Leestekens Flashcards

1
Q

wel een .

A

aan het einde van een zin: Het orkest speelt.

in een afkorting: a.u.b.

in grote getallen: 125.000

in een tijdsaanduiding: 12.50 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geen .

A

titels: Hoofdstuk 3 Hoe de fraude tot stand kwam

na een afkorting: De commissie vergadert woensdag a.s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wel een ,

A

Tussen twee persoonsvormen:- hoe hij aan zoveel geld kwam, bleef altijd een raadsel.

In een opsommende zin: - men verkoopt hier brood, zuivel en vlees.

Voor en na een bijstelling:- Jan, altijd in voor een grapje, zei direct ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

;

A

Bij twee zelfstandige zinnen die bij elkaar horen:

Dinsdag haal ik mijn rijbewijs op; woensdag koop ik een auto

Een opsomming: ik haalde zowel brood; sla, komkommer, vlees en vis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

:

A

Kondigt een verklaring aan:
*bij Utrecht hield de auto ermee op: ik was vergeten te tanken.

Kondigt een opsomming aan:
*de docent zal letten op: houding, spreektempo en handgebaren.

Kondigt een citaat aan:
*Na de nederlaag sprak hij de historische woorden: ‘Ik verlaat deze stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

?

A

Na een vraagzin:*staat de powerpoint al op BrightSpace?

NIET na een mededelende zin!!!!

*wij vroegen of de powerpoint al op BrightSpace stond?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

-

A

Als een deel van het woord weggelaten is:
houtbond en industriebond => hout- en industriebond

tentamenplanning en tentameninschrijving
*tentamenplanning en -inschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly