Hoofdstuk 7: Chemische thermodynamica Flashcards

1
Q

Wat houdt de term energie in?

A

Energie is het vermogen om arbeid te verrichten (inclusief warmte te leveren). De SI-eenheid voor energie, arbeid en warmte is de Joule (J).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke verschillende vormen van energy zijn er te onderscheiden?

A

inetische energie, potentiële energie, chemische energie, maar ook elektrische energie, elastische energie, kernenergie en stralingsenergie. In beginsel kunnen alle vormen van energie in elkaar worden omgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom kan er nooit energie verbruikt of geproduceerd worden?

A

Altijd geldt de wet van behoud van energie: er kan geen energie verloren gaan of uit het niets te voorschijn komen. Deze wet houdt in dat er nooit sprake kan zijn van energieverbruik of energieproductie, zoals in het dagelijks leven wel eens wordt gezegd, maar uitsluitend van energieomzettingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de eerste hoofdwet van de thermodynamica?

A

Het principe van de constante hoeveelheid energie is geformuleerd in de eerste hoofdwet van de thermodynamica: In een geïsoleerd systeem is de inwendige energie constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke systemen onderscheiden we in de thermodynamica en wat zijn hun kenmerken?

A

Een open systeem is een systeem dat zowel materie als energie (via warmte en/of arbeid) kan uitwisselen met de omgeving.

– Een gesloten systeem is een systeem dat alleen energie kan uitwisselen met de omgeving.

– Een geïsoleerd systeem is een systeem dat noch materie, noch energie kan uitwisselen met de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de inwendige of interne energie U?

A

Inwendige energie De totale hoeveelheid energie van een systeem noemen we de inwendige of interne energie U. Tot de totale hoeveelheid energie van een systeem rekenen we alle vormen van energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ΔU > 0 is dit proces endo- of exotherm?

A

Het systeem neemt energie op (vanuit de omgeving), dus de inwendige energie van het systeem neemt toe: het proces is endotherm (endo = in).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ΔU < 0 is dit proces endo- of exotherm?

A

Het systeem staat energie af (aan de omgeving), dus de inwendige energie van het systeem neemt af: het proces is exotherm (exo = uit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

We spreken van macroscopisch niveau als we … We spreken van microscopisch (of moleculair) niveau als we …

A

We spreken van macroscopisch niveau als we de waarneembare stof bedoelen, de stof zoals die zich aan ons voordoet. We spreken van microscopisch (of moleculair) niveau als we de stof zien als een enorme verzameling moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is arbeid dat op een systeem wordt verricht positief of negatief? En arbeid die door het systeem wordt verricht?

A

We definiëren arbeid die op het systeem wordt verricht als positief (omdat het systeem hierbij in energie toeneemt: compressie) en arbeid die door het systeem wordt verricht als negatief (omdat het systeem hierbij energie verliest: expansie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Arbeid, die vaak voorkomt bij chemische processen, is volumearbeid bij expansie of compressie.

Wat is hiervan de formule?

A

w = –p ΔV

w (arbeid)

p (druk)

ΔV (verandering in volume)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De inwendige energie van een systeem is ook te veranderen door de temperatuur te veranderen. Als er warmte wordt toegevoerd is q … en als er warmte vrijkomt (het systeem verlaat) is q …

A

De inwendige energie van een systeem is ook te veranderen door de temperatuur te veranderen. Als er warmte wordt toegevoerd is q positief en als er warmte vrijkomt (het systeem verlaat) is q negatief.

q = warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een isochoor proces?

A

Vindt een proces plaats bij constant volume (isochoor proces), dan wordt er geen volumearbeid verricht (ΔV = 0). De verandering van de inwendige energie van het systeem is dan gelijk aan de bij constant volume uitgewisselde warmte, hetgeen we aangeven door q de index V te geven:

qV = ΔU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een isobaar proces?

A

Wanneer een proces verloopt onder constante druk (isobaar proces) geven we de opgenomen of afgegeven warmte aan met de index p bij q. Onder zulke omstandigheden is de verrichte volumearbeid niet nul (ΔV ≠ 0) en de verandering van de inwendige energie van het systeem is dan niet precies gelijk aan de bij constante druk uitgewisselde warmte:

qp = ΔU + p ΔV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke druk wordt er bij de meeste chemische reacties gebruikt?

A

De meeste chemische reacties en processen in het milieu vinden plaats bij constante druk, namelijk bij atmosferische druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is enthalpie en met welk symbool geven we het aan?

A

In de thermodynamica is een speciale grootheid enthalpie met symbool H (H = U + pV) gedefinieerd zodat geldt:

qp = ΔU + p ΔV = ΔH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onder welke omstandigheden worden de ΔH-waarde (enthalpie) meestal opgegeven?

A

ΔH-waarden zijn direct evenredig met de hoeveelheid reactanten en producten en afhankelijk van de druk en de temperatuur. ΔH-waarden worden daarom altijd opgegeven per mol stof voor standaardomstandigheden (p = p0 en T = 298 K).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de verdampingsenthalpie van water in de volgende vergelijking?

