NO tentamens Flashcards

1
Q

a. afwezige Achillespeesreflexen verhoogt kans op ALS wel/niet?

b. clonale Achillespeesreflexen verhoogt kans op ALS wel/niet?

c. fasciculaties in de kuitspieren verhoogt kans op ALS wel/niet?

d. fasciculaties in de schouderspieren verhoogt kans op ALS wel/niet?

A

Afwezige achillespeesreflexen verhoogt kans niet

Clonale achillespeesreflexen verhoogt kans wel

Fasciculaties in kuitspieren verhoogt kans niet

Fascilculaties in schouderspieren verhoogt kans wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het syndroom van West?

A

Een ernstige vorm van epilepsie die in het eerste of tweede levensjaar ontstaat en waarbij typische salaamkrampen optreden. Vaker bij kinderen met tubereuze sclerose of syndromen als het syndroom van Down, Sturge Weber of Angelman.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is benigne Rolandische epilepsie?

A

Meest voorkomende idiopatische vorm van epilepsie bij 4-10 jaar. Verdwijnt meestal in puberteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is juveniele myoclonische epilepsie?

A

Bij juveniele myoclonische epilepsie treden in de ochtend vaak myoclonieën (spierschokken) op in de armen of schouders. Ook kunnen tonisch-clonische aanvallen en absences voorkomen. De aanvallen komen het meest voor tussen de 10 en 20 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn indicaties voor een CT-cerebrum?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een 66 jaar oude vrouw heeft in vier dagen driemaal een enkele minuten durende verlamming van de linkerarm gehad.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze verschijnselen?

A

Stenose a. carotis interna rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is typische afwijkende liquor bij meningitis?

A

Laag glucose (<1.9)
Hoog eiwit (>0.1)
Leukocyten hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een verschil tussen meniere en neuritis vestibularis?

A

Bij meniere zijn duizeligheidsaanvallen en bij neuritis vestibularis ben je echt ziek met constante duizeligheid en misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een benigne paroxysmale positieveranderingsduizeligheid (BPPD)

A

Kortdurende duizeligheid bij positieverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voet niet kunnen heffen past bij?

A

L5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veel vitamines veroorzaken een polyneuropathie als zij deficiënt zijn.
Voor welk vitamine geldt dat ook een overmaat een polyneuropathie kan veroorzaken?

A

B6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een patiënt heeft het typische beeld van een linkszijdige nervus oculomotoriusuitval, inclusief pupilverwijding en afwezige lichtreacties.
Welke oorzaak van de uitval is nu het meest waarschijnlijk?

A

Compressie nervus occulomotorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een 30-jarige vrouw heeft sinds enkele maanden last van dubbelzien en zwakte van de armen. Dit is niet continu aanwezig, maar vooral ‘s avonds.
Bij neurologisch onderzoek op de polikliniek zijn er geen afwijkingen.
Bepaling van welke stof in het bloed leidt het meest waarschijnlijk direct naar de juiste diagnose?

A

Antistoffen tegen acetylcholinereceptor. Het gaat om myasthenia gravis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de symptomen van myasthenia gravis?

A

zakkende oogleden en dubbelzien;
een wat vlakke gelaatsuitdrukking (weinig mimiek);
moeilijkheden met kauwen en/of slikken;
slappe lippen en een zakkende onderkaak waardoor de kin gesteund moet worden bij het eten en spreken;
zwakte in armen, handen en benen, zwakte in rug- en nekspieren;
ademhalingsmoeilijkheden.

Erger in de avond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een 77-jarige man wordt geanalyseerd wegens een TIA. Als risicofactoren blijkt hij een niet eerder ontdekte diabetes en hypertensie te hebben.
Nadat medicamenteuze behandeling is ingesteld krijgt hij last van spierpijn en spierkramp.
Welk van de aan hem voorgeschreven middelen is hiervan de meeste waarschijnlijke oorzaak?

A

Simvaststaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een patiënt met matig ernstige ziekte van Alzheimer had enige baat bij het gebruik van donepezil, maar moest de behandeling staken wegens
aanhoudende buikkrampen en diarree.
Als u een nieuwe medicamenteuze behandeling zou willen geven, welk middel heeft dan de minste kans op deze bijwerking?
tacrine
memantine
galantamine
rivastigmine

A

memantine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een 39-jarige vrouw heeft enkele jaren geleden de diagnose MS gekregen, waarna behandeling met interferon-bèta werd gestart.
Desondanks had zij vorig jaar een neuritis optica, en een maand geleden een twee weken durende episode met ataxie van de rechterzijde.
Haar neuroloog wil een andere behandeling starten om nieuwe klinische exacerbaties en nieuwe demyelinisatiehaarden in hersenen en ruggenmerg
zoveel mogelijk te voorkomen.
Patiënte heeft geen antistoffen tegen het JC-virus.
Welke behandeling is in deze omstandigheden aangewezen?
Glatirameeracetaat
Prednisolon
Natalizumab
4-Aminopyridine

A

natalizumab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is op het niveau van genproducten het onderliggende mechanisme bij de autosomaal recessieve ataxie van Friedreich?
‘Loss of function’
‘Toxic gain of function’

A

‘Loss of function’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een 26-jarige man zag een jaar geleden enkele weken dubbel. Dat bleek toen te berusten op een internucleaire oftalmoplegie (INO), die spontaan
herstelde.
Er werd destijds een MRI-scan gemaakt, waarop periventriculaire, juxtacorticale en infratentoriële lesies werden gezien. De diagnose MS kon toen niet

gesteld worden, omdat er geen dissociatie in tijd kon worden aangetoond. Inmiddels heeft de patiënt geen nieuwe klachten, maar laat een nieuwe MRI-
scan een nieuwe periventriculaire lesie zien.

Wat is nu de meest passende diagnose?
Clinically isolated syndrome
Primair progressieve MS
Relapsing remitting MS
Secundair progressieve MS

A

Relapsing remitting MS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke behandeling kan het beloop van amyotrofe laterale sclerose (ALS) in geringe mate gunstig beïnvloeden?
Riluzol
Prednisolon
Rivastigmine
Amantadine

A

Riluzol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een 66 jaar oude vrouw heeft sinds weken dagelijks tientallen hevige pijnscheuten ter hoogte van de rechter neusvleugel. Ter plekke is niets te zien, ook
niet aan de binnenzijde van de neus, waar een KNO-arts een inspectie heeft uitgevoerd.
Zij heeft het idee dat aanraken en praten de pijnscheuten, die enkele seconden duren, kunnen uitlokken. Paracetamol heeft tot nu toe geen enkel effect.
Welke medicamenteuze behandeling heeft bij dit klachtenpatroon de grootste kans op succes?
Verapamil
Sumatriptan
Carbamazepine
Indomethacine

A

Carbamazepine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

In welke drie onderdelen van het liquorsysteem bevindt zich plexus choroideus (Engels: choroid plexus)?
Aquaductus cerebri
Canalis centralis
Cisterna interpeduncularis
Derde ventrikel
Laterale ventrikel
Vierde ventrikel

A

Derde ventrikel
Laterale ventrikel
Vierde ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De basale ganglia bevatten verschillende circuits waaronder de zogenaamde ‘directe pathway’.
Welke twee onderstaande basale ganglia structuren worden tot deze neuronale pathway gerekend?
Globus pallidus externa
Globus pallidus interna
Nucleus subthalamicus
Striatum
Substantia nigra

A

Globus pallidus interna
Striatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Analyse van VEPs (visually evoked potentials) wordt gebruikt bij de diagnose van multiple sclerose.
Welke bevindingen zijn karakteristiek voor MS patiënten die een (subklinische) neuritis optica hebben doorgemaakt?
een verlengde latentietijd van de pieken in het VEP signaal
het verdwijnen van de vroege pieken in het VEP signaal
de aanwezigheid van scherpe pieken (spikes) in het VEP signaal
inversie van de pieken in het VEP signaal

