OKC 1,3 decubitus & tiltechnieken Flashcards
Waar treedt decubitus meestal op?
Meestal ter hoogte van een botuitsteeksel, waar de druk- en schuifkracht op de huid het grootst is.
Wat is decubitus?
Decubitus is een gelokaliseerde beschadiging van de huid en/of onderliggend weefsel.
Welke 3 risicofactoren voor decubitus zijn er?
1) Bedlegerig/ stoel gebonden
2) Gevoelsverlies
3) Slechte alghele conditie
Wat houdt decibutus categorie 1 in?
Niet-wegdrukbare roodheid bij een intacte huid.
Wat houdt decibutus categorie 2 in?
Verlies van een deel van de huidlaag of blaar waarbij er een vaak oppervlakkige, rode of roze wond is ontstaan en hoeft niet altijd een wond te zijn.
Wat houdt decibutus categorie 3 in?
Verlies van een volledige huidlaag (vet zichtbaar) necrose tot in subcutis.
Wat houdt decibutus categorie 4 in?
De volledige weefsellaag verdwijnt en je ziet vaak bot, pezen of spieren blootliggen.
In de Arbowet staan normen en kaders voor belasting, welke zijn dit(7)?
1) Niet meer tillen dan 23 kg in ideale omstandigheden
2) Niet meer trekken/duwen dan 15 kg per hand, of 25 kg per twee handen
3) Niet meer trekken dan 5 kg wanneer de kracht uit de vingers komt
4) Niet langer dan 1 minuut met gedraaide of meer dan 30gr gebogen romp
5) Niet langer dan 4 minuten in een statisch belastende houding
6) Niet meer dan 20 kg duwen of trekken bij het in beweging zetten en niet meer dan 10 kg bij het in beweging houden van materieel
7) Afspraken rond het gebruik van tilliften individueel vastleggen in het zorgdossier
Bij het veilig verplaatsen van zorgvragers hanteert de ergonomie de volgende principes(7)?
1) Maak contact met de zorgvrager en nodig uit om mee te doen
2) Houd de zorgvrager zo dicht mogelijk bij je.
3) Houd de zorgvrager recht voor je.
4) Voorkom draaiing van je romp; werk zo veel mogelijk met een rechte romp.
5) Bouw de kracht rustig op in plaats van explosief.
6) Gebruik bij hangen of leunen zo veel mogelijk je lichaamsgewicht.
7) Werk bij duwen of leunen met gestrekte arm, rechte rug en gebruik kracht uit de benen.
Hoeveel en welke mobiliteitsklasses zijn er?
A) Vrijwel zelfstandig.
B) Mobiliteit wel-, transfers/ADL niet-zelfstandig.
C) Mobiliteit beperkt, transfers/ADL niet-zelfstandig.
D) Niet zelfstandig, zeer beperkt actief.
E) Niet zelfstandig, niet actief.