CH4 (g) + 2 O2 (g) → CO2 (g) + 2 H2O (l) ΔH0 = − 890,7 kJmol−1

CH4 (g) + 2 O2 (g) → CO2 (g) + 2 H2O (g) ΔH0 = − 802,3 kJmol−1

A

Het verschil in ΔH-waarden voor deze twee reacties is de hoeveelheid energie die nodig is om 2 mol water bij 298 K te verdampen; de verdampingsenthalpie van water is 44,2 kJ mol–1.

19
Q

Zijn de volgende processen endotherm of exotherm?

  • Smelten
  • Verdampen
  • Stollen
  • Rijpen
  • Sublimeren
  • Condenseren
A

. Smelten, verdampen en sublimeren zijn endotherme processen.

Condenseren, stollen en rijpen zijn exotherme processen.

20
Q

De hoeveelheid warmte q, die nodig is om een hoeveelheid stof met massa m een temperatuurstijging ΔT te geven, is:

A

q = m c ΔT

q (warmte)

m (massa)

c (soortelijke warmte)

ΔT (temperatuursstijging)

Bij temperatuurdaling moet uiteraard dezelfde hoeveelheid warmte worden afgevoerd.

21
Q

Wat is de soortelijke warmte van een stof?

A

Aangezien ook de hoeveelheid stof van belang is voor de hoeveelheid warmte per graad temperatuurstijging, of -daling, werken we meestal met de soortelijke warmte (of specifieke warmtecapaciteit) c. Dit is de warmtecapaciteit per kilogram stof in J kg–1 K–1. Dit is een stofeigenschap. In formule:

c = C/m

22
Q

De berekening van de hoeveelheid warmte die nodig is om 1,0 kg water te verwarmen van 20 °C tot het kookpunt. De soortelijke warmte van water is c = 4,18 kJ kg–1 K–1 (zie BINAS-tabel 11). Invullen: q = m c ΔT

A

q = 1,0kg x 4,18 kJ kg-1 K-1 x (100-20) K = 3,4 x 102 kJ

23
Q

Hoeveel m3 aardgas moet je verbranden om 3,4x102 kJ warmte op te wekken? Aardgas heeft een verbrandingsenthalpie ΔH = –31 MJ m–3 (zie BINAStabel 28A).

A

Vaardgas = 0,34 MJ/ 31 MJ m-3 = 0,011 m3 = 11 liter

24
Q

Waaruit bestaat een warmte meter?

A

Een warmtemeter bestaat uit een goed geïsoleerd vat, dat deels is gevuld met water. In een apart vat kan een reactie plaatsvinden. Sommige reacties kunnen in het water zelf plaatsvinden. De energie die daarbij vrijkomt, wordt als warmte afgegeven aan het water.

25
Q

Hou luidt de wet van Hess?

A

Het energieeffect van een chemische reactie is niet afhankelijk van de gevolgde weg (via welke tussenproducten een reactie verloopt), alleen van de begin- en eindtoestand.

26
Q

De reactie-enthalpie van de reactie C(s) + ½O2(g) → CO(g) waarom wordt er met een gebroken coeefiecient gewerkt in deze vergelijking?

A

In de reactievergelijking gebruiken we gebroken coëfficiënten, omdat we de berekeningen per mol stof uitvoeren.

27
Q

Wat is de bindingsenthalpie?

A

De bindingsenthalpie ΔHb is de enthalpie die vrijkomt bij de vorming van een atoombinding uit de losse atomen in de gasfase, berekend per mol binding. Bindingsenthalpieën zijn altijd negatief: er komt altijd energie vrij bij het vormen van een binding.

28
Q

Wat is de bindingsdissociatie-enthalpie?

A

De enthalpie die nodig is om een binding te splitsen in losse atomen per mol binding noemen we de bindingsdissociatie-enthalpie. Deze is uiteraard gelijk aan de negatieve bindingsenthalpie en dus altijd positief.

29
Q

Wat is de standaardvormings enthalpie?

A

Onder de (standaard)vormingsenthalpie van een stof, aangegeven met ΔHf0 (f van formation) verstaan we de enthalpieverandering bij de vorming van één mol van die stof uit de elementen in de standaardtoestand. De standaardtoestand is voor ieder element gedefinieerd als de meest stabiele vorm onder standaardomstandigheden.

30
Q

Wat is de definitie van exergie?

A

De maximale hoeveelheid arbeid die ergens uit gewonnen kan worden bij het op een reversibele manier in evenwicht brengen met de omgeving. Exergie wordt in de praktijk gebruikt als ander woord voor ‘kwaliteit van energie’.

31
Q

Wanneer zet zich een dynaimsch evenwicht in?

A

Chemische of fysische processen gaan niet altijd één kant op, ze kunnen ook in tegengestelde richting verlopen. Beide processen kunnen zelfs gelijktijdig plaatsvinden, waardoor een dynamisch evenwicht ontstaat.