A

een verlengde latentietijd van de pieken in het VEP signaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bij een wakker proefpersoon die ontspannen is en de ogen gesloten houdt wordt een EEG meting verricht waarbij de elektrodes zijn aangebracht op de
hoofdhuid op de positie van de occipitale schors.
Wat zijn de kenmerken van het ritme van de elektrische activiteit dat karakteristiek is voor deze conditie?
grote amplitude (t.o.v. de situatie met open ogen) en een lage frequentie (8-12 Hz)
kleine amplitude (t.o.v. de situatie met open ogen) en een lage frequentie (8-12 Hz)
kleine amplitude (t.o.v. de situatie met open ogen) en een hoge frequentie (15-50Hz)
grote amplitude (t.o.v. de situatie met open ogen) en een hoge frequentie (15-50 Hz)

A

grote amplitude (t.o.v. de situatie met open ogen) en een lage frequentie (8-12 Hz)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Traanwegsondage wordt toegepast bij een congenitale stenose.
Vanaf welke leeftijd wordt dit gedaan?
3 weken
3 maanden
6 maanden
9 maanden

A

9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een verworven ptosis?
nervus abducensparese
dragen van zachte contactlenzen
dragen van harde contactlenzen
nervus trochlearisparese

A

dragen van harde contactlenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoeveel bedraagt de visus ongeveer bij een afsluiting van de vena centralis retinae?
tussen 0,5 - 0,3
tussen 0.3 - 0.1
tussen 0.1 - 1/300

A

tussen 0.1 - 1/300

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke bevindingen verhogen de kans op neuropathie en welke niet/nauwelijks?

Afwezige Achillespeesreflexen -

Afwezige kniepeespeesreflexen -

Verminderde vibratiezin aan de handen

Verminderde vibratiezin aan de voeten -

A

Afwezige Achillespeesreflexen - verhoogt de kans niet of nauwelijks

Afwezige kniepeespeesreflexen - verhoogt de kans sterk

Verminderde vibratiezin aan de handen - verhoogt de kans sterk

Verminderde vibratiezin aan de voeten - verhoogt de kans niet of nauwelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Een 52 jaar oude man is bij het hardlopen gestruikeld en met zijn hoofd tegen een muur gevallen. Hij is niet buiten kennis geweest en heeft erna lichte
hoofdpijn. Bij algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek op de SEH worden behalve een bult rechts pariëtaal geen afwijkingen gevonden. Hij is
gezond, maar heeft de dag voor het ongeval vrij veel diclofenac gebruikt wegens rugklachten.
Welke aanvullende diagnostiek en controles zijn nu geïndiceerd?
geen CT-hersenen; mag naar huis met wekadvies
CT-hersenen; mag naar huis zonder wekadvies indien CT-hersenen normaal
CT-hersenen; mag naar huis met wekadvies indien normaal
geen CT-hersenen; opname ter observatie
geen CT-hersenen; mag naar huis zonder wekadvies

A

CT-hersenen; mag naar huis zonder wekadvies indien CT-hersenen normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Een 20-jarige studente wordt ziek tijdens een wandelvakantie. Zij heeft veel hoofdpijn. Haar temperatuur is 38,8 oC. Zij bezoekt een lokaal ziekenhuis,
waar de arts behalve meningeale prikkeling geen afwijkingen bij algemeen en neurologisch onderzoek vindt. In de liquor worden 4000 leukocyten/mm3
gevonden (normaal <4), glucose 0,7 mmol/l (in bloed 6,3 mmol/l) en eiwit 1,1 gram/l (normaal <0,5).
Welke behandeling is nu het beste?
i.v. steroïden en antibiotica
oraal doxycycline
i.v. aciclovir
paracetamol of NSAID

A

i.v. steroïden en antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de E score

A

4 - spontaan
3 - op geluid
2 - op een prikkel
1 - afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de M score

A

6 - opdracht uitvoeren
5 - lokaliseert
4 - normale buigereactie
3 - abnormale buigreactie
2 - strekreactie
1 - afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de V score

A

5 - georienteerd
4 - verward
3 - woorden
2 - geluiden
1 - afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe weet je het verschil tussen L5 uitval of peroneus uitval?

A

Bij L5 werken voetheffers en inevrsie niet. Bij peroneus alleen voetheffers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke vitamine deficientie kan polyneuropathie en myeolopathie veroorzaken?

A

B12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Een patiënt heeft het typische beeld van een linkszijdige nervus oculomotoriusuitval, behalve dat de pupil isocoor is en normale lichtreacties vertoont.
Welke oorzaak van de uitval is nu het meest waarschijnlijk?
compressie nervus oculomotorius
ischemie nervus oculomotorius

A

Ischemie nervus occulomotorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Een 77-jarige man heeft bemerkt dat hij met de rechterhand niet goed meer de knoopjes van zijn overhemd kan openen en sluiten. Bij onderzoek is er
enige atrofie van de rechterhand en zijn er fasciculaties in armen en benen. De reflexen zijn aan de benen zeer levendig. De sensibiliteit is intact.
Welke aandoening verklaart deze klachten en verschijnselen het best?
multipele sclerose
lumbale kanaalstenose
cervicale kanaalstenose
amyotrofische laterale sclerose

A

amyotrofische laterale sclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Een 23-jarige vrouw heeft sinds enkele maanden last van dubbelzien en onduidelijk spreken. Dit is niet continu aanwezig, maar vooral ‘s avonds.
Bij neurologisch onderzoek op de polikliniek zijn er geen afwijkingen.
Wat is met deze gegevens de meest waarschijnlijke diagnose?
multipele sclerose
ziekte van Pompe
myasthenia gravis
ziekte van McArdle

A

myasthenia gravis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Een 67-jarige vrouw wordt geanalyseerd wegens een myocardinfarct. Als risicofactoren blijkt zij een niet eerder ontdekte diabetes en hypertensie te
hebben. Een maand later wordt er bij haar bloed afgenomen en blijkt haar creatinekinase (CK) duidelijk verhoogd.
Welk van de aan haar voorgeschreven middelen is hiervan de meeste waarschijnlijke oorzaak?
clopidogrel
metformine
hydrochloorthiazide
simvastatine

A

simvastatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Een patiënt met matig ernstige ziekte van Alzheimer had enige baat bij het gebruik van rivastigmine, maar moest de behandeling staken wegens
aanhoudende buikkrampen en diarree. U wilt een andere behandeling geven.
Welk middel heeft dan de minste kans op deze bijwerking?
memantine
galantamine
tacrine
donepezil

A

memantine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Een 76-jarige vrouw is door de huisarts verwezen naar de neuroloog wegens verdenking Ziekte van Parkinson. Zij was altijd gezond, alleen het laatste
jaar brak zij achtereenvolgens de linker- en rechterpols bij verschillende valpartijen. Bij neurologisch onderzoek valt naast een symmetrisch parkinsonisme
op dat patiënte niet op verzoek naar beneden kan kijken.
Welke andere diagnose dan Ziekte van Parkinson moet nu worden overwogen?
progressieve supranucleaire paralyse (PSP)
corticobasale degeneratie (CBD)
multisysteematrofie, parkinsontype (MSA-p)
vasculair parkinsonisme

A

PSP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Een 37-jarige vrouw heeft recent de diagnose MS gekregen, nadat zij vorig jaar een neuritis optica doormaakte, en een maand geleden een twee weken
durende episode met gnostische sensibiliteitsstoornissen van de onderbenen. Gelukkig zijn beide episodes goed hersteld. Haar neuroloog wil een
behandeling starten om nieuwe klinische exacerbaties en nieuwe demyelinisatiehaarden in hersenen en ruggenmerg zoveel mogelijk te voorkomen.
Welke behandeling is in deze omstandigheden aangewezen?
glatirameeracetaat
prednisolon
mitoxantron
natalizumab

A

glatirameeracetaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

De prognose van de verschillende types primaire hersentumoren verschillen sterk.
Welk type primaire hersentumor heeft de slechtste prognose?
oligodendroglioom
pilocytair astrocytoom
glioblastoom
laaggradig glioom

A

Glioblastoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is op het niveau van genproducten het onderliggende mechanisme bij de meeste autosomaal dominante spinocerebellaire ataxieën?
‘toxic gain of function’
‘loss of function’

A

‘toxic gain of function’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Een 26-jarige vrouw zag een jaar geleden wazig met het rechteroog. Dat bleek toen te berusten op een neuritis optica, die spontaan herstelde. Er werd
destijds een MRI-scan gemaakt, waarop periventriculaire, juxtacorticale en infratentoriële lesies werden gezien. Er kon toen geen dissociatie in tijd worden
aangetoond. Inmiddels heeft de patiënt geen nieuwe klachten en is ook een nieuwe MRI-scan onveranderd.
Wat is nu de meest passende diagnose?
secundair progressieve MS
primair progressieve MS
relapsing remitting MS
clinically isolated syndrome

A

clinically isolated syndrome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

De Ziekte van Parkinson kan behandeld worden met levodopa en dopamineagonisten. In verschillende situaties kan voor één van beide middelen
gekozen worden.
Wat is een voordeel van dopamineagonisten boven levodopa?
minder dyskinesieën en fluctuaties effect
krachtiger effect
minder kans op impulsregulatiestoornissen
minder hallucinaties

A

minder dyskinesieën en fluctuaties effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Behandeling met riluzol kan het beloop van amyotrofe laterale sclerose (ALS) in geringe mate gunstig beïnvloeden.
Via beïnvloeding van welk neurotransmittersysteem wordt dit effect waarschijnlijk bereikt?
dopamine
glutamaat
acetylcholine
serotonine

A

Glutamaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Een patiënt klaagt over uitstralende pijn vanuit de rug via de laterale voorzijde van het bovenbeen tot iets voorbij de knie. Vandaar geen verdere uitstraling
naar caudaal.
Welk onderzoek moet nu verricht worden om radiculaire prikkeling te testen?
Lasègue
omgekeerde Lasègue

A

omgekeerde Lasègue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

De laterale ventrikel staat in verbinding met de derde ventrikel via ?
En de derde ventrikel staat in verbinding met de vierde ventrikel via ?

A

De laterale ventrikel staat in verbinding met de derde ventrikel via [foramen van Monro].
En de derde ventrikel staat in verbinding met de vierde ventrikel via [aquaductus cerebri].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

De basale ganglia bevatten verschillende circuits waaronder de zogenaamde ‘indirecte pathway’.
Welke vier onderstaande basale ganglia structuren worden tot deze neuronale pathway gerekend?
globus pallidus externa
globus pallidus interna
nucleus subthalamicus
striatum
substantia nigra

A

z globus pallidus externa
z globus pallidus interna
z nucleus subthalamicus
z striatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Kenmerkend voor een RAPD (relatief afferent pupil defect) is dat bij de ‘swinging flash light test’ de pupil van het aangedane oog
niet van grootte verandert bij belichting van het aangedane oog
in eerste instantie groter wordt bij belichting van het goede oog
niet van grootte verandert bij belichting van het goede oog
in eerste instantie groter wordt bij belichting van het aangedane oog

A

in eerste instantie groter wordt bij belichting van het aangedane oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Het principe van registratie van VEPs (visually evoked potentials) berust op
stimulatie van het thalamo-corticale projectiesysteem
selectie van alleen directe visuele prikkels door nauwkeurige plaatsing van elektrodes
inactivatie van de formatio reticularis door het herhaaldelijk toedienen van prikkels
het uitmiddelen van het EEG signaal dat niet gerelateerd is aan de lichtprikkels

A

het uitmiddelen van het EEG signaal dat niet gerelateerd is aan de lichtprikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Bij een wakker proefpersoon die ontspannen is en de ogen gesloten houdt wordt een EEG meting verricht waarbij de elektrodes zijn aangebracht op de
hoofdhuid op de positie van de occipitale schors. Op het moment dat de proefpersoon de ogen opent, neemt de frequentie van de signalen toe en wordt
de amplitude lager.
Dit wordt vooral veroorzaakt door
de dipoolwerking van de ogen
spieractiviteit van de oogleden
activatie van het thalamo-corticale projectiesysteem
desynchronisatie door inhibitie van de formatio reticularis

A

activatie van het thalamo-corticale projectiesysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Welk aanvullende onderzoeken geven welke informatie met betrekking tot de gezichtsvelden?

centraal gezichtsveld -
confrontatief gezichtsveld -
kinetische perimetrie -
statische perimetrie -

A

centraal gezichtsveld - Amsler
confrontatief gezichtsveld - Donders
kinetische perimetrie - Goldmann
statische perimetrie - Humphrey

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Kies bij de verschillende oorzaken van letsel de juiste oogheelkundige structuur aan die betrokken is bij de schade.

z actinisch letsel -
z chemisch letsel -
z thermisch letsel -

A

z actinisch letsel - hoornvlies
z chemisch letsel - oog en adnexa
z thermisch letsel - oogleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij een fotofobe baby van 6 maanden met tranende ogen en mat aspect van de cornea?

A

Congenitaal glaucoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is een oorzaak van trichiasis?

A

Trachoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Op de SEH komt mevrouw B. met een rood pussend en pijnlijk rechteroog
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van haar klachten?
uveïtis anterior
HSV keratitis
ulcus corneae

A

HSV keratitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Welke bewering is juist met betrekking tot het gezichtsveld bij glaucoom?
vezelbundelscotomen zijn karakteristiek voor glaucoom
uitval begint meestal aan de temporale zijde
mits tijdig gediagnosticeerd, is de uitval reversibel
de uitval is symmetrisch
hoe kleiner de papilexcavatie hoe groter de kans op een gezichtsvelddefect

A

vezelbundelscotomen zijn karakteristiek voor glaucoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Veel uveïtiden zijn geassocieerd met systeemziekten.

bandkeratopathie -
ernstige occlusieve vasculitis -
focale chorioretinitis -
irisgranulomen -
sectoriële irisatrofie -

A

z bandkeratopathie - juveniele idiopathische arthritis
z ernstige occlusieve vasculitis - Behcet
z focale chorioretinitis - oculaire toxoplasmose
z irisgranulomen - sarcoïdose
z sectoriële irisatrofie - herpessimplexuveïtis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat doe je bij verdenking bacteriele meningitis als bloedkweek al is afgenomen?

A

Start iv steroiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Veel uveïtiden zijn geassocieerd met systeemziekten.

A

25%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Letsel van welk vat is de meestal de oorzaak van een epidurale bloeding?

A

Meningea media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Van welk deel van het ventriculaire systeem vormt het mesencefalon de wanden?

A

Aquaductus cerebri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is het belangrijkste doel van de behandeling van glaucoom?

A

Afremmen gezichtsveldschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Bij oogheelkundig onderzoek meet u een visus op van 1/60.
Wat kan de patiënt nog zien?

A

Vingers tellen op 1 meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Een 79-jarige man blijkt na plaatsing van een heupprothese een klapvoet te hebben aan de zijde waar de operatie heeft plaatsgevonden.
Bij wat uitgebreider onderzoek blijkt hij ook hypesthesie te hebben van de achterzijde van het onderbeen en voetzool en een lichte parese van de
voetstrekkers.
Wat is nu de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Ischiadicus neuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Na een fietsongeval heeft een patiënt uitval van de rechter n. peroneus. Bij EMG onderzoek worden afwijkingen gevonden in de betrokken zenuw
die passen bij neurapraxie.
Welke van de onderstaande beweringen over neurapraxie is waar?
A
Er is schade aan de myelineschede, niet aan axonen en de prognose is gunstig.
B
Bij naaldonderzoek worden denervatieverschijnselen gevonden.
C
Herstel van axonen gebeurt via sprouting met ongeveer 1mm/ dag.
D
Vroege exploratie met eventueel neurochirurgisch herstel is aangewezen.

