OZT 7 Instrumentenleer Flashcards

1
Q

Elk instrument krijgt op den duur te maken met kwaliteitsverlies. Er kunnen globaal 3 inspecties uitgevoerd worden?

A

1) Visuele inspectie
2) Inspectie op de loop van het instrument (droog gebruiken)
3) Inspectie kwaliteitsverlies gebruikersdoel (functionaliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Visuele inspectie instrumenten(6)?

A

1) Verkleuringen:
2) Corrosie
3) Slijtage
4) Vervormingen
5) Bramen: Missende stukjes metaal of haakjes.
6) Breuken: Vaak een metaalfout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als operatieassistent kan jij ook je bijdrage leveren aan de levensduur van instrumenten door wat te doen(8)?

A

1) Vervang een instrument wanneer het niet aan de eisen voldoet
2) Geef het juiste instrument bij het juiste doel
3) Sluit de crémaillière van een klem in de eerste stand. Het verder sluiten geeft een hoge kracht in de bek en het slot van het instrument.
4) Maak instrumenten schoon per- en postoperatief
5) Leg de instrumenten terug in de juiste inlay van het instrumentennet
6) Gooi niet met instrumenten
7) Laat instrumenten niet buiten het set uitsteken
8) Voorzie kwetsbaar instrumentarium van een hoesje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Instrument; wat reiken we bovenhands aan?

A

Alle scherpe instrumenten en instrumenten waar je aan kunt blijven haken (pincetten ook)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Instrument; Wat reiken we onderhands aan?

A

Alle overige instrumenten en een geladen naaldvoerder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekend het begrip forehand?

A

Dat je de standaard instrumenteer regels voor normaal gebruik hanteert t.o.v. de dominante hand van de operateur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekend het begrip backhand?

A

Dat de arts het instrument andersom aangereikt wilt krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Heelkundige begrip; aanhaken?

A

Weefsel met een instrument naar je toe halen of af houden en op spanning houden of bescherming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Heelkundige begrip; adapteren?

A

De weefsellagen tegen elkaar aanleggen. Dit kan met behulp van twee pincetten, hechting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Heelkundige begrip; doorsteken?

A

Met naald en draad door het weefsel steken en de hechtdraad knopen, zodat het weefsel /bloedvat afgebonden wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heelkundige begrip; incideren?

A

Het maken van een snede / het insnijden met een mesje in bv de huid, abces, orgaan, cyste.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heelkundige begrip; klieven?

A

Splijten van weefsel, splijten, in plaats van snijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Heelkundige begrip; ligeren?

A

Afbinden met een hechtdraad zonder naald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heelkundige begrip; onderbinden?

A

Afbinden van een weefselstructuur met een hechtdraad zonder naald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Heelkundige begrip; prepareren?

A

Het vrijmaken / vrijleggen van weefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Heelkundige begrip; skeletteren?

A

Het preparaat ontdoen van zijn vaatvoorziening en weefsels. Het kaal maken van de structuur.

17
Q

Heelkundige begrip; teugelen?

A

Een structuur (bijv. vat of zenuw) m.b.v. een rubber bandje / touwtje omsingelen ter identificatie en of bescherming.

18
Q

Heelkundige begrip; weduwe?

A

Losse naald.

19
Q

Heelkundige begrip; zweepje?

A

Klem en losse hechtdraad (zonder naald).

20
Q

Instrumentenleer; lichaamsdelen(8)?

A

1) Armen
2) Benen
3) Bek
4) Hals
5) Kop
6) Knie
7) Lichaam
8) Ogen