32
Q

Wat is entropie?

A

Entropie is een maat voor de spreiding van deeltjes en energie; hoe groter deze spreiding, des te groter de entropie. Een toestand met een volledig gelijkmatige spreiding van deeltjes en energie heeft een maximale entropie. Dit is de andere drijfveer achter chemische en fysische processen, het streven naar een maximale entropie S .

33
Q

Welke verdelings neiging hebben deeltjes van nature?

A

Door hun bewegingen vertonen deeltjes (moleculen, atomen, ionen) van nature een gelijkmatige spreiding, zowel in de plaatsen die ze innemen (een gelijkmatige spreiding van deeltjes over de ruimte) als in hun manieren van beweging (een gelijkmatige spreiding van energie over de deeltjes).

34
Q

Op welke drie manieren kunnen deeltjes bewegen?

A

Deeltjes kunnen in principe op drie manieren bewegen: door vibratie, rotatie en translatie. Neemt een stof energie op, dan komt deze energie ten goede aan een toename in die bewegingsmogelijkheden van de deeltjes: dit maakt een grotere spreiding van energie mogelijk. Bij spreiding van deeltjes over de ruimte is ook altijd spreiding van energie, doordat energie gebonden is aan deeltjes.

35
Q

Wanneer is de entropie S groter in een systeem?

A

We noemen de entropie S van een systeem groter naarmate er meer wanorde heerst of naarmate er meer mogelijkheden zijn de toestand van het systeem op moleculair niveau te realiseren.

36
Q

Wat is de tweede hoofdwet van de thermodynamica?

A

Een fysisch of chemisch proces kan slechts verlopen als de totale entropie, dat is de entropie van het systeem en die van de omgeving (in totaal een geïsoleerd systeem), toeneemt.

37
Q

Hoe kan fotosynthese uitgelegd worden aan de hand van entropie?

A

Tijdens de groei van een plant worden kleine moleculen met behulp van zonne-energie (fotosynthese) omgezet in grotere moleculen (zoals koolhydraten); er ontstaat dus orde uit wanorde. Dit gebeurt echter uitsluitend ten koste van een entropietoename van de omgeving, met name in de zon. Uiteindelijk resulteert deze in het uitdoven van de zon – en een bitterkoude aarde.

38
Q

Bij elk proces vindt een entropieverandering plaats, aangeduid met ΔS. Wanneer is deze positief en wanneer neatief?

A

Als de ordening toeneemt is ΔS negatief, als de wanorde toeneemt is ΔS positief. Volgens de tweede hoofdwet moet altijd gelden:

ΔSgeïsoleerd systeem = ΔSsysteem + ΔSomgeving > 0

39
Q

Wat is de derde hoofdwet van de thermodynamica?

A

Bij het absolute nulpunt is de entropie van elke stof gelijk aan nul.

40
Q

Wat gebeurt er met de entropie van een stof als deze afkoelt?

A

Naarmate een stof afkoelt, neemt zijn inwendige energie af en neemt het aantal realiseringsmogelijkheden af. Bij het absolute nulpunt, T = 0 K, zijn de deeltjes perfect geordend en is er slechts één realiseringsmogelijkheid: W = 1. De entropie van de stof is dan:

S = k ln W = k ln 1 = 0

41
Q

Welke 2 begrippen maakt de vrije enthalpie of Gibbsenergie (G) gebruik van?

A

Om chemische reacties goed te kunnen beschrijven dient er gebruik te worden gemaakt van zowel het enthalpiebegrip (1) als het entropiebegrip (2). Daartoe kan het best een nieuwe grootheid worden gebruikt de vrije enthalpie of Gibbsenergie G.

42
Q

Wat is de formule voor de Gibbsenergie?

A
43
Q

Er zijn op grond van de tweede hoofdwet van de thermodynamica 3 mogelijkheden voor de Gibbsenergie:

1 ΔG < 0

2 ΔG > 0

3 ΔG = 0

Wat gebeurt er in deze gevallen met de reactie?

A

1 ΔG < 0: spontane reactie mogelijk. Het systeem kan arbeid verrichten.

2 ΔG > 0: geen spontane reactie mogelijk. Het proces kan niet vanzelf verlopen. Het omgekeerde proces kan daarentegen wel verlopen.

3 ΔG = 0: evenwicht. Het systeem verkeert in een dynamische evenwichtstoestand: het proces verloopt in beide richtingen gelijktijdig en even snel.

44
Q

Stoffen kunnen op twe manier stabiel zijn, welke twee?

A

Een stof A is thermodynamisch stabiel als de Gibbsenergie van de vorming van stof A negatief is: ΔG0 < 0.

De hoge activeringsenergie van de ontleding van een aantal stoffen, deze stoffen zijn kinetisch stabiel. Diamant is een voorbeeld van een stof die thermodynamisch niet stabiel maar kinetisch stabiel is.