A

A
Er is schade aan de myelineschede, niet aan axonen en de prognose is gunstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Een 32-jarige MS patiënte gebruikt vanwege actieve ziekte onder eerstelijnstherapie (interferon-bèta, Avonex®), inmiddels ruim twee jaar
natalizumab (Tysabri®) en is sindsdien stabiel. Zij is recent op JC-virusantistoffen in het bloed getest vanwege het inschatten van het risico op
progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML).
Welk bewering is juist?
A
De kans op JC-virusantistoffen in het bloed bij patiënte is nihil.
B
PML kan worden uitgesloten door een PCR op JC-virus DNA in het bloed.
C
Natalizumab-geassocieerde PML kan ernstig verlopen, maar de kans op overlijden is nihil.
D
Bij natalizumab-geassocieerde PML wordt na het staken van natalizumab meestal het ‘immuunreconstitutie inflammatoir syndroom’ (IRIS) gezien.

A

D
Bij natalizumab-geassocieerde PML wordt na het staken van natalizumab meestal het ‘immuunreconstitutie inflammatoir syndroom’ (IRIS) gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Bij een 26-jarige vrouw met een doorgemaakte visusdaling aan het rechteroog wordt gedacht aan neuritis optica.
Welke uitspraak over aanvullende diagnostiek in het kader van een verdenking multiple sclerosis (MS) of neuromyelitis optica spectrumziekte
(NMOSD) is juist?
A
Er worden zelden oligoclonale bandjes aangetoond in de liquor van MS patiënten.
B
De diagnose MS kan worden gesteld zonder het aantonen van oligoclonale bandjes in de liquor.
C
Een sterk verhoogd aantal leukocyten in de liquor doet de kans op een definitieve diagnose MS sterk toenemen.
D
De aanwezigheid van anti-aquaporine 4 antistoffen sluit een neuritis optica als oorzaak van de visusdaling vrijwel volledig uit.

A

B
De diagnose MS kan worden gesteld zonder het aantonen van oligoclonale bandjes in de liquor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Welke van de onderstaande aandoeningen geeft meestal geen aanvalsgewijze hoofdpijn?
A
clusterhoofdpijn
B
arteritis temporalis
C
short-lasting unilateral neuralgiform headache with conjunctival injection and tearing (SUNCT)
D
paroxysmale hemicrania

A

B
arteritis temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

U verdenkt een patiënt op klinische gronden van de ziekte van Alzheimer, maar wil dit vermoeden mede op verzoek van de patiënt zelf graag
bevestigen met beeldvormend onderzoek.
Welke beeldvorming van de hersenen kan in deze omstandigheden uw vraag het beste beantwoorden?

A

T1-gewogen MRI zonder contrast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat voor EEG past bij NREM-3 slaap?

A

regelmatig EEG-ritme waargenomen met een lage frequentie (1-2 Hz) en een hoge amplitude (100 μV).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Het vermogen om contrast te zien hangt samen met de receptieve velden van ganglioncellen. Eén type ganglioncel noemt men ‘ON centre/OFF
surround’.
In welke omstandigheden veroorzaakt lichtval op het receptieve veld de grootste toename in actiepotentiaalfrequentie in dit type ganglioncel?
A
er valt alleen licht op het centrum
B
er valt alleen licht valt op de periferie
C
er valt licht op het centrum en de periferie, van gelijke intensiteit
D
er valt licht op het centrum en de periferie, maar met een hogere intensiteit in het centrum

A

A
er valt alleen licht op het centrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Welke kenmerken moeten minimaal aanwezig zijn om te kunnen spreken van een dementiesyndroom?
A
a: meervoudige cognitieve stoornissen
B
b: gedragsproblemen
C
c: interferentie met het dagelijks functioneren
D
a, b en c
E
a en c

A

D
a, b en c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Een 30-jarige man met alleen een verkeersongeval met een contusio cerebri en tibiaplateaufractuur in de voorgeschiedenis, heeft sinds een jaar
last van verschillende soorten aanvallen die allemaal een paar minuten duren en spontaan weer overgaan: soms heeft hij schokjes in de linker
schouder, soms staart hij plotseling en reageert hij niet op vragen, andere keren ziet hij bewegende kleuren in het rechter gezichtsveld.
Welk van onderstaande onderdelen van deze informatie pleit het MINST voor epilepsie als oorzaak van de aanvallen?
A
de aanvallen zijn niet stereotiep
B
de aanvallen beginnen plotseling
C
er is geen epilepsie in de voorgeschiedenis
D
de aanvallen duren een paar minuten

A

A
de aanvallen zijn niet stereotiep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat is de belangrijkste complicatie van een ruimte-innemend proces in de achterste schedelgroeve?

A

hydrocephalus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Verschillende typen tumoren kunnen naar de hersenen metastaseren.
Bij welke primaire tumor is de kans het grootste dat er op het moment van de diagnose al hersenmetastasen zijn?

A

Longcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Een man van 42 wordt naar de Spoed Eisende Hulp gebracht i.v.m. een bewustzijnsdaling. Hij was de dag ervoor al niet lekker, had wat hoofdpijn
gehad. Op de dag van het SEH-bezoek is hij om 06:00 wel naar zijn werk gegaan, maar hij was om 08:00 weer thuis. Hij had plotseling weer
hoofdpijn gekregen en hij voelde zich niet lekker. Rond 11:00 trof zijn vrouw hem verminderd aanspreekbaar aan. Hij zou hebben geschokt met
beide armen en benen.
Bij onderzoek (na intubatie, sedatie en verslappen) is de EMV: E1M1Vtube. Pupillen: rechts vervormd, 4 mm , geen lichtreactie; links wijd, 8 mm,
geen lichtreactie. Geen koorts.
Welke diagnose is nu het meest waarschijnlijk?
A
meningitis
B
herseninfarct
C
subarachnoïdale bloeding
D
status epilepticus

A

C
subarachnoïdale bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Een 52-jarige vrouw loopt op haar werk weg van de koffieautomaat als de koffiebeker uit haar rechterhand valt. Ze loopt onhandig nog een paar
stappen en zakt dan neer op een stoel. Haar bewustzijn is normaal. Als haar collega haar vraagt wat er aan de hand is spreekt ze niet en ook haar
begrip is gestoord. Het valt hem op dat haar rechter mondhoek afhangt. Hij legt haar op de grond en laat een andere collega 112 bellen.
Wat is op basis van deze informatie de meest waarschijnlijke oorzaak van de uitvalsverschijnselen?
A
infarct in het stroomgebied van de a. cerebri anterior links
B
infarct in het stroomgebied van de a. cerebri media links
C
ponsbloeding rechts
D
thalamusbloeding rechts

A

B
infarct in het stroomgebied van de a. cerebri media links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Mevrouw G is 77 jaar. Zij werd 8 dagen geleden opgenomen na een herseninfarct. Ze heeft een parese van het rechterbeen en een paralyse van de
rechterarm en hand. Ze kan ondanks een matige afasie duidelijk maken wat ze bedoelt te zeggen. De rompbalans is sterk gestoord. Barthel Index
is 6 (maximumscore is 20).
Haar voorgeschiedenis omvat DM II, hypertensie en adipositas (BMI 27). Haar man (76 jaar) wil graag dat ze zo snel mogelijk naar huis komt.
Welke vervolgzorg is geïndiceerd, na afronding van de ziekenhuisbehandeling?
A
intensieve revalidatie in een revalidatiecentrum
B
naar huis, ondersteuning door echtgenoot en thuiszorg
C
naar huis met thuiszorg en revalidatie door fysiotherapie
D
opname in verpleeghuis voor geriatrische revalidatie

