op fossiele bedrijfswagens

A

Le gouvernement parvient à un accord: pas d’augmentation de la taxe sur les voitures de sociétés fossiles

29
Q

Verkiezingen: hoe willen Franstalige partijen gezondheidszorg financieren?

A

Elections: comment les partis francophones veulent-ils financer les soins de santé?

30
Q

Tom Van Grieken aan trans
jongen Bee: “Wij geloven niet dat gender bestaat”

A

Tom Van Grieken aux trans
Boy Bee : “Nous ne croyons pas que le genre existe”.

31
Q

Vanavond gaat Tom Van Grieken in
‘Eerste keus’ in gesprek met Bee.
Bee werd geboren in het lichaam van een meisje, maar identificeert zich nu als man.

A

Tonight in
‘First Choice’ in conversation with Bee.
Bee was born in a girl’s body, but now identifies as a man.

32
Q

twijfelen aan / twijfelen over (twijfelde
getwijfeld)

A

Douter

33
Q

La réforme

A

De hervorming

34
Q

Mort prématurée

A

Een vroeggeboorte of

35
Q

Problèmes cardiaques

A

Hartproblemen

36
Q

De klimaatverandering

A

Le changement climatique

37
Q

Sous-estimer

A

Onderschatten (onderschatte, heeft onderschat)

38
Q

Avertir

A

Waarschuwen (waarschuwde, heeft gewaarschuwd)

39
Q

Enceinte, femmes enceintes

A

Zwanger, zwangere vrouwen

40
Q

Paraître

A

Klinken (klonk, heeft geklonken)

41
Q

Kwestbaar

A

Fragile/ vulnérable

42
Q

Kwestbaar

A

Fragile/ vulnérable

43
Q

Waarschuwing

A

Avertissement/ mise en garde

44
Q

De hittegolf (-golven)

A

La vague de chaleur

45
Q

Duurzaam

A

Durable