Omdat-doordat-daarom-daardoor Flashcards
Omdat
Gebruik je voor een reden (een bewuste keuze of intentie).
Doordat
Gebruik je voor een oorzaak (iets waar je geen invloed op hebt).
“Ik ga vroeg naar bed …… ik morgen vroeg op moet.”
Omdat
“De weg was glad …….. het de hele nacht had geregend.”
Doordat
Daarom
Gebruik je voor een reden (bewuste beslissing).
Het is koud buiten, …….. trek ik een jas aan.”
Daarom
Daardoor
Gebruik je voor een gevolg van iets wat gebeurd is.
Het regende hard, …….. werd de wedstrijd afgelast.
Daardoor
Hij studeert extra hard …….. hij goede cijfers wil halen.” (Hij kiest ervoor om harder te studeren om zijn doel te bereiken.)
Omdat (Hij kiest ervoor om harder te studeren om zijn doel te bereiken.)
“Ze nam een paraplu mee ……. ze dacht dat het zou regenen.”
Omdat (Ze maakt de keuze om voorbereid te zijn.)
“Het treinverkeer lag stil ….. er een storing was.”
Doordat (De storing is een oorzaak buiten je controle.)
Ze wilde meer over het onderwerp weten, …………. ging ze naar de bibliotheek.”
Daarom (Haar nieuwsgierigheid leidde tot een bewuste actie.)
“De plant ging dood …… hij te weinig water kreeg.” (De droogte veroorzaakte dat de plant niet kon overleven.)
Doordat (De droogte veroorzaakte dat de plant niet kon overleven.)
“Hij voelde zich ziek, ……… bleef hij thuis.”
Daarom (Hij maakt bewust de keuze om thuis te blijven.)
“De auto slipte op de gladde weg, …… raakte hij de vangrail.”
Daardoor (De gladheid veroorzaakte het ongeval.)