A

D
opname in verpleeghuis voor geriatrische revalidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Een 27-jarige man verblijft al jaren in een instelling wegens een mentale retardatie, waarbij hij ook moeilijk behandelbare epilepsie heeft.
Hij is nu opgenomen in het ziekenhuis vanwege een status epilepticus, die hij een paar maal per jaar heeft.
Zoals gebruikelijk verdwenen de trekkingen nadat hij intraveneuze anti-epileptica kreeg toegediend. Normaalgesproken ontwaakt hij dan na
ongeveer tien minuten. Inmiddels zijn echter vier uren verstreken en is hij nog diep comateus.
Welk aanvullend onderzoek moet nu met spoed worden aangevraagd?
A
Bloedonderzoek: spiegels anti-epileptica
B
Bloedonderzoek: vitamine B12
C
Elektro-encefalografie (EEG)
D
Somato-sensory evoked potentials (SSEP)

A

C
Elektro-encefalografie (EEG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Een 67-jarige man bezoekt de huisarts vanwege aanvalsgewijze draaiduizeligheid. Hij heeft hiervan bijvoorbeeld last bij het omdraaien in bed,
maar ook bij het over de schouder kijken als hij fietst. De aanvallen met draaiduizeligheid duren maximaal tien seconden.
Welke diagnostische test is nu geïndiceerd?
A
Dix-Hallpike-test
B
get up and go-test
C
test van Romberg
D
test van Unterberger

A

A
Dix-Hallpike-test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Een 26-jarige vrouw bezoekt de spoed eisende hulp omdat zij tijdens het sporten zonder enige waarschuwing buiten kennis is geraakt. Nadat zij
op de grond viel waren er enkele schokken van de benen. Na een minuut kwam zij weer bij en was zij direct helder en georiënteerd. Zij had bij de
wegraking de urine laten lopen. Er was geen tongbeet. De laatste maanden heeft zij bij het sporten twee keer eenzelfde aanval gehad.
Welk aanvullende onderzoek is nu als eerste geïndiceerd?
A
Beeldvormend onderzoek (CT-hersenen)
B
Beeldvormend onderzoek (MRI-hersenen)
C
Elektrocardiografie (ECG)
D
Elektro-encefalografie (EEG)

A

ECG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Infarcten van het ruggenmerg komen veel minder vaak voor dan herseninfarcten.
Wat is hiervoor de meest aannemelijke verklaring?
A
aanwezigheid van anastomosen van spinale arteriën in de lengte en per segment
B
atherosclerose in spinale arteriën is zeldzamer dan in cerebrale vaten
C
aanwezigheid van een kleppensysteem proximaal in spinale arteriën voorkomt vastlopende embolieën
D
spinale arteriën zijn tot meer vasodilatatie in staat dan cerebrale arteriën

A

A
aanwezigheid van anastomosen van spinale arteriën in de lengte en per segment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Een patiënt wordt voor trombolyse gepresenteerd op de spoedeisende hulp, nadat hij twee uur eerder plotselinge zwakte van de rechterarm en het
rechterbeen opmerkte. Bij onderzoek zijn er geen fatische stoornissen, al spreekt hij onduidelijk, wat verklaart blijkt te worden door zwakte van de
tongmusculatuur aan de linkerzijde. Op een CT-hersenen kan een bloeding worden uitgesloten, maar een infarctgebied is (nog) niet zichtbaar.
Welk deel van de hersenen is waarschijnlijk geïnfarceerd?
A
mediale medulla oblongata links
B
mediale medulla oblongata rechts
C
laterale medulla oblongata links
D
laterale medulla oblongata rechts

A

A
mediale medulla oblongata links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Een 60-jarige man wordt poliklinisch onderzocht wegens een in de loop van enkele maanden ontstane loopstoornis die dagelijks continu aanwezig
is.
Bij onderzoek blijkt er sprake van zwakte van de bovenbeenspieren met normaal symmetrische reflexen en een intacte sensibiliteit.
In welke categorie van aandoeningen is de oorzaak van de zwakte het meest waarschijnlijk te vinden?
A
myastheen syndroom
B
myopathie
C
neuropathie

A

B
myopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Een 3-jarige kleuter gaat geleidelijk aan steeds moeilijker lopen door een progressieve ataxie. Na aanvullend onderzoek is een sporadische oorzaak
erg onwaarschijnlijk geworden, en wordt hij van een erfelijke aandoening verdacht.
Welke type erfelijkheid is het meest waarschijnlijk, puur op basis van de leeftijd?
A
autosomaal dominant
B
autosomaal recessief

A

B
autosomaal recessief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Een 63-jarige man is verwezen naar de polikliniek Neurologie vanwege een klapvoet rechts.
Bij neurologisch onderzoek is er inderdaad een zwakte van de voetheffers. De reflexen aan het rechterbeen zijn verhoogd. Bij inspectie van het
been vallen frequente fasciculaties op aan onderbeen en bovenbeen, en bij uitgebreidere inspectie ook aan de beide schoudergordels.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
amyotrofische laterale sclerose (ALS)
B
inclusion body myositis
C
myotone dystrofie
D
syndroom van Guillain-Barré

A

ALS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Een patiënt heeft uitstralende pijn in de linkerarm, vanuit de nek tot in de pink.
Bij onderzoek blijkt er een geringe parese van de m. triceps aan dezelfde zijde te zijn en is de tricepspeesreflex verlaagd ten opzichte van rechts.
De arts stelt de diagnose cervicaal radiculair syndroom.
Welke wortel is meest waarschijnlijk aangedaan?
A
C5
B
C6
C
C7
D
C8

A

C8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Een patiënt van 82 jaar revalideert in een verpleeghuis na een ischemisch CVA in de linker hemisfeer.
Er is bij hem sprake van een afasie. Hij spreekt in een verhoogd tempo maar gebruikt flarden van zinnen, heeft een voorkeur voor werkwoorden en
adjectieven en vormt ook geheel nieuwe woorden.
Waar in de hersenen is dit probleem voornamelijk gelokaliseerd?

A

Gyrus temporalis superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

De behandeling bij migraine bestaat uit medicatie die gebruikt kan worden als aanvalsbehandeling en profylactische behandeling.
Welke van de onderstaande geneesmiddelen is geïndiceerd als profylactische behandeling bij migraine?
A
ergotamine
B
sumatriptan
C
metoprolol
D
metoclopramide

A

C
metoprolol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

De baliemedewerker kan na dit incident niet meer goed nadenken en het eerste wat in haar hoofd opkomt is: ‘ach, er zijn ergere dingen in de wereld
dan dit’. Met deze gedachte probeert ze de situatie voor haarzelf af te zwakken.
Deze automatische respons is een voorbeeld van een:
A
fight patroon
B
flight patroon
C
freeze patroon

A

C
freeze patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

In het geval van ruptuur van een ankervene bloed is het op neuroanatomische gronden goed mogelijk dat er bloed of bloedproducten worden
gevonden in de liquor cerebrospinalis.
A
juist
B
onjuist

A

Juist

95
Q

Excessieve rotatie van de schedel t.o.v. de halswervelkolom kan de bloedstroom door de a. vertebralis verminderen.
Welke klacht of welk verschijnsel is hiervan het meest voorkomende gevolg?
A
vasovagale collaps
B
cervicogene duizeligheid
C
rotatoire nystagmus
D
tijdelijke occlusie van aquaductus cerebri

A

B
cervicogene duizeligheid

96
Q

Een patiënt heeft zwakte van voetheffers en voetstrekkers na een verkeersongeval, waarbij hij onder andere een gecompliceerde bekkenfractuur
opliep. De patiënt vraagt of en wanneer de klachten zich herstellen. Voor het bepalen van de prognose is het noodzakelijk om kennis te hebben
van de ernst en aard van het zenuwletsel.
Wat is bij dit verhaal de onderliggende aard van het zenuwletsel?
A
neurapraxie
B
neurotmesis
C
axonotmesis
D
niet te zeggen

A

D
niet te zeggen

97
Q

Een patiënt heeft op klinische gronden naar alle waarschijnlijkheid een neuropathie van de n. radialis na een val, waarbij hij een proximale
humerusfractuur opliep.
Hoeveel tijd moet er na het ongeval ten minste verstrijken, voordat het zinvol is een EMG te verrichten met het oog op de prognose?

A

10 dagen

98
Q

Een 22-jarige MS patiënte gebruikt inmiddels ruim 2 jaar natalizumab (Tysabri®) en is sindsdien volledig stabiel. Zij is recent positief getest op JC
virus antistoffen in het bloed in de context van het inschatten van het risico op progressieve leuko-encefalopathie (PML).
Welke stelling is juist?
A
met de aanwezigheid van JC virus antistoffen in het bloed kan natalizumab alleen worden gecontinueerd als een onderhoudsbehandeling met
corticosteroïden wordt gestart
B
PML kan worden aangetoond middels een PCR op JC virus DNA in de liquor
C
natalizumab-geassocieerde PML kan ernstig verlopen, maar de kans op overlijden bij het oplopen van deze complicatie is nihil.
D
bij PML is het optreden van het immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) na het staken van natalizumab vrijwel zonder uitzondering fataal

A

B
PML kan worden aangetoond middels een PCR op JC virus DNA in de liquor

99
Q

Bij een 36-jarige vrouw met doorgemaakte zwakte en gevoelsveranderingen aan de benen wordt gedacht aan een myelitis transversa.
Welke uitspraak over aanvullende diagnostiek in het kader van een verdenking multiple sclerosis (MS) of neuromyelitis optica spectrum ziekte
(NMOSD) is juist?
A
er worden zelden myelum afwijkingen gezien op MRI bij NMOSD patiënten met spinale symptomen
B
een langgerekte myelumlaesie (over meer dan 3 wervellichamen) past beter bij MS dan bij NMOSD
C
het aantonen van oligoclonale bandjes in de liquor kan bijdragen aan de diagnose MS bij patiënten met een eerste episode verdacht voor
demyeliniserende ziekte
D
anti-MOG antistoffen hebben een hoge specificiteit bij het stellen van de diagnose MS

A

het aantonen van oligoclonale bandjes in de liquor kan bijdragen aan de diagnose MS bij patiënten met een eerste episode verdacht voor
demyeliniserende ziekte

100
Q

Op een CT beeld ziet u een weefsel met een negatieve Hounsfield waarde van -100 HU.
Wat concludeert u over dit weefsel?
A
dit weefsel heeft dezelfde repetitietijd TR als water
B
dit weefsel heeft een lagere longitudinale relaxatietijd T1 dan water
C
dit weefsel absorbeert geen Röntgenstraling
D
dit weefsel absorbeert minder Röntgenstraling dan water

A

D
dit weefsel absorbeert minder Röntgenstraling dan water

101
Q

In het EEG meet men de som van:
A
postsynaptische potentialen in grote aantallen neuronen in de cortex
B
actiepotentialen in grote aantallen neuronen in de cortex
C
elektrische activiteit van grote aantallen neuronen in de thalamus
D
elektrische activiteit van grote aantallen neuronen in de reticulaire formatie

A

A
postsynaptische potentialen in grote aantallen neuronen in de cortex

102
Q

Het vermogen om contrast te zien hangt samen met de receptieve velden van ganglioncellen. Eén type ganglioncel is het ‘ON center/OFF
surround’.
Dat betekent dat belichting van alleen de periferievan het receptieve veld leidt tot:
A
depolarisatie van de ganglioncel en een afname van de actiepotentiaalfrequentie
B
depolarisatie van de ganglioncel en een toename van de actiepotentiaalfrequentie
C
hyperpolarisatie van de ganglioncel en een afname van de actiepotentiaalfrequentie
D
hyperpolarisatie van de ganglioncel en een toename van de actiepotentiaalfrequentie

A

C
hyperpolarisatie van de ganglioncel en een afname van de actiepotentiaalfrequentie

103
Q

Wat zijn de kenmerkende symptomen van dementie met Lewy Lichaampjes?
A
sluipende gedragsverandering, auditieve hallucinaties, parkinsonisme
B
aandachtsfluctuaties, visuele hallucinaties, parkinsonisme
C
snel progressieve symptomen, myoclonieën, ataxie
D
loopstoornis, parkinsonisme, sluipende gedragsverandering

A

B
aandachtsfluctuaties, visuele hallucinaties, parkinsonisme

104
Q

Een patiënt, bekend met een prostaatcarcinoom, heeft progressieve rugpijn met sinds drie dagen bandvormige uitstraling naar voren die verergert
bij het overeind komen (staan/zitten) en sinds één dag kan hij moeilijk lopen.
Wat is het beste beleid?
A
CT-wervelkolom < 7 dagen
B
MRI-wervelkolom < 7 dagen
C
CT-wervelkolom < 12 uur
D
MRI-wervelkolom < 12 uur

A

D
MRI-wervelkolom < 12 uur

105
Q

Een patiënte wordt met een A1 rit vervoerd naar het ziekenhuis omdat zij inmiddels een uur geleden een acute hemiplegie links kreeg en verdacht
wordt van een herseninfarct. In eerste instantie wordt met een CT-hersenen een hersenbloeding uitgesloten.
Wat zou een behandeling met intraveneuze trombolyse in haar geval nog kunnen verhinderen?
A
gebruik van acetylsalicylzuur in een dosering van 1 x 300 mg/dag
B
gebruik van acenocoumarol met een sterk verhoogde INR (3,88)
C
bloeddruk bij binnenkomst 210/110, maar na CT-hersenen gedaald naar 160/85
D
beginnend maar nog zeer incompleet herstel van de hemiplegie

A

B
gebruik van acenocoumarol met een sterk verhoogde INR (3,88)

106
Q

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van een herseninfarct op jonge leeftijd?
A
roken
B
hypercholesterolemie
C
cardiale emboliebron
D
erfelijke oorzaken

A

C
cardiale emboliebron

107
Q

Een patiënt van 82 jaar revalideert in een verpleeghuis na een ischemisch CVA in de linker hemisfeer. Er is bij haar sprake van een afasie. Het
spreken gaat langzaam, waarbij zij veel moet zoeken naar woorden, en lettergrepen verwisselt.
Waar in de hersenen is dit probleem voornamelijk gelokaliseerd?
A
gyrus frontalis inferior
B
gyrus temporalis superior
C
temporopariëto-occipitale overgangsgebied

A

A
gyrus frontalis inferior

108
Q

Een 20-jarige toerist wordt comateus aangetroffen op straat. Bij algemeen lichamelijk onderzoek worden geen afwijkingen gevonden, behalve een
wat hoge bloeddruk (160/100), tachycardie (108 slagen per minuut). De hersenstamreflexen zijn symmetrisch intact. Geen koorts. Er blijkt een
laterale tongbeet te zijn. Bloedonderzoek laat geen afwijkingen zien. Ook een CT-hersenen en screening op intoxicaties zijn negatief.
Welk aanvullend onderzoek moet u nu met spoed aanvragen?
A
CT-angiografie hersenen
B
Elektro-encefalografie (EEG)
C
MRI-hersenen
D
Somato-sensory evoked potentials (SSEP)

A

Elektro-encefalografie (EEG)

109
Q

Een 64-jarige vrouw bezoek de KNO-arts vanwege uren durende aanvallen van draaiduizeligheid en oorsuizen links, waarbij zij ook een vol en
drukkend gevoel in hetzelfde oor ervaart. Geleidelijk aan is er ook een wat afnemend gehoor links opgetreden.
Welke diagnostische test is nu geïndiceerd?
A
audiologisch onderzoek
B
elektro-encefalografie (EEG)
C
kanteltafeltest (tilt table test)
D
stabilometrie

