dat-wat Flashcards

1
Q

Dat

A

gebruik je wanneer het verwijst naar een bepaald of specifiek woord in de zin (een de- of het-woord). Meestal gaat het om een concreet zelfstandig naamwoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

“Het boek …. ik lees, is spannend.”

A

Dat (Het verwijst naar het specifieke woord boek.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat

A

gebruik je in drie situaties:

Bij onbepaalde woorden zoals alles, iets, niets, het enige.

Na overtreffende trap (bijvoorbeeld: het mooiste, het beste).

Bij een hele zin waarnaar je terugverwijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

“Alles ….. ik zei, was waar.”

A

Wat (Wat verwijst naar het onbepaalde woord alles.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

“Het mooiste ……. ik ooit gezien heb, is de zonsondergang.”

A

Wat (Wat verwijst naar de overtreffende trap het mooiste.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

“Ze heeft haar rijbewijs gehaald, …… ik erg knap vind.”

A

Wat (Wat verwijst naar de hele zin dat ze haar rijbewijs heeft gehaald.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het enige ___ hij wil, is een goede nachtrust.

A

Wat (Hier verwijst wat naar het onbepaalde het enige dat hij wil. Omdat het niet gaat om een specifiek zelfstandig naamwoord, gebruiken we wat.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alles ___ je zegt, is van groot belang.

A

Wat (In deze zin verwijst wat naar het onbepaalde woord alles. Omdat het gaat om een onbepaald voorwerp, gebruiken we wat.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

“Het boek ….. ik las, was interessant.”

A

Dat (Hier refereert dat aan het onbepaalde boek, een het-woord.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly