Obstetric Farmacologie Flashcards

1
Q

Benoem de vier soorten regulerende eiwitten

A

ionkanalen
enzymen
transporteiwitten
receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar vindt je ionkanalen?

A

in de celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe verandert de ruimtelijke structuur van de ionkanal ?

A

Direct
Indirect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

benoem de twee grote groepen van ionkanalen?

A

Receptor afhankelijk ionkanalen
Spanningsafhankelijk ionkanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn ionkanalen ervan gemaakt?

A

eiwit moleculen (subunits)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

benoem twee manieren waarbij enzymen geblokkeerd worden?

A

Competitief antagonisme
Non-competitief antagonisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doen transport eiwitten?

A

Verplaatsen ionen of kleinen organische moleculen over de cel membraan (die niet spontaan door de CM kunnen diffunderen of tegen de concentratie gradient in)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geef een voorbeeld van een ionenpomp?

A

natrium/kalium atpase pomp
proton pomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het verschil met een transport eiwit en een ionenKANAAL?

A

ionenkanalen zijn passief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de vier type receptoren

A

Ionotrope=receptorafhankelijke ionkanale
Metabotrope receptoren=G-proteine gekoppelde receptoren
Enzym gebonden receptoren
Intracellulaire receptoren=DNA gekoppelde receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly