Opgave uit het boek Flashcards
Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[Kr] 4d10 5s2 5p4
Telluur (Te)
Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[Ar] 4s2 3d3
Vanadium (V)
Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[He] 2s2 2p2
Koolstof (C)
Welk element zullen in de grondtoestand de volgende elektronenconfiguratie hebben?
[Xe] 6s2 4f 7
Europium (Eu)
Voor een elektron in een atoom wordt de kwantumtoestand gegeven door de set van vier kwantumgetallen: {n, l, ml , ms}. Geef voor de volgende sets aan of het een kwantumtoestand weergeeft of niet. Als de set niet voldoet als kwantumtoestand, geef dan aan waarom niet.
a {4, 2, –1, ½}
b {5, 0, –1, ½}
c {4, 4, –1, ½}
a toegestaan
b niet toegestaan want als l = 0, dan moet ml ook 0 zijn
c niet toegestaan want l kan niet even groot zijn als n.
Rangschik de volgende deeltjes naar toenemende ionstraal: S2–, Cl–, P3–
Cl– < S2– < P3– want Cl heeft de hoogste kernlading. De Cl-kern zal dus de elektronenwolk het dichtst naar zich toe trekken, waardoor de straal kleiner wordt
Geef de reactievergelijking voor de volgende vervalreactie
β+-verval van 85B
85B > 84Be + 01e
Geef de reactievergelijking voor de volgende vervalreactie
β–-verval van 6328Ni
6328Ni > 6329Cu + 0-1e
Geef de reactievergelijking voor de volgende vervalreactie:
α-verval van 18579Au
18579Au > 18177Ir + 42He
Voorspel welk deeltje de grootste straal heeft:
Na of K
K, want K bevindt zich in een hogere periode dan Na
Voorspel welk deeltje de grootste straal heeft:
Rb+ of Kr
Kr, want Kr heeft een lagere kernlading dan Rb
Voorspel voor welk deeltje de grootste straal heeft:
Cl– of Ar
Cl–
Voorspel voor welk deeltje de grootste straal heeft:
Cs of Cs+
Cs, want Cs heeft een ‘extra’ orbitaal nodig
Welke straling komt vrij bij de volgende reactie:
128Sn tot 128Sb
β–-straling want: 12850Sn > 12851Sb + 0-1e
Welke straling komt vrij bij de volgende reactie:
228Th tot 224Ra
α-straling want: 22890Th > 22488Ra + 42He
Welke straling komt vrij bij de volgende reactie:
140La tot 140Ba
β+-straling want: 14057La > 14056Ba + 01e
Noem de drie regels van Fajans.
Het covalente bindingskarakter neemt toe
a met afnemende straal en toenemende lading van het positieve ion;
b met toenemende lading en toenemende straal van het negatieve ion;
c voor positieve ionen die geen edelgasconfiguratie hebben, zoals overgangsmetalen, in vergelijking met andere positieve ionen, zoals alkali- en aardalkalimetalen.
Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van:
SCl2
SCl2: aantal valentie-elektronen: 6 + 14 = 20
Vier groepen om zwavel: een verstoorde tetraëder. De ClSCl-hoek is net als in H2O ongeveer 104°
Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van
WCl4
WCl4: aantal valentie-elektronen: 6 + 28 = 34 Vijf groepen om wolfraam: een trigonale bipiramide met het vrije elektronenpaar equatoriaal. De hoeken zijn daardoor iets kleiner dan 90° en 120°
Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van
NOCl
NOCl: aantal valentie-elektronen: 5 + 6 + 7 = 18 Drie groepen om stikstof: een vlakke driehoek. De ONCl-hoek is kleiner dan 120° als gevolg van de afstotende werking van het vrije elektronenpaar
Teken de Lewisformules en bepaal de geometrie (met hoeken) van
ClO-2
ClO−2 : aantal valentie-elektronen 7 + 12 + 1 = 20 Vier groepen om chloor: een verstoorde tetraëder. De formele lading op zuurstof is 1–. De OClO-hoek is evenwel een stuk kleiner dan de tetraëderhoek, namelijk 105°, als gevolg van de afstotende werking van de vrije elektronenparen.
Teken de Lewisformule van ozon (O3). Ga na of mesomerie kan optreden. Zo ja, geef de grensstructuren.
Zuurstof bevindt zich in de tweede periode van het periodiek systeem en moet volledig beantwoorden aan de octetregel. De laatste structuur is dus fout.
CO is een neutraal ligand, CN– is een negatief geladen ion. Beide reageren via koolstof met het metaalatoom of ion. Teken de Lewisformules.
Een weerballon is gevuld met heliumgas bij 20 °C en 1 atmosfeer. Het volume van de ballon is 250 L. Als de ballon is opgestegen naar een luchtlaag waar de temperatuur –30 °C is, is het volume toegenomen tot 800 L. Bereken de luchtdruk in die luchtlaag.
We hebben argon van 600 atmosfeer en 100 K.
Welke fasen zijn bij deze omstandigheden aanwezig
Uit het fasediagram blijkt dat 100 K, 600 atmosfeer op de smeltlijn ligt. Argon is dus zowel in de vaste als in de vloeibare fase aanwezig.
We hebben argon van 600 atmosfeer en 100 K
Wat gebeurt er als de argon wordt verhit (de druk blijft gelijk)?
De argon zal bij een toename van de temperatuur bij constante druk helemaal vloeibaar worden.
We hebben argon van 600 atmosfeer en 100 K
Beschrijf een procedure om alle argon in gas om te zetten zonder de temperatuur te veranderen.
Om alle argon gasvormig te maken bij dezelfde temperatuur moet de druk worden verlaagd tot beneden de dampdruklijn.
Leg uit welke twee soorten legeringen er zijn. Geef van elke soort een paar voorbeelden.
Er zijn twee soorten legeringen:
– de substitionele legering: hierin is een deel van de metaalatomen in het rooster vervangen door atomen van een ander metaal. Een voorbeeld van een dergelijke legering is brons, een mengsel van koper en tin (zie BINAS, tabel 9);
– de interstitiële legering: hierin is het metaal gemengd met een stof waarvan de deeltjes zo klein zijn, dat ze in de ruimtes tussen de metaalatomen passen. Een voorbeeld hiervan is staal, waarbij de koolstofatomen tussen de ijzeratomen gaan zitten.
IJzer kristalliseert uit in een bcc-structuur. De ionstraal van ijzer in deze structuur is 124 pm.
Leg uit hoeveel ionen ijzer er per eenheidscel zijn.
In de bcc-structuur bevinden zich in de eenheidscel in totaal 2 roosterpunten, dus 2 ijzerionen (namelijk 8 × 1/8 (de hoekpunten) + 1(in het midden van de kubus)).
IJzer kristalliseert uit in een bcc-structuur. De ionstraal van ijzer in deze structuur is 124 pm.
Wat is het coördinatiegetal van ijzer in deze structuur?
De omringing in de bcc-structuur is 8. Elke bol in de bcc-structuur wordt door 8 andere omringd. Het coördinatiegetal is dus 8.
IJzer kristalliseert uit in een bcc-structuur. De ionstraal van ijzer in deze structuur is 124 pm.
Bereken de lengte van de zijde van de eenheidscel.
Voor de bcc-eenheidscel geldt: 3a2 = (4r)2 (zie paragraaf 5.2).
Hieruit volgt: a = 4r /√3
Invullen levert: a = 286 pm
Wat voor soort stoffen zijn de volgende vier stoffen?
BaCl2, SiC, Co en CO
BaCl2 is een zout, SiC een netwerkstof, Co een metaal en CO een moleculaire stof.
BaCl2, SiC, Co en CO
Bariumchloride heeft een smeltpunt van 963 °C en Co smelt bij 1495 °C.
Rangschik de vier stoffen uit onderdeel a naar toenemend smeltpunt.
CO < BaCl2 < Co < SiC
Bereken in welk rooster de volgende zouten zullen uitkristalliseren:
AgCl
Beide zouten kristalliseren uit in een natriumchloridestructuur. Gebruik om dit te berekenen tabel 40A van BINAS en zoek de ionstralen op.
Bereken dan de straalverhouding.
AgCl 126/181 = 0,70
Bereken in welk rooster de volgende zouten zullen uitkristalliseren:
LiH
Beide zouten kristalliseren uit in een natriumchloridestructuur. Gebruik om dit te berekenen tabel 40A van BINAS en zoek de ionstralen op.
Bereken dan de straalverhouding.
LiH 68/154 = 0,44.
In onderstaand figuur staat een eenvoudig (behang)patroon
Leg uit of er in dit patroon sprake is van een translatierooster.
Zijn er symmetrie-elementen?
Er is sprake van een translatierooster omdat een motiefje (een groepje van drie visjes) steeds regelmatig wordt herhaald. Het patroon is opgebouwd door het motiefje steeds over een bepaalde afstand te verschuiven (te transleren) in twee richtingen.
Er zijn geen symmetrie-elementen in het patroon te vinden.