OZT 8 minimaal invasief Flashcards

1
Q

4 verschillende vormen van minimaal invasieve chirurgie(4)?

A

1) Arthroscopie
2) Thoracoscopie
3) Laparoscopie
4) Endoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Minimaal invasieve chirurgie kent een aantal voordelen(7)?

A

1) Minder grote incisie.
2) Minder groot bloedverlies.
3) Minder wondinfectie.
4) Kleinere kans op longontsteking.
5) Sneller herstel.
6) Minder lang verblijf in het ziekenhuis.
7) Minder pijn rondom de operatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een open en een gesloten introductie?

A

Open; wordt er een maanvormige incisie gemaakt.
Gesloten; gebeurt met behulp van een veressnaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Veelgebruikte materialen voor de entree en insufflatie zijn(7)?

A

1) Verres-naald
2) Hybride en Hasson-trocarts
3) Radially-expanding trocarts
4) TriPort-trocarts
5) Ballontrocarts
6) Blunt-tiptrocarts
7) Shieldtrocarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Complicaties bij entree laparoscopie(4)?

A

1) Letsel darmen en bloedvaten
2) Gasembolie
3) Uitgebreide preperitoneale insufflatie
4) uitgebreide extraperitoneale insufflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Complicatie bij verwijderen trocarts(3)?

A

1) Door negatieve druk een poortherniatie
2) Buikwandbloeding
3) Intra-abdominaal letsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het punt van Palmer?

A

Verwijst naar een toegangslocatie die wordt gebruikt voor het inbrengen van de eerste trocart tijdens laparoscopische ingrepen. Deze toegang wordt meestal net onder de ribbenboog links op de buik geplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benodigde apparatuur bij laparoscopie(5)?

A

1) Camera en cameraversterker
2) Optiek (0, 12, 30, 45, 70, 90, 120 graden)
3) Optiek (starre of flexibele)
4) Insufflator
5) Lichtbron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Middelen om werkruimte te creëren bij laparoscopie(2)?

A

1) Gas
2) Irrigatievloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Laparoscopisch instrument bestaat uit(3)?

A

1) Isolatiehuls
2) Instrument insert
3) Handvat met of zonder crémaillière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voor een standaard laparoscopie gelden in het algemeen dat de volgende snoeren uitgelegd dienen te worden(5)?

A

1) Camerasnoer
2) Lichtsnoer
3) Co2 slang
4) Spoel/zuig
5) Diathermisch snoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aandachtspunten laparoscopische ingreep tijdens het instrumenteren en assisteren(11)?

A

1) Begeleid instrumenten tot in de trocart.
2) Begeleid instrumenten uit de trocart.
3) Reinig instrumenten na gebruik en geef ze dus schoon aan.
4) Heb een vaste hand tijdens het assisteren tijdens het camera gebruik.
5) Houdt de horizon van de camera recht.
6) Weet hoe je moet in en uit zoomen met je camera.
7) Beweeg rustig.
8) Behoud het overzicht.
9) Weet de toepassing van de diverse laparoscopische instrumenten.
10) Weet de afmetingen van de trocarts en de instrumenten en disposables.
11) Maak onderscheid op je tafel tussen knippen en pakkende instrumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Juist/onjuist; de veiligste introductie methode is de open?

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Juist/onjuist; de belangrijkste keuze om te kiezen voor een
bepaalde introductie is de aangeleerde techniek?

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk gas wordt gebruikt bij laparoscopieën en thoracoscopieën?

A

CO2 (koolstofdioxide)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk irrigatievloeistof wordt gebruikt om een zekere spanning te verkrijgen tussen de optiek en het slijmvlies waardoor er zicht ontstaat(4)?

A

1) Glycine
2) Glucose 5%
3) Sorbitol
4) Fysiologisch zout (NaCl 0,9%)

17
Q

Er zijn belangrijke eisen waaraan irrigatievloeistof moet voldoen(6)?

A

1) De vloeistof moet steriel zijn.
2) De vloeistof moet helder zijn, geen deeltjes of neerslag.
3) Afhankelijk van de toepassing moet de vloeistof isotoon zijn.
4) De vloeistof moet pyrogeenvrij zijn.
5) De vloeistof mag geen hemolytisch effect hebben.
6) De vloeistof dient op lichaamstemperatuur of verwarmd toegediend te worden. (tussen de 37 en 42 graden). Een uitzondering hierop zijn veelal de artroscopieen.