OKC 7 Scheikunde Flashcards
Wat is een molecuul?
Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof dat nog de chemische eigenschappen van de stof bezit.
3 stadia van een stof zijn?
1) Vaste stof
2) Vloeistof
3) Gas
Eigenschappen van een vaste stof zijn?
Behoudt zijn vorm en hij niet of nauwelijks samendrukbaar is.
Voor de moleculen van een vaste stof geldt(4)?
1) Ze trillen op een vaste plek bij elkaar.
2) Ze zijn regelmatig gerangschikt.
3) Ze trekken elkaar sterk aan (molecuulbindingen).
4) Hun onderliggende tussenruimte is klein.
Eigenschappen van een vloeistof zijn?
Dat het geen vaste vorm heeft, de vorm hangt namelijk af van de vorm van het vat waar het in zit. Een vloeistof is ook niet of nauwelijks samendrukbaar.
Voor de moleculen van een vloeistof geldt(3)?
1) Ze bewegen door elkaar heen.
2) Ze trekken elkaar minder sterk aan.
3) Hun onderliggende tussenruimte is klein.
Eigenschappen van een gas zijn?
Geen vaste vorm heeft, de vorm wordt bepaald door de ruimte waar het in zit. Een gas is wel samendrukbaar.
Voor de moleculen van een gas geldt(3)?
1) Ze bewegen snel door elkaar heen.
2) Ze trekken elkaar bijna niet meer aan.
3) Hun onderlinge ruimte is groot.
De 6 verschillende faseovergangen zijn?
1) Smelten: van vast naar vloeibaar;
2) Stollen (bevriezen): van vloeibaar naar vast;
3) Verdampen: van vloeibaar naar gasvormig;
4) Condenseren: van gasvormig naar vloeibaar;
5) Sublimeren (vervluchtigen): van vast naar gasvormig;
6) Rijpen/vervasten: van gasvormig naar vast.
Chemisch symbool; koolstof?
C
Chemisch symbool; Stikstof
N
Chemisch symbool; chloor?
CI
Chemisch symbool; zwavel?
S
Chemisch symbool; Natrium
Na
Chemisch symbool; ijzer?
Fe