Nucleus Flashcards

1
Q

Erythrocyten

A

Geen celkern aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chondrocyten

A

2 celkernen aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dwarsgestreepte spiervezels

A

Veel kernen aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Grootte celkern

A

5-25 micrometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chromatine

A

Complex van DNA gebonden op histonen in interfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Histontypen

A
H1
H2A
H2B
H3
H4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nucleosoom

A

Structurele eenheid van chromatine

DNA is gewonden rondom nucleosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nuclease

A

Splitst nucleosoom op in Nucleosome Core Particles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nucleosome Core Particles

A

Bolletjes in elektronenmicroscoop

Bevat 146 DNA-basenparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chromatosoom

A

166 DNA-basenparen
Gewonden rond centraal histonengedeelte
> H2A H2B H3 en H4
Op plaats gehouden door H1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heterochromatine

A

Sterk gecondenseerd
Inactieve delen
Tegen binnenmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Euchromatine

A

Gedecondenseerd

Actieve delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metacentrisch

A

Centromeer centraal gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Submetacentrisch

A

Centromeer iets uit midden gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Acrocentrisch

A

Centromeer bijna aan uiteinde gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Telocentrisch

A

Centromeer helemaal aan uiteinde gelegen

17
Q

Pathologie

A

Hydropische kern

Pycnotische kern

18
Q

Hydropische kern

A

Kern met hoge transcriptie-activiteit (euchromatine)

Groter met meer watergehalte

19
Q

Pycnotische kern

A

Geringe of geen translatie-activiteit (heterochromatine)

Soms eerste tekenen celdood

20
Q

Constitutief heterochromatine

A

Delen van chromosomen die in alle cellen heterochromatisch zijn

21
Q

Facultatief heterochromatine

A

Delen van chromosomen die in de ene cel wel, in de andere cel niet heterochromatisch zijn

22
Q

Chromatinevezel

A

Geheel van nucleosomen gewonden tot chromatinevezel

> 6 nucleosomen per winding

23
Q

Diameter chromatinevezel

A

10 nanometer

24
Q

Functies van de kern

A

Controlecentrum alle cellulaire activiteit
Bevat genetisch materiaal
Transcriptieplaats
RNA-processing plaats (ribosomen)

25
Q

Perinucleaire ruimte

A

Ruimte tussen de twee membranen van de kernmembraan

26
Q

Kernporiecomplexen

A

Selectief transport kern en cytoplasma
> eiwit
> RNA

27
Q

Nuclear localization signals

A

Aanwezig op eiwitten bestemd voor import in de kern

Herkenning door Nuclear Import Receptors (importins)

28
Q

Nucleoporines

A

Meest voorkomende klasse van kernporieproteïnen

29
Q

GTP-bindende proteïne Ran

A

Translocatie doorheen kernporiecomplex

Richting aangeven van transport

30
Q

Importine

A
Alpha en Bèta 
> binden aan molecule via NLS 
Transport naar nucleoplasma 
Interactie Ran-GTP met bèta 
Dissociatie van complex
Transport naar cytoplasma 
Dissociatie Ran-GTP met bèta