Alimentation Flashcards
J’ai faim
Ik heb honger
” soif
” dorst
Les heures de repas
De maaltijdsuren*
Le petit déjeuner
Het ontbijt
La pause café
De koffiepauze/break
Le déjeuner
Het middagmaal
Le goûter
Het vieruurtje
Le souper
Het avondmaal
J’aimerais manger quelque chose
Ik zou graag iets willen eten
” boire “
” drinken
Les spécialités locales
De plaatselijke specialiteiten
Le plat du jour svp
De dagschotel aub
Une entrée
De voorschotel
Le plat principal
De hoofdschotel
Le dessert
Het dessert
Une cuillère
Een lepel
Une fourchette
Een vork
Un couteau
Een mes*
Une assiette
Een bord*
Une soucoupe
Een schotel
Que me recommandez-vous ?
Wat raadt U mij/me aan?
Je suis au régime
Ik ben op dieet
Sans graisse
Vetloos/Zonder vet(ten)*
Du sel
Zout*
Du poivre
Peper
Du sucre
Suiker
Du jus d’orange
Oranjesap*
Une tranche de citron
Een snede citroen