organisatiecommunicatie: interne communicatie Flashcards

1
Q

kenmerken organisatie:

A
  • groep mensen die taken uitvoeren om een doel te bereiken
  • formele structuur
  • formeel opgericht op een welbepaalde datum
  • doelstellingen
  • verdeelt werk tss individuen en groepen
  • noodzaak aan coördinatie en communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

soorten organisaties

A
  • profit-organisatie: bedrijfseconomische doelstellingen

- non-profit-organisatie: sociale, pol, ecologische doelstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

taakinformatie bestaat uit 4 delen

A
  1. werkinformatie
  2. procesinformatie
  3. commerciële informatie
  4. beslisinformatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

informatie over het primaire proces: 4 soorten informatie

A
  • taakinformatie
  • beheerinformatie: info die ervoor zorgt dat alle activieiten op de juiste moment door de juiste persoon worden gedaan
  • motiverende informatie
  • beleidsinformatie: bevat alle informatie ve organisatie of onderdeel ervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

management by walking around =

A

de manager moet zich als coach opstellen en niet als controleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

def van formele comm volgens Koelman:

A

formele comm is alle communicatie die verloopt langs een vastgelegde communicatiestructuur (Koelman houdt dus alleen rekening met de vorm, niet met de inhoud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

formele comm “via de lijn” =

A

comm via de hiërarchische lijn

  • meestal direct (met ondersteuning media))
  • mondelinge mededeling wordt versterkt
  • voordeel: veel signalen uitzenden + directe feedback
  • nadeel: mogelijke ruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

formele comm “parallel” =

A

iedereen krijgt op dezelfde moment dezelfde info

  • meestal via media of distributiekanalen
  • minder mogelijkheden tot feedback + minder signalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

soorten informele communicatie

A
  • informeel taakgericht afstemmen
  • sociale informatie-uitwisseling (social talk)
  • doelgerichte informele beleidsbeïnvloeding (interne lobbying)
  • het lek (omgekeerde lobbying)
  • wandelgangencircuit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

social talk =

A

uitwisselingen die niet gerelateerd zijn aan de opdracht binnen de organisatie, maar aan interesses van de personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

interne lobbying =

A

het informeel winnen van “steun” voor een bepaald idee of project via informele ontmoetingen of communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

omgekeerde lobbying =

A

het bewust lekken van informatie over ongecontroleerde of onbekrachtigde beleidsplannen met als doel de reacties van de leden vd organisatie te testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het wandergangencircuit =

A

informele communicatie die betrekking heeft op te verwachten beleidsplannen of andere zaken die over de organisatie gaan, nog voor hierover formele informatie beschikbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verticale communicatie =

A

communicatie die via de hiërarchische lijn verloopt (bottom-up en top-down communicatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

horizontale communicatie =

A

communicatie tussen personen die tot hetzelfde niveau behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

centrale positie binnen informeel communicatienetwerk

A

ontvangt en stuurt alle informatie uit (wielstructuur)

17
Q

randfiguur binnen informeel communicatienetwerk

A

heeft zeer gelimiteerd contact met een beperkt aantal mensen

18
Q

bruggenbouwers binnen een informeel communicatienetwerk

A

als lid van een bepaald netwerk ook een positie bekleden in een ander netwerk en zodoende informatie uit die structuur kunnen inbrengen

19
Q

laision binnen een informeel communicatienetwerk

A

behoort niet tot een bepaald netwerk, maar is wel in staat contacten te leggen tussen netwerken, wat hem aanzien verschaft

20
Q

Mintzberg organisatiestructuur: ondernemende structuur

A

= voor kleine, beginnende bedrijven of bedrijven in een turn-around situatie

  • eigenaar = leider vh bedrijf
  • top-down communicatie
  • vrij informele communicatie
  • weinig ruimte voor feedback of bottom-up
21
Q

Mintzberg organisatiestructuur: machinebureaucratie

A

= voor grote, oude bedrijven in de massaproductie

  • veel staforganen die veel macht hebben door grote mate v specialisatie (weinig horizontale comm)
  • veel gestandaardiseerd => regels en normen om kwaliteit te garanderen
  • schriftelijke top-down comm
  • bottom-up geformaliseerd
22
Q

Mintzberg organisatiestructuur: professionele bureaucratie

A

= voor bedrijven met hoge specialisatiegraad vh uitvoerend personeel

  • bestuur, stafafdelingen en administratie= ondersteuning + onderhoud onderlinge relaties
  • nauwelijks top-down
  • elke specialist werkt vrij tov de anderen
  • -> weinig horizontale comm
23
Q

mintzberg organisatiestructuur: divisiestructuur

A

= voor organisatie waarin verder gespecialiseerd word => opsplitsing in divisies met centrale eenheid

  • top-down en bottom-up vooral over financiële zaken
  • rapporten en beleidsplannen
  • veel onderhandelingen over bevoegdheden vd divisies
24
Q

mintzberg organisatiestrucuur: adhocratie

A

= voor organisaties met sterke nood aan innovatie en creativiteit

  • geen duidelijke hiërarchische structuur
  • nieuwe ideeën dmv multidisciplinaire groepen (met informele communicatie)
  • taken vd leiding: nieuw personeel aanstellen ++ sturing lange-termijn werkresultaten
25
Q

4 leiderschapstijlen

A
  1. bevelende stijl: + taak - mens
  2. onderhandelende stijl: + taak + mens
  3. participatieve stijl: - taak + mens
  4. delegerende stijl: - taak - mens