Overig Flashcards

1
Q

Wat is het effect van NSAID’s op lisinopril en losartan

A

NSAID’s kunnen het diuretische effect verminderen en het risico op nierschade verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom moet je voorzichtig zijn met NSAID’s en acenocoumarol?

A

NSAID’s verhogen het risico op bloedingen door remming van bloedplaatjesaggregatie en maagschade. (versterking werking acenocoumarol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke interactie hebben NSAID’s met furosemide?

A

NSAID’s kunnen het diuretische effect verminderen en het risico op nierschade verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom kan tramadol gevaarlijk zijn in combinatie met paroxetine?

A

Het verhoogt het risico op serotoninesyndroom (agitatie, hypertensie, hyperthermie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet naloxon bij opiaten?

A

Naloxon blokkeert de werking van opiaten en wordt gebruikt bij een overdosis of om obstipatie te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt omeprazol vaak voorgeschreven bij NSAID-gebruik?

A

Omeprazol beschermt de maag tegen schade en vermindert het risico op maagzweren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom verhoogt prednison het risico op bloedingen bij gebruik van trombocytenaggregatieremmers?

A

Prednison irriteert het maagslijmvlies, wat het risico op maagbloedingen vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van paroxetine op trombocytenaggregatieremmers?

A

Paroxetine verhoogt het risico op bloedingen (vooral gastro-intestinaal) doordat het de functie van bloedplaatjes beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom kan co-trimoxazol gevaarlijk zijn bij gebruik van acenocoumarol?

A

Co-trimoxazol remt de afbraak van acenocoumarol, wat het bloedingsrisico verhoogt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe beïnvloedt carbamazepine de werking van coumarinederivaten?

A

Carbamazepine versnelt de afbraak van coumarines, waardoor hun effect vermindert en het tromboserisico stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom wordt protamine gebruikt bij heparinegebruik?

A

Protamine neutraliseert de werking van heparine en wordt gebruikt bij een overdosis of bloeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe beïnvloedt co-trimoxazol de werking van DOAC’s?

A

Co-trimoxazol verhoogt de bloedspiegels van DOAC’s, waardoor het risico op bloedingen toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt vitamine K bij een overdosis coumarinederivaten?

A

Vitamine K vermindert het effect van coumarines en wordt gebruikt als antidotum bij overdosering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom kan carbamazepine de effectiviteit van DOAC’s verminderen?

A

Carbamazepine versnelt de afbraak van DOAC’s, waardoor hun werking afneemt en het risico op trombose stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke CYP-remmer verhoogt het bloedingsrisico bij acenocoumarol?

A

Co-trimoxazol remt CYP2C9, wat leidt tot verhoogde bloedspiegels van acenocoumarol en een verhoogd bloedingsrisico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kan paroxetine de effectiviteit van clopidogrel verminderen?

A

Paroxetine remt CYP2D6 en kan indirect CYP2C19 beïnvloeden, waardoor de omzetting van clopidogrel naar zijn actieve vorm vermindert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke anti-epilepticum verlaagt de werking van DOAC’s?

A

Carbamazepine induceert CYP3A4, versnelt de afbraak van DOAC’s en vermindert hun effectiviteit.

18
Q

Waarom verhoogt carbamazepine het risico op trombose bij gebruik van acenocoumarol?

A

Carbamazepine induceert CYP2C9 en CYP3A4, versnelt de afbraak van acenocoumarol en verlaagt het antistollingseffect.

19
Q

Waarom kan paroxetine het effect van metoprolol versterken?

A

Paroxetine remt CYP2D6, waardoor de afbraak van metoprolol vertraagt en de bloedspiegel stijgt. Dit kan leiden tot een versterkte bloeddrukdaling en bradycardie

20
Q

Welke interactie hebben thiazide-diuretica met SSRI’s?

A

Beide middelen kunnen hyponatriëmie veroorzaken, wat het risico op ernstige natriumtekorten vergroot.

21
Q

Waarom kunnen NSAID’s het effect van diuretica verminderen?

A

NSAID’s veroorzaken natrium- en vochtretentie, waardoor het diuretische effect van lis- en thiazidediuretica afneemt.

22
Q

Waarom moet verapamil voorzichtig worden gecombineerd met digoxine?

A

Verapamil remt P-glycoproteïne (P-gp), waardoor de uitscheiding van digoxine vermindert en de bloedspiegels stijgen. Dit verhoogt het risico op toxiciteit.

23
Q

Welke CYP-enzymen zijn betrokken bij de afbraak van losartan?

A

Losartan wordt afgebroken door CYP2C9 en in mindere mate door CYP3A4. Remmers van CYP2C9 (zoals fluconazol) kunnen de bloedspiegels verhogen, terwijl inductoren (zoals rifampicine) de werking kunnen verminderen.

24
Q

Waarom kan de combinatie van een ACE-remmer en spironolacton gevaarlijk zijn?

A

Beide middelen verhogen de kaliumspiegel, wat kan leiden tot hyperkaliëmie met risico op hartritmestoornissen.

25
Waarom kunnen NSAID’s zoals diclofenac het effect van ACE-remmers verminderen?
NSAID’s remmen prostaglandinesynthese, wat leidt tot vasoconstrictie en vochtretentie. Hierdoor wordt het bloeddrukverlagende effect van ACE-remmers verminderd.
26
Wat gebeurt er bij gelijktijdig gebruik van een kaliumsparend diureticum (spironolacton) en een ACE-remmer (enalapril)?
Beide middelen verhogen de kaliumspiegel, wat kan leiden tot ernstige hyperkaliëmie en hartritmestoornissen.
27
Waarom moet je oppassen met de combinatie van lisdiuretica (furosemide) en SSRI’s (paroxetine)?
SSRI’s kunnen hyponatriëmie veroorzaken via SIADH (inadequate ADH-secretie), terwijl lisdiuretica natrium verliezen. Dit kan leiden tot ernstige hyponatriëmie.
28
Waarom kunnen calciumantagonisten (nifedipine, amlodipine) en SSRI’s (paroxetine) samen hypotensie veroorzaken?
Beide middelen hebben een bloeddrukverlagend effect, wat het risico op duizeligheid en flauwvallen vergroot.
29
Wat is de interactie tussen lisdiuretica (furosemide) en NSAID’s (diclofenac)?
NSAID’s veroorzaken natrium- en waterretentie, wat het diuretische effect van furosemide vermindert en de bloeddruk kan verhogen.
30
Waarom kunnen CYP3A4-remmers zoals ketoconazol de werking van calciumantagonisten (verapamil, nifedipine) versterken?
Deze calciumantagonisten worden door CYP3A4 afgebroken. Remming van dit enzym verhoogt hun bloedspiegels, wat het risico op hypotensie en bijwerkingen vergroot.
31
Wat gebeurt er als een patiënt metoprolol en paroxetine gebruikt?
Paroxetine remt CYP2D6, waardoor de afbraak van metoprolol vertraagt. Dit kan leiden tot versterkte bradycardie en hypotensie.
32
Waarom kunnen diuretica (thiaziden en lisdiuretica) digoxinetoxiciteit verergeren?
Diuretica kunnen hypokaliëmie veroorzaken, wat de gevoeligheid voor digoxine vergroot en het risico op hartritmestoornissen verhoogt.
33
Waarom moeten patiënten die losartan gebruiken voorzichtig zijn met CYP2C9-remmers zoals fluconazol?
Losartan wordt afgebroken door CYP2C9. Remming van dit enzym verhoogt de bloedspiegel van losartan en versterkt het bloeddrukverlagende effect.
34
Waarom moeten CYP3A4-inductoren zoals carbamazepine voorzichtig worden gecombineerd met nifedipine?
Carbamazepine versnelt de afbraak van nifedipine via CYP3A4, waardoor de bloedspiegel daalt en het bloeddrukverlagende effect vermindert.
35
Waarom moet je digoxine en spironolacton niet zomaar combineren?
Spironolacton kan de renale klaring van digoxine verminderen, waardoor de bloedspiegel van digoxine stijgt en het risico op toxiciteit toeneemt.
36
Wat is het effect van de combinatie van nitraten en calciumantagonisten?
Beide middelen verlagen de bloeddruk door vaatverwijding, wat kan leiden tot ernstige hypotensie en duizeligheid.
37
Waarom vergroot propranolol het risico op hypoglykemie bij gebruik van SU-derivaten?
Propranolol remt CYP2C9, het enzym dat SU-derivaten afbreekt. Dit kan de bloedspiegel van SU-derivaten verhogen en het risico op hypoglykemie vergroten.
38
Welke interactie kan optreden tussen insuline en bètablokkers?
Bètablokkers verminderen de waarschuwingssignalen van hypoglykemie (zoals trillen en hartkloppingen), waardoor patiënten een lage bloedsuiker minder snel opmerken.
39
Waarom kan de combinatie van tricyclische antidepressiva (TCA’s) en diuretica gevaarlijk zijn?
Beide middelen kunnen orthostatische hypotensie veroorzaken, wat leidt tot duizeligheid en een verhoogd valrisico, vooral bij ouderen.
40
Waarom verhoogt de combinatie van SSRI’s en diuretica het risico op hyponatriëmie?
SSRI’s stimuleren ADH-secretie (SIADH) en diuretica verhogen natriumverlies. Samen kunnen ze ernstige hyponatriëmie veroorzaken.
41
Waarom moet men voorzichtig zijn met de combinatie van SSRI’s en ACE-remmers zoals enalapril?
Beide middelen kunnen hyponatriëmie veroorzaken, wat kan leiden tot zwakte, verwardheid en convulsies.