Hun-hen-zij Flashcards

1
Q

Onderwerp

A

= Zij

'’willen deze taak graagovernemen. (wie willen overnemen?  Zij)’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorzetsels

A

=hen

Hij wil deze taak graagaan hen overlaten.
De brief is nietvoor henbedoeld.
Wij kwamen pasna henbinnen.

(Denk aan de kast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meewerkend voorwerp

A

=hun

kijkof je er ‘aan’, ‘voor’ of ’bij’ voor kunt denken

Hij gafhun(= aan hen) een boek.
Zij ishun(= aan hen) veel verschuldigd.
Hij schonkhun(= voor hen) een drankje in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Andere gevallen

A

=Hen

(dus als er geen voorzetsel voor staat, het geen meewerkend voorwerp is en je dus er geen ‘aan’,‘voor’ of ’bij’ voor kunt denken)

Hij dankte hen voor de feestelijke dag.
Ik heb hen niet gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

_____ gaan naar de bioscoop vanavond.

A

zij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik heb een cadeau voor _____ meegenomen.

A

hen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dat is het huis van _____.

A

Hun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik heb met _____ gesproken over de vergadering.

A

hen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

_____ zijn de beste vrienden die ik heb.

A

zij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

_____ hebben gisteren een mooie film gezien.

a) Hun
b) Hen
c) Zij

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik zie _____ vaak in het park.

a) Hun
b) Hen
c) Zij

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik ga met _____ uit eten vanavond.

a) Hun
b) Hen
c) Zij

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het is hun idee om samen te werken, en _____ zijn erg enthousiast.

a) Hun
b) Hen
c) Zij

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik wil _____ uitnodigen voor mijn verjaardag.

a) Hun
b) Hen
c) Zij

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly