dat-wat Flashcards
Dat
gebruik je wanneer het verwijst naar een bepaald of specifiek woord in de zin (een de- of het-woord). Meestal gaat het om een concreet zelfstandig naamwoord.
“Het boek …. ik lees, is spannend.”
Dat (Het verwijst naar het specifieke woord boek.)
Wat
gebruik je in drie situaties:
Bij onbepaalde woorden zoals alles, iets, niets, het enige.
Na overtreffende trap (bijvoorbeeld: het mooiste, het beste).
Bij een hele zin waarnaar je terugverwijst.
“Alles ….. ik zei, was waar.”
Wat (Wat verwijst naar het onbepaalde woord alles.)
“Het mooiste ……. ik ooit gezien heb, is de zonsondergang.”
Wat (Wat verwijst naar de overtreffende trap het mooiste.)
“Ze heeft haar rijbewijs gehaald, …… ik erg knap vind.”
Wat (Wat verwijst naar de hele zin dat ze haar rijbewijs heeft gehaald.)
Het enige ___ hij wil, is een goede nachtrust.
Wat (Hier verwijst wat naar het onbepaalde het enige dat hij wil. Omdat het niet gaat om een specifiek zelfstandig naamwoord, gebruiken we wat.)
Alles ___ je zegt, is van groot belang.
Wat (In deze zin verwijst wat naar het onbepaalde woord alles. Omdat het gaat om een onbepaald voorwerp, gebruiken we wat.)
“Het boek ….. ik las, was interessant.”
Dat (Hier refereert dat aan het onbepaalde boek, een het-woord.)