PD.1 - Epilepsie Flashcards

1
Q

wat is kenmerkend voor een epileptisch insult?

A

ALTIJD:
Motorische verschijnselen
a) enkelvoudig: trekkingen, schokken, verstijven, knipperen, smakken, nystagmus
b) complex: automatische handelingen, hypermotor gedrag

HET LIEFST ALTIJD
a) autonome verschijnselen: verkleuren, zweten, hartslag, AF
b) postictale verschijnselen: vermoeidheid, uitval

ZO MOGELIJK
- sensorische verschijnselen: geluid, beelden, smaak, geur, tintelingen
- emotionele verschijnselen
- cognitieve verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het syndroom van Dravet?

A

Epilepsie syndroom

DEE = developmental and epileptic encephalopathy
SMEI = severe myoclonic epilepsy of infancy

DOOR: pathogene mutatie in SCN1A-gen –> Na-kanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn verschijnselen bij Dravet?

A
  • motorisch langzamere ontwikkeling
  • problemen met evenwicht: kan verergeren als bijwerkingen medicatie
  • vroege epilepsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de pathofysiologie van Dravet?

A

Na-kanalen: SCN1A, SCN2A, SCN8A

Mutatie in:
1. SCN1A
a) Gain of function: GEFS+ = gegeneraliseerde epilepsie met febrile seizures) of migraine
b) Loss of function: DEE = Dravet

  1. SCN2A
    a) Gain of function: DEE of episodische ataxie
    b) Loss of function: autism, intellectuele beperkingen, DEE
  2. SCN8A
    a) Gain of function: DEE
    b) Loss of function: autisme, intellectuele beperkingen

Mutaties kunnen over verschillende gebieden van het gen (en dus over de hele lengte van het Na kanaal)

Gain of function: makkelijke depolarisatie –> versnelde afgifte AP –> kans op epilepsie

Loss of function: Na-kanalen van remmende interneuronen –> niet voldoende inhibitie om excitatie tegen te gaan –> abnormaal hoogfrequent vuurgedrag –> epilepsie

Meestal hoe erger de mutatie hoe erger het syndroom

MAAR: hoeft dus niet per se te uiten als epilepsie bvb door compenserende factoren zoals andere kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een epileptisch insult? hoe vaak komt het voor?

A

Het tijdelijk optreden van symptomen door synchrone of abnormale excessieve neurale activiteit in de hersenen

= stuip = convulsie = insult

50 per 100 000 per jaar –> 5% ooit een insult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer stellen we de diagnose epileptisch insult?

A
  1. ≥ 2 niet geprovoceerde (of reflexmatige) aanvallen met een interval van > 24h
  2. Een niet geprovoceerde (of reflexmatige) aanval met een hoog herhalingsrisico (> 60% in 10 jaar)
  3. Een niet geprovoceerde (of reflexmatige) aanval waarbij de diagnose epilepsiesyndroom kan worden gesteld

Provocaties:
- koorts
- onttrekking aan alcohol of slaapmiddelen
- slaapdeprivatie
- beroerte
- tumor
- infectie
- lichtflitsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de DD van een epileptisch insult?

A
  • vasovagale collaps
  • cardiale syncope (vaak liggend)
  • POTS
  • metabool of intox
  • psychogeen
  • kataplexie: acute verslapping skeletspieren maar ZONDER bewustzijnsverlies
  • acuut symptomatisch; bvb door trauma, beroerte, onttrekking, of infectie

DD bij kinderen
- inslaap myoclonieen: korte onvrijwillige samentrekking van de spieren
- autostimulatie: repeterende bewegingen omdat het een fijn gevoel is
- breath holding spell of reflex anoxic seizure: adem inhouden waardoor bewustzijnsverlies
- tonic upgaze of childhood: omhoog draaien van de ogen
- tics: willekeurige bewegingen die plots beginnen maar wel tegengehouden kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is kenmerkend voor epilepsie?

A
  • lichtflitsen
  • aura: geur, smaak, déjà vu
  • meer dan 20 schokken, enkele minuten
  • hoofddraai
  • postictale klachten
  • verstijven
  • bleek, misselijk, zweten
  • cyanose
  • ogen open
  • laterale tongbeet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is kenmerkend voor een psychogeen probleem?

A
  • ogen dichtknijpen
  • bekken bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is kenmerkend voor orthostatische syncope?

A
  • staand
  • slap vallen
  • < 10 schokken < 15 sec
  • pijn in nek of schouders
  • tongbeet: punt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is kenmerkend voor een cardiaal probleem?

A
  • liggend
  • tijdens inspanning
  • plotse schrik
  • cardiale klachten
  • cyanose
  • ogen open
  • slap vallen
  • < 10 schokken in < 15 sec
  • pijn in nek/schouders
  • tongbeet: punt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is kenmerkend voor een reflex?

A
  • staand
  • door mictie, hoesten, pijn, angst
  • na maaltijd
  • na inspanning
  • bleek, misselijk, zweten
  • slap vallen
  • < 10 schokken in < 15 sec
  • pijn in nek en schouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke groepen kunnen we aanvallen indelen?

A
  1. Focale aanvallen
  2. Gegeneraliseerde aanvallen
  3. absence
  4. Atonische aanvallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn focale aanvallen?

A

in een focaal gebied in de hersenen wordt de epileptische activiteit gegenereerd –> locatie bepaalt symptomen bvb schokje door activiteit in motorische schors

  • aanvallen vaak typisch: geen subtypen
  • beschreven: aura, motorische verschijnselen, passend EEG
  • AO om focale laesie te vinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn Gegeneraliseerde aanvallen?

A
  • Verschillende presentatie
  • Primair gegeneraliseerd tonisch-clonisch insult
    a) bewustzijnsverlies zonder aura
    b) tonische fase: verkramping spieren romp, extremiteiten
  • kort
  • niet doorademen
  • larynxverkramping (kan lijden tot een schreeuw)
  • kaakspierverkramping tot tongbeet
  • bekkenbodem verkramping tot incontinentie
    c) hierna clonische fase met schokken of trekkingen voor 2-3 min
    d) post-ictaal is men verward, suf, spierpijn en hoofdpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is kenmerkend voor absences?

A

Niet convulsieve gegeneraliseerde vorm (minder gevaarlijk)

  • korte momenten van afwezigheid en staren
  • abrupt begin en eind
  • geringe motorische activiteit
  • ogen knippen en de onderzoek of handen kunnen trillen
  • amnesie
  • persoon gaat na afloop meteen weer door met bezigheden
  • is uit te lokken met hyperventilatie
  • bijzondere vorm: ooglid myoclonieen
17
Q

wat is kenmerkend voor atonische aanvallen?

A
  • ineens slap worden en in elkaar zakken
  • korts
  • men kan erna weer opstaan
  • kan heftig zijn omdat slecht terecht komen met evt breuk
  • kinderen groeien er vaak NIET overheen
18
Q

wat zijn de opties voor een focale aanval?

A
  1. Gewaarwording
    - intact
    - verminderd
  2. Motorisch begin:
    - automatisme: smakken, friemelen
    - hyperkinetisch: fietsbewegingen
    - clonisch
    - tonisch
    - atoon
    - epileptische spasmen: salaamkrampen = bekampte arm en knikkend hoofd
    - myoclonisch
  3. niet motorisch begin
    - autonoom: bleek, zweten, misselijk
    - cognitief: stoppen midden in verhaal
    - emotioneel: lachen, huilen
    - gedragsonderbreking
    - sensorisch: tintelingen
  4. focaal naar bilateraal tonisch clonisch
19
Q

wat zijn de opties voor een gegeneraliseerd insult?

A
  1. Motorisch
    - tonisch
    - clonisch
    - tonisch-clonisch
    - myoclonisch
    - atoon
    - myoclonisch-atoon
    - myoclonisch-tonisch-clonisch
    - epileptische spasmen
  2. Niet motorisch (absence)
    - typisch
    - atypisch
    - myoclonisch
    - ooglid myoclonieen (knipperen)
20
Q

wat is de diagnostiek van epilepsie?

A

DIAGNOSE: aanvallen en klachten

  1. EEG: epileptiforme afwijkingen
    - Helpt bij classificeren epilepsiesyndroom
    - Bepalen of aanval epileptisch is (tijdens de aanval) –> dus niet achteraf!
    - herhalingsrisico bepalen
    LET OP: diagnose niet stellen obv EEG!
    a) Sens: Bij epilepsie 40-50% kans dat deze bij een 1e EEG gevonden wordt
    b) Spec: Een afwijkend EEG komt ook voor bij 1% van de gezonde schoolkinderen, 0,5% gezonde jongvolwassnen, 3-5% kinderen met ontwikkelingsachterstand/autisme/migraine/ADHD
  2. MRI (> CT)
    - vergelijken met EEG
    - Sens: afhankelijk vaardigheden radioloog (specialisatie op epilepsie)
    - meestal niet Kkleine dysplasie uit te sluiten
    - NIET: bij kinderen met epilepsiesyndroom
21
Q

wat is het herhalingsrisico van een insult?

A
  • na een insult icm afwijkende EEG: 80%
  • 2 normale EEG’s: < 15%
22
Q

wat is de behandeling van epilepsie?

A

anti-epileptica adhv herhalingsrisico

23
Q

wat lijkt op een epileptische aanval maar is het niet?

A

Koortsstuip

Wie: 6 mnd - 6jr bij koorts > 38 gr
En kinderen hebben GEEN epilepsie (anders is het een epileptische aanval uitgelokt door koorts)

Herhalingsrisico: 30%
Als 2x dan 50%

Behandeling:
- PCM of anti-epileptica hebben geen zin
- noodmedicatie
a) rectaal diazepam
b) mida neusspray
Kan gegeven worden bij een volgende aanval ivm kleine risico dat wel epileptische aanval is wat levensbedreigend kan worden