Microbiologie 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn extremofielen?

A

Bacteriën die floreren in extreme omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn thermofielen?

A

bacteriën die floreren in een relatief hete omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de uitleg voor de kleurverschillen in de Grand Prismatic Hot Spring?

A

Temperatuur van het water, bacteriën en licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe heet de groei van een micro organisme in ideale omstandigheden?

A

De groei is exponentieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

benoem de belangrijkste milieu eisen voor bacteriën ?

A

O2
PH
Temp
Voedingstoffen en afwezigheid van gifstoffen
water
mechanisme voor de opbouw van organische verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wats aeroob?

A

heeft zuurstofgas nodig?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is anaeroob?

A

kan zonder zuurstofgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een obligaat anaeroob?

A

organismen die dood gaan bij aanwezigheid van zuurstofgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een facultatief anaeroob?

A

facultatief anaeroben kunnen ook zonder of met een beperkte hoeveelheid zuurstofgas, maar groeien dan minder snel. Veel MO’s zijn facultatief anaeroob.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de PH die optimaal werkt voor MO’s?

A

MO’s hebben een bepaald optimum PH. Slijmvliezen zijn vrij zuur en veel gezonde micro orgaismen make melkzuur die de PH doet dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke temperatuur functioneren MO’s die pathogeen zijn voor een mens?

A

37 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heet de groep MO’s die het beste functioneren in 20-40 graden, met een tolerantie van 10-45 graden

A

mesofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem 3 andere groepen MO die tussen de 10-20, 50-60 en onder de 10 en boven de 80 graden

A

Psychrofielen
Thermofielen
Extremofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een voorbeeld van een MO die in de mens rond de 30 graden functioneert

A

Rhinovirussen, ze veroorzaken bovneste luchtwegen infectie en dringen niet door naar de ondertse luchtwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een belangrijke manier om de lichaamsflora in stand te houden?

A

Het voorzien van voedingstoffen voor goede MO’s en het wegnemen van voedingstoffen voor pathogene MO’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is betekenen de termen Halofiel, halo tolerant en halosensitief?

A

Hoge NaCl kan verdragen, lage concentraties NaCl verdragen en geen NaCl kunnen verdragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is water met een hoog gehalte aan opgeloste stoffen geen goede omgeving voor MO’s

A

De aanwezigheid van opgeloste stoffen zorgt dat de MO’s water niet kunnen opnemen door osmose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

benoem een aantal manieren om voedsel te beschermen van MO’s

A

vriesdrogen/drogen/zuren/zouten/alchohol/suikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is heterotrophe?
Wat is autotrophe?

A

Autotrophe organismen zijn in staat om energie uit het zonlicht te gebruiken voor fotosynthese
Heterotrophe organismen halen energie uit de organisch verbindingen door oxidatie (o2) of vergisting (zonder o2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe kunnen MO’s voortplanten?

A

geslachtelijk of ongeslachtelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leg ongeslachtelijk voortplanting van een MO uit?

A

Moeder organism splitst zich in twee genetisch identiek dochtercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de generatietijd?

A

de tijd tussen twee opeenvolgende generaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het voordeel van geslachtelijk voortplanting?

A

nakomelingen zijn genetisch verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In de groeicurve van een eencellige organisme wat is de lagfase

A

De cellen passen zich aan de omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe snel is de generatietijd in gunstige omstandigehden?

A

20 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de stationaire fase in de groeicurve ?

A

wanneer de voedingstoffen opraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de afstervingsfase?

A

het aantal levende cellen neemt af, bijv als gevolg antibiotica, andere bacteriedodende stoffen of wannner de immuniteitstelsel actief wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

benoem de vier fasen van de groeicurve?

A

Lag fase, logfase, stationaire fase, afstervingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat voor type organisme is een bacterie

A

een eencellige prokaryoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is een prokaryoot

A

de cel heeft geen kern, het DNA is wel aanwezig maar wordt niet ingesloten door een kern membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

schrijf de cellulair organisatie van een bacterie

A

De hebben geen celmembraan, geen endoplastic reticulum, geen mitochondria, geen lysosomen of golgi apparaat. maar ze kunnen al de levensfuncties waarmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

hoe wordt de vorm van de bacterie bepaald?

A

door de celwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat voor membraan is de cytoplasmamembraan van bacterie cellen en wat is zijn functie?

A

het is een semipermeable membraan en vormt een fysische barriere tussen de bacterie en de buiten wereld.Het controleert de uitwisseling van stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

benoem drie manieren dat de celwand uitwisseling controleert?

A

diffusie bijv zuurstof
endocytose vor grotere stofjes
actief transport
osmose voor H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoe heten de enzymen diegebruikt worden bij actief transport

A

permeasen bijvoorbeeld lactosepermease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoe kan een zout, suiker, alcohol en zuren bacteriegroei remmen?

A

Bacterien verliezen water door osmose en plasmolyse gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe heten de twee verschillend groepen bacteriën en hoe wordt het bepaald?

A

grampositieve en gramnegatieve, en is bepaald door de chemischie samenstelling van de celwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

welke kleurstof wordt gebruikt om bacteriën te identificeren?

A

gentiaan violet (de kleur wordt eerst gefixeerd met lugopplossing en daarna behandeld met een alcoholoplossing. Indien de de kleuren behouden blijft spreken van een gram+ve bacterie, in het andere geval een gram-ve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat is de voornaamste component van de celwand bij G+ve bacterien

A

Mucocomplex en is opgebouwd uit verschillende lagen van peptideglycaan die door peptidebruggen een starnetwerk vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

waaruit bestaan de glycaanketenen

A

ze bestaan uit N-acetylglucosamine (G) en N–acetylmureinezuur(M). Deze laatste zorgt voor de petidebruggen maar heeft ook een verbinding met Teichoinezuur dat door de celwand naar buiten steekt en fungeert als een antigeen. Penicilline inhibeert de verschillende stappen van de synthese van de celwand en belet op die manier de vermeenvuldiging van bacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

hoe verschillen Gram-ve bacteriën van Gram +ve

A

Gram -ve hebben een dun mucocomplex bedekt met een dik vetrijk buiten membraan. Er is GEEN Techeinezuur antigeen en de cellen zijn ONGEVOELIG voor penicilline als gevolg van de buitenmembraan. Deze celwand laat de gramkleuring gemakkelijker uitlekken. De celwand is bedekt met een slijmlaag dat een beschermende wering heeft. Ze hebben Pili en die helpen de bacterie om zich vast te hechten aan celoppervlakten en om op die manier een organisme ziek te maken of om zich aan elkaar te hechten met kolonievorming als gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe ziet de DNA uit in een bacterie?

A

de Cytoplasma heeft geen kern en de DNA is een sterk opgewonden DNA molecuul. De synthese van eiwitten gebeurd in de ribosomen, die zijn kleiner en dikker dan bij dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe werken antibiotica zoals erythromycine en tetracycline bij sommige bacteriën?

A

die blokkeren de eiwit synthese zonder dierlijke cellen te doden.

44
Q

wat is een plasmide?

A

een plasmide is een kleiner tweede ringvormig stuk DNA aanwezig in sommige groepen bacteriën. Ze spelen een belangrijke rol bij het doorgeven van erfelijke materiaal tussen bacteriën van dezelfde soort en van bacteriën van verschillende soorten

45
Q

Hoe zijn de onoplosbare verbinden in de cytoplamsa geregeld en welke stof is aanwezig als energie reserve ?

A

onoplosbare verbindingen zijn aanwezig in de vorm van granulen of korreltjes. Zetmeel en vetstoffen zijn de energiereserves.

46
Q

benoem de verschillende vormen van bacterieen?

A

Bolvormig (coccus)
monococcus
diplococcus
streptococcus (ketting)
tetracoccus
staphylococcus

Staafvormig (bacillus)
Spiraal of kommavormig (spirillus)
Vibrio (minder dan een draai)
spirillum(1 a 2 draaien)
spirochaeten (meer dan 2 draaien)

47
Q

Hoe kunnen bacteriën ongunstige omstandigheden overleven?

A

Via spoor vorming. Bacteriële sporen zijn de meeste hitteresistente vormen van een cellulair organisme, ze kunnen zelfs de autoclave overleven (120 graden)

48
Q

hoe heten sporen die binnen de bacteriële cel worden gevormd?

A

endosporen

49
Q

wat gebeurd tijdens sporogenese ?

A

DNA wordt gekopieerd en in een deel van de cel vastgehouden. Het plasma membraan vormt een dubbele wand en de spoor rijpt verder.

50
Q

wat zijn bacteriële cystes?

A

hebben hetzelfde functie als sporen maar verschillen in die zin dat de VOLLEDIGE CEL wordt ingekapseld. Cystes zijn meer resistent aan warmte en straling dan de oorspronkelijke bacterie maar zijn gevoeliger dan endosporen

51
Q

Wat is het verschil tussen endo en exotoxinen?

A

exotoxinen worden uitgescheiden en endotoxinen komen vrij na lyse van de bacteriecel. Exotoxinen zijn de afscheidings producten van levende bacteriën . Het zijn proteinen die zich gedragen als enzymen met specificiteit voor bepaalde weefselcellen. Bij tetanus en botuline toxine werkt het op de zenuwcellen.

52
Q

hoe kunnen de exotoxinen genatureerd worden en wat vormen ze?

A

door formaldehyde en ze worden omgezet in onschadelijke toxoiden of anatoxinen die kunnen gebruikt worden voor vaccinatie

53
Q

noem een aantal exotoxinen?

A

leukociden vernietigen leukocyten
haemolysinen vernietigen erythrocyten
necrotoxinen breken dode weefsel af
fibrinolyse lossen fibrinestolsel op
coagulasen (zetten plasmafibrinogeen om in fibrine en veroorzaken daardoor stolling
hyaluronidase (hydrolyseer hyaluronzuur een stof tussen de weefselcellen
deoxyribonucleasen breken DNA af

54
Q

wat zijn endo toxinen?

A

lipopolysacchariden die slechts vrijkomen na het afsterven of vernietigen van de bacteriecel. Ze zijn hittebestendig , werken niet specifiek en kunnen niet in een anatoxine worden omgezet. Ze zijn pyrogeen (kooortswekkend). Ze kunnen nog aanwezig zijn in gekookte oplossingen. Alle injectie en infusievloeistoffen dien pyrogeenvrij gemaakt te zijn.

55
Q

wat is een zoonose

A

een ziekte die door contact met dieren op de mens kan worden overgebracht.

56
Q

wie ontdekte dat de aanwezigheid van de schimmel Penicillium notatum de ontwikkeling van bepaalde bacteriën kon remmen?

A

Alexander Fleming in 1928e

57
Q

Wie ontdekte streptomycine en wat is het verschil met penicilline?

A

A Waksman bestrijding TB en werkte op andere ziektes waar penicilline niet werkte

58
Q

wat is het verschil met een smal en breedspectrum antiobiotica?

A

Breedspectrim kunnen een brede scala van bacterien bestrijden.

59
Q

benoem twee verschillende manieren dat antibiotica op bacteriën in werken?

A

sommige doden de bacteriën en sommige beletten de vermeenvuldigen van bacteriën

60
Q

benoem een aantal manieren hoe bacteriën kunnen in werken op de volgende processen

A

-aanmaak celwand
-proteinsynthese
-synthese DNA/RNA
-Metabolisme
-Werking van de celmembraan

61
Q

wat hebben alle antibiotica met elkaar gemeen?

A

ze grijpen in op de specifieke biochemische en cytologische structuren van de PROKARYOTEN!

62
Q

wanneer werken antibiotica NIET?

A

Bij virale infecties en infecties door eukaryoten

63
Q

Wat is een opportunistische infectie?

A

een infectie die optreed bij verminderde weerstand of een wondje

64
Q

hoe worden bacterie resistent?

A

binnen de bacterie treed een mutatie op van de erfelijke materiaal waardoor het oorspronkelijke werkingsmmechanisme van het antibioticum niet meer effectief is. Alle bacterie met deze mutatie sterven niet af en krijgen een positieve groeifactoren ter beschikking en zal een exponentiel toename kennen en zich verspreiden over die persoon en later de volledige populatie. Indien de bacterie zijn plasmide door kan geven worden andere bacterieen ook resistent

65
Q

wat is multi resistentie?

A

wanneer een bacterie resistent wordt voor verschillende antibiotica

66
Q

wat is een microbioom?

A

de totaliteit aan microrganismen die in en op het lichaam leven

67
Q

wanneer en hoe zijn virussen ontdekt?

A

Louis Pasteur had een vermoeden geuit en ontwikkeld een rabies vaccine zonder te weten maar door de ontwikkeling van de elektron microscoop zijn ze ontdekt. De TMV of tabac mosaic virus was de eerste die is waargenomen.

68
Q

waar is kinderpokken voor het eerste waargenomen?

A

in China, 1700BC, naar het westen gekomen en later door naar America war de ziekte een aandeel had in de ondergang van de aztecen en later van de inheemse native americans. Het werd kinderpokken genoemd omdat de meeste slachtoffers waren inederen en wanneer ze het overleefde werde ze niet meer ziek.

69
Q

wat ondekte Edward Jenner in 1749-1823?

A

dat melkmeisjes die een ongevaarlijke besmetting uit etter uit koepokken resistent waren tegen kinderpokken

70
Q

wat deed Jenner?

A

hij verwijderd vocht uit het bultje van de melkmeisje en entte het in de arm van een gezonde jongen. Hij werd niet ziek daarna injecteerde hij materiaal van de menselijke pokken bultjes en hetzelfde kind en hij werd ook niet ziek. Hij had geen idee van immuniteit en van virussen en zou niet ethisch zijn tegenwoordig.

71
Q

waarom wijken virussen af van de definitie van levende wezens.

A

geen enkel voedingsbron kan worden samengesteld waarin de virussen kunnen vermeenvuldigen en groeien.

72
Q

Hoe repliceren virussen zich

A

ze zijn macromoleculaire entiteiten die zich kunnen enkel repliceren in levende cellen door gebruik te maken van de DNA of RNA van hun gastheercel. Ze zijn dus parasieten.Ze injecteren hun DNA of RNA in de gastheercl,dit wordt gecopieerd en een nieuwe virusmantl wordt opgebouwd,daarna breken de virus de gastheercel af om een nieuwe te zoeken.

73
Q

wat voor gastheer cellen zijn er?

A

dierlijke cellen, plantencellen of bacteriële cellen (bacteriofaag)

74
Q

waar zijn virussen van opgebouwd?

A

eiwitmantels die zorgen dat de aanhechting van de virus aan de gastcel mogelijk maakt

75
Q

waar vinden we de DNA en RNA in virussen?

A

in de eiwit mantels

76
Q

Wat is het verschil tussen een RNA en een DNA virussen

A

RNA virussen (retrovirussen) hebben RNA en kopieren het op de DNA van de gastheer
DNA hebben DNA en is voldoende om controle over de gastheercel te krijgen. Het virus kaapt de DNA van de gastheercel om al de overige taken uit te voeren die nodig zijn voor vermeenvuldiging

77
Q

Waarom sommige virussen stabiel

A

Sommige virussen hebben een veranderlijke eiwit mantel en sommige onveranderlijk. Stabiel viruusen zijn makkelijker om een vaccin ertegen te ontwikkelen.

78
Q

wat is de oorzaak van sterfgevallen bij een griep infectie?

A

een bacteriel superinfectie met Haemofilus Influenzae en Pneumococcus

79
Q

wat is de studie van paddestoelen, schimmels en gisten?

A

Mycologie

80
Q

wat zijn gisten?

A

eencellige schimmels die zich snel vermeenvuldigen in gunstige omstandigheden (hoge vochtigheid een relatief hoge temperatuur, beschadigd microbioom.

81
Q

omschrijf een meercellige schimmel

A

basis structuur is een mycellium (zwamvlok)met hyfen(fijne draden). Ze overwoekeren, ze zijn heterotrof. ze leven als saprofyten op dode organische stof als parasieten of symbionten. Hun aanwezigheid is gedifferentieerd (nuttig tot dodelijk). Ze zijn opruimers van organische resten. Paddestoelen kunnen soms giftig zijn. (moederkorn bij contracties baarmoeder) Ze tasten aardappels aan (phytopthera infestans),meldauw bij fruitbomen en druivelaars

82
Q

Geeft een voorbeeld van een fungal infectie

A

Spruw

83
Q

om zijn sommige mensen alleergis voor penicilline?

A

Fungi kunnen allergische reacties uitlokken en mensen die alleergish voor fungi zouden in principe ook allergish voor penicilline zijn.

84
Q

wat zou een reactie van een allergie zijn?

A

anafylactische shock en eventueel dood.

85
Q

wat gebeurt met een vergifting?

A

de fungus geeft een mycotoxine af die voor iedereen giftig is. bijv Claviceps purpurea (moederkorn) . Het vormt ergotoxine. De ergotoxine kan hallucinaties spiercontraties en spontaan abortus opwekken.

86
Q

wat doet Aspergillus flavus

A

het is een fungi die groeit op pindas en is de oorzaak van ‘turkey disease’ in 1960 in de UK. Kalkoenen werden gevoerd met besmette aardnootmeel.

87
Q

hoeveel fungi zijn pathogeen?

A

van de vijf duizend zoorten maar honderdtal zijn pathogeen.

88
Q

benoem de drie verschillend soorten mycose

A

oppervlakkig
onderhuids
diepe mycose

89
Q

benoem de oppervlakkig mycosen?

A

DERMATOFYTOSEN
(tinea) infecties van de huid, haar en nagels
Tinea cruris (grote lichaamsplooien en
Tinea pedis (atleet voet)
CANDIDOSEN
Candida albicans
oraal pijnlijk witte beslag op de tong en mondhoeken na antibiotica gebruik
vaginaal, immuun supressie, zwangerschap, Aids, antibiotica

90
Q

wat zijn de onderhuidse mycosen?

A

dringt door een wond binnen en komt in de tropen meer voor en ook door medische onderontwikkeling

91
Q

zijn diepe mycosen?

A

Aspergillosen wordt veroorzaakt door Aspergillus fumigatus en A Flavus…Longaspergillose

92
Q

wat zijn protista?

A

ze zijn eencellige organismen die een echte celkern bevatten. Parasitaire protista kosten de leven van hun gastheer en zijn de oorzaak van de meest ernstige ziekten

93
Q

hoe worden ze ingedeeld?

A

op hun manier van voortbewegen

94
Q

benoem de soorten protista?

A

Rhizopoda
Flagellata
Sporozoa

95
Q

Vertel iets over Rhizopodia

A

Ze zijn vrij bewegende dierlijk cellen die voortbewegen dmv pseudopodia (diarree waarin de celinhoud navloeit). Zij bevatten voedsel vacuolen waarin de voedsel wordt verteerd. Er zijn twee soorten
van amoeben :_en minutavorm die niet pathogeen is en een histolytica (ernstige vorm diarhee en lever abscessen)

96
Q

Benoem twee soort flagellata

A

ze hebben flagella waarmee ze zich voortbewegen
Trypanosomen zijn flagellata die parasieteren in het bloed van gewervelde dieren en worden overgebracht door de tetsevlieg. Ze veroozaken trypanosomiasis of slaap ziekte, symptomen zijn hersen beschadiging, lymfadenopathie, vermoeidheid, koorts , sufheid. Komt in Afrika voor (west en centraal)
Trichomoniasis vaginalis een flagellaat die sexueel wordt overgedragen .

97
Q

Wat zijn sporozoa en geef een voorbeeld?

A

ze bezitten geen voortpalantingsbeweging orgaan en kunnen zich geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten .

98
Q

Geef twee voorbeelden van sporozoa

A

Malaria en Toxoplasmose

99
Q

benoem de vier typen van Plasmodium

A

Plasmosium falciparum,
Plasmodium vivax
P malarariae
Plasmosium Ovale

100
Q

Vertel iets over Malaria

A

Malararisparasiet (plasmodium) wordt overgedragendoor de anopheles muskiet.
de sporoziet in de bloedbaan dring in een levercel. Daar ontstaan sporen merozoieten die vrij komen als de levercel ten gronde gaat.Die verschaffen zich toegeng naar de RBC (onzichtbaar voor immuun systeem). Daarin planten ze zich ongeslachtelijk voort en de schizonten kunnen andere cellen infecteren. Telkens er een nieuwe generatie vrij komt uit de rood bloedlichaampjes komen er gifstoffen vrij die een koorts aanval uitlokken. Er kunnen ook geslachtscellen ontstaan de gametocyten die nadat ze opgezogen door de muskiet vrijgemaakt worden. Na bevruchting ontwikkel zich uit de zygote de sporozoieten die via een muggenbeet terug worden overgedragen opzoeken !!!nieuwste gadgets

101
Q

welke symptomen veroorzaken Plasmodium

A

Bloedarmoede
vergroting van de milt
koortsaanvallen 48 uur bij P.vivax tot 72 uur bij andere soorten

102
Q

Welke middel werd gebruikt na de tweede wereld oorlog en met welek consequenties

A

DDT maar het was effectief maar stapelt zich in de vetweefsel van organsis
men in de voedselketen. Ze waren dus ernstige milieu bezwaren

103
Q

welke organismne is verantwoordleijk voor toxoplasmose

A

Toxoplasmose Gondii

104
Q

leg uit de levenscyclus van Toxoplasmose Gondii

A

Katten zijn hoofd gastheren (hier gebeurt geslachteliijke voorplanten)
tussen gastheren (vogels en mensen)
de tachyzoiet is boogvormig en vermenvuldigt zich in de gastheercel
de tachyzoieten komen vrij als de gastheercel barst
een weefselkyste vormt zich bij een laangzame toename in aantal van de parasieten. (binnen de kyyste bevinden zich honderden bradyzoieten (chronische fase )

In de kat gebeurt de geslachtelijke voortplanting in de epitheel van de darmen. Na versmelting van de gameten ontstaat de ookyste die met de ontlasting van de kat wordt uitgescheiden. \in de ookyste vormen twee sporokysten met elke viere sporozoieten. Deze zijn infectieus
gastheer wissling is hier niet strikt noodzaklijk

105
Q

wat voor defecten zou de foetus kunnen ontwikkelen van en toxoplasmose infectie tijdens de zwangerschaap?

A

chorioretinitis, CZS en neurologische afwijking met vertraging in geestelijke ontwikkeling