A

A
audiologisch onderzoek

110
Q

Een 87-jarige man bezoekt de arts vanwege moeilijker (houteriger) lopen. Bij het neurologisch onderzoek zijn er bevindingen, die dit mogelijk
verklaren.
Welke bevinding is het meest van belang bij het verklaren van de loopstoornis?
A
fasciculaties in de kuiten
B
verminderde vibratiezin in de tenen beiderzijds, maar niet proximaal hiervan
C
voetzoolreflex beiderzijds verlopend volgens Babinski
D
zeer moeilijk opwekbare Achillespeesreflexen beiderzijds

A

C
voetzoolreflex beiderzijds verlopend volgens Babinski

111
Q

In welk deel van het myelum komt ischemie het meest frequent voor?
A
hoog cervicaal
B
mid cervicaal
C
laag cervicaal
D
hoog thoracaal
E mid thoracaal
F
laag thoracaal

A

D
hoog thoracaal

112
Q

Een patiënt wordt voor trombolyse gepresenteerd op de spoedeisende hulp, nadat hij twee uur eerder plotselinge stuurloosheid van de rechterarm
en het rechterbeen, en een hese spraak opmerkte. Hij heeft veel last van draaiduizeligheid. Bij onderzoek zijn er geen fatische stoornissen. Wel
blijkt hij een Horner syndroom te hebben rechts, en blijkt de pijnzin sterk verminderd aan de rechterzijde van het gelaat en de linkerzijde van de rest
van het lichaam. Op een CT-hersenen kan een bloeding worden uitgesloten, maar een infarctgebied is (nog) niet zichtbaar.
Welk deel van de hersenen is waarschijnlijk geïnfarceerd?
A
mediale medulla oblongata links
B
mediale medulla oblongata rechts
C
laterale medulla oblongata links
D
laterale medulla oblongata rechts

A

D
laterale medulla oblongata rechts

113
Q

Welke bevinding bij neurologisch onderzoek past goed bij amyotrofische laterale sclerose (ALS)?
A
horizontale blikparese
B
hypertrofie kuitspieren
C
levendige spierrekkingsreflexen
D
verminderde positiezin

A

C
levendige spierrekkingsreflexen

114
Q

Triptanen (zoals sumatriptan) worden gebruikt voor de behandeling van migraine.
Zij veroorzaken:
A
cerebrale vasodilatatie door antagonisme van de 5-HT1-receptor (serotonine)
B
cerebrale vasoconstrictie door agonisme van de 5-HT1-receptor (serotonine)
C
cerebrale vasodilatatie door antagonisme van de dopaminereceptor
D
cerebrale vasoconstrictie door agonisme van de van de dopaminereceptor

A

B
cerebrale vasoconstrictie door agonisme van de 5-HT1-receptor (serotonine)

115
Q

Voor de instelling van het niveau van vigilantie (mate van waakzaamheid) is de in de hersenstam
gelegen formatio reticularis van groot belang. Noem vier verschillende anatomische structuren en/of
systemen van waaruit de formatio reticularis invoer ontvangt en zo bijdraagt aan een goede regulatie
van vigilantie.

A

· zintuigen
· hypothalamus
· cortex
· limbisch systeem
· cerebellum
· spiertonus

116
Q
A

A: a. cerebri media R
B: a. cerebri anterior
C: a. communicans anterior
D: a. cerebri media L
E: a. communicans posterior
F: a. basilaris
G: a. cerebri posterior
H: a. carotis interna

117
Q

Beschrijf welke neurologische uitvalsverschijnselen ontstaan bij afsluiting van de met B, D, F en G
aangegeven vaten.

A

 B motore uitval contralaterale been (> arm)

 D contralaterale sensibele en motore uitval arm>been en fatische stoornissen

 F ataxie/hersenzenuwuitval/bewustzijnsverlies

 G uitval contralaterale gezichtsveld/homonieme hemianopsie rechts

118
Q

Waarbij past een positieve head impulse test?

A

Neuritis vestibularis

119
Q

Tot hoe lang is iv trombolyse en tot hoe lang intra-arteriele trombolyse mogelijk?

A

Iv trombolyse tot 4,5 uur
Arteriële trombolyse tot 6 uur

120
Q

Bij welke neurologische ziekten treedt anticipatie op?

A

Myotone dystrofie
Huntington
Fragiele X syndroom

121
Q

Waarbij past teken van Lhermitte

A

Neuritis optica

122
Q

Hoe kun je achteraf nog neuritis optica diagnosticeren?

A

VEP of MRI

123
Q

Ruptuur van welk bloedvat is de meest voorkomende oorzaak van een subduraal hematoom?

A

Ankervene

123
Q

Van welk deel van het ventriculaire system vormt het telencephalon de wanden?

A

Laterale ventrikel

124
Q

Als bij neurologisch onderzoek fasciculaties worden gevonden, kan dat wijzen op een ernstige ziekte, maar in sommige spieren worden
fasciculaties ook gezien bij oudere, gezonde personen.
In welke spier kan bij ouderen het optreden van fasciculaties als normaal worden beschouwd?

A

M. gastrocnemius

125
Q

Bij een patiënt wordt de knipperreflex getest door aanraking van de cornea van het rechteroog. Het rechteroog vertoont de reflex, maar het
linkeroog niet.
Wat is de juiste interpretatie van deze bevindingen?

A

Laesie n. facialis links

126
Q

Een 80-jarige man is sinds een dag comateus nadat hij een hartstilstand kreeg en na enkele minuten werd gereanimeerd. Hij is geïntubeerd maar
heeft wel een ademprikkel. Bij neurologisch onderzoek zijn de pupilreflexen op licht en de corneareflexen aanwezig.
In welk deel van de hersenen is het meest waarschijnlijk de schade ontstaan die het coma veroorzaakt?
A
hippocampus
B
cortex cerebri
C
diepe witte stof
D
hersenstam

A

B
cortex cerebri

127
Q

Bij welke oorzaak van myelopathie zonder compressie blijft de gnostische sensibiliteit relatief gespaard?
A
ischemie stroomgebied a. spinalis anterior
B
ischemie stroomgebied a. spinalis posterior
C
vacuolaire myelopathie bij AIDS
D
vitamine B12 deficiëntie

A

A
ischemie stroomgebied a. spinalis anterior

127
Q

Welk virus veroorzaakt vooral een meningitis, die in een minderheid van de gevallen (1%) gevolgd wordt door beschadiging van motorische
voorhoorncellen?
A
bof
B
polio
C
rabies
D
varicella zoster

A

B
polio

128
Q

Een 50-jarige man presenteert zich met een progressieve spierzwakte sinds ongeveer zes maanden. Bij een elektromyografie wordt een
vertraagde zenuwgeleiding gevonden met op meerdere plaatsen in verschillende zenuwen ook geleidingsblokkades.
Op welke aandoening wijzen deze bevindingen?
A
adulte vorm van spinale spieratrofie (SMA type 4)
B
cervicale myelopathie
C
multifocale motorische neuropathie (MMN)
D
amyotrofische laterale sclerose (ALS)

A

C
multifocale motorische neuropathie (MMN)

129
Q

Op de spoedeisende hulp ziet de SEH-arts een comateuze patiënt. Er bestaat een sterke verdenking op een bacteriële meningitis.
Plaats de te verrichten handelingen in de juiste volgorde (de eerst te verrichten handeling boven, en zo verder).

A

1
bloedkweek
2
i.v. steroïden
3
i.v. antibiotica
4
CT hersenen
5
lumbaalpunctie (chemie en kweek)

129
Q

Waardoor kenmerkt zich een arteriële vaatafsluiting in het oog?
A
acute eenzijdige, matig ernstige visusdaling met pijn en roodheid
B
acute eenzijdige, zeer ernstige visusdaling zonder pijn en/of roodheid
C
acute eenzijdige, zeer ernstige visusdaling met pijn en/of roodheid
D
langzaam progressieve eenzijdige, zeer ernstige visusdaling zonder pijn en/of roodheid

A

B
acute eenzijdige, zeer ernstige visusdaling zonder pijn en/of roodheid

130
Q

De heer Van de B, 34 jaar, komt voor de 2de keer met klachten passend bij een uveitis anterior bij de oogarts.
Welk aanvullend onderzoek is nu geïndiceerd?
A
Toxoplasmose serologie
B
HLA-B27 antigeen
C
reuma serologie
D
alle drie de testen

A

B
HLA-B27 antigeen

131
Q

Een patiënt, bekend met een prostaatcarcinoom, heeft progressieve rugpijn met sinds 3 dagen beiderzijds bandvormige uitstraling naar voren die
verergert bij het overeind komen (staan/zitten) en sinds 1 dag kan hij moeilijk lopen en niet goed plassen. Bij neurologisch onderzoek heeft hij een
paraparese van de benen met zeer hoge reflexen en en voetzoolreflex volgens Babinski beiderzijds.
Wat is de beste verklaring voor zijn klachten?
A
myelumcompressie door tumormetastase
B
door tumormetastase
C
door ingroei tumormetastase
D
caudasyndroom door tumormetastase

A

A
myelumcompressie door tumormetastase

132
Q

Een man heeft al gedurende lange periode kiespijn en heeft een wortelkanaalbehandeling gehad. De patiënt is de dag na de behandeling ziek
geworden, heeft koorts en is zelf de trap afgelopen en weer naar de tandarts gegaan. De patiënt kreeg in tandartsstoel een bewustzijnsdaling.
Voorgeschiedenis: hypothyreoïdie. De patiënt zou in de dagen ervoor ook hoofdpijn hebben gehad en grijpt nu naar zijn hoofd.
Welke diagnose moet nu als eerste worden uitgesloten?
A
reactie op lokaal anestheticum
B
vasovagale reactie op de pijn
C
subarachnoidale bloeding
D
meningitis

A

D
meningitis

133
Q

MS heeft verschillende beloopsvormen.
Bij beginnende MS is in de meeste gevallen sprake van
A
benigne MS
B
secundair progressieve MS
C
primair progressieve MS
D
relapsing-remitting MS

A

D
relapsing-remitting MS

134
Q

Bij het stellen van de diagnose MS is het aantonen van dissociatie in plaats en tijd cruciaal.
Op welke manier kan een MRI scan van het centrale zenuwstelsel bijdragen aan het direct stellen van de diagnose bij een patiënt met een blanco
voorgeschiedenis die zich meldt met een neuritis optica aan de rechter kant?
A
bij een aankleurende laesie van de N. opticus rechts en aankleuring van ten minste 1 andere hersenzenuw kan de diagnose worden gesteld
B
bij drie niet aankleurende laesies periventriculair en een aankleurende laesie cerebellair kan de diagnose MS worden gesteld
C
de diagnose kan bij een neuritis optica en slechts 1 MRI scan in de tijd per definitie niet worden gesteld
D
de MRI is alleen bijdragend als er unieke oligoclonale banden in de liquor zijn aangetoond

A

B
bij drie niet aankleurende laesies periventriculair en een aankleurende laesie cerebellair kan de diagnose MS worden gesteld

135
Q

Amaurosis fugax kan worden veroorzaakt door
A
neuromyelitis optica
B
migraine
C
een trombus vanuit de a. carotis interna
D
papiloedeem

A

C
een trombus vanuit de a. carotis interna

136
Q

Welke stelling over deze casus is de meest juiste?
A
zenuwgeleidingsonderzoek zal bij deze patiënte op het moment van opname typische afwijkingen, bestaande uit o.a. geleidingsvertraging en
geleidingsblokkades, tonen
B
een bij opname verrichte lumbaalpunctie kan een vals negatieve uitslag geven
C
een bij opname verrichte lumbaalpunctie zal naast een verhoogd liquor eiwit ook pleiocytose tonen
D
forse pijn aan de rug en ledematen is een zeldzaam symptoom bij het syndroom van Guillain-Barré

A

B
een bij opname verrichte lumbaalpunctie kan een vals negatieve uitslag geven

137
Q

Een 53-jarige patiënt is onder andere bekend met migraine, astma, hypercholesterolemie en een recent myocardinfarct. Momenteel krijgt hij een
statine, een ACE-remmer, een selectieve bèta-blokker, twee plaatjesaggregatieremmers en een puffertje (salbutamol). Bij een migraine aanval
slikt de patiënt paracetamol.
Vanwege een toename van klachten tijdens een migraineaanval denkt u eraan om een extra geneesmiddel voor te schrijven naast de
paracetamol.
Wat in deze casus maakt dat een triptaan gecontra-indiceerd is?

A

Recente myocardinfarct

138
Q

Wat is agnosie?

A

Wat is agnosie? Bij agnosie kun je nog steeds dingen zien, horen, proeven, ruiken en voelen. Je kunt deze dingen alleen niet meer herkennen of plaatsen. Zo kun je moeite hebben met het herkennen van voorwerpen, vormen, kleuren, gezichten, teksten en muziek.

139
Q

Wat is aprosodie

A

Stoornis in emotionele taalgebruik

140
Q

Een 48-jarige vrouw wordt naar uw spreekuur verwezen vanwege onwillekeurig schudden van het hoofd. In stressvolle situaties op haar werk is
het schudden nog duidelijker zichtbaar. Het is haar opgevallen dat zij door haar hoofd te ondersteunen met haar linkerhand het schudden wat
kan onderdrukken. Af en toe heeft zij last van pijn in de nek. De klachten hebben zich in de loop van ongeveer een jaar ontwikkeld en nemen
geleidelijk in intensiteit toe. Zij heeft een blanco voorgeschiedenis, werkt fulltime en speelt tweemaal per week tennis. Bij onderzoek ziet u een
wat onregelmatige schudbeweging van het hoofd, die toeneemt wanneer zij het hoofd naar links draait. Wanneer zij recht vooruit kijkt neigt
haar hoofd wat naar rechts met de kin naar links gedraaid. Vaardigheid en coördinatie van de handen zijn ongestoord. Het looppatroon is
normaal.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
cerebellaire tremor
B
ziekte van Parkinson
C
essentiële tremor
D
dystone tremor

A

D
dystone tremor

141
Q

In welke twee omstandigheden (liggen/lopen/staan/zitten) zal een patiënt met een lumbale kanaalstenose het meest waarschijnlijk
uitstralende pijnklachten in de benen krijgen?
A
liggen en lopen
B
lopen en staan
C
staan en zitten
D
zitten en liggen

A

B
lopen en staan

142
Q

Wat is kenmerkend voor de ziekte van Alzheimer op MRI beelden van het brein?
A
afname van de T1 relaxatietijd van de grijze stof
B
toename van de omvang van de ventrikels
C
afname van de omvang van de ventrikels
D
verminderde opname van de tracer 123-I Joflupan in de basale kernen

A

B
toename van de omvang van de ventrikels

143
Q

De in het ventrikelsysteem door plexus choreoïdus geproduceerde cerebrospinale vloeistof staat in directe verbinding met de subarachnoidale
ruimte.
Via welke twee structuren bereikt de cerebrospinale vloeistof uit de ventrikels deze ruimte?
A
foramen van Luschka
B
foramen van Magendie
C
foramen van Monro
D
aquaductus cerebri
E
canalis centralis
F
granulationes arachnoidales

A

A
foramen van Luschka
B
foramen van Magendie

144
Q

Welk van de volgende bevindingen past niet bij een opticusneuropathie?
A
stoornissen in het kleurenzien
B
gezichtsveld defecten
C
drusen in de perifere retina
D
stoornissen in het contrast zien

A

C
drusen in de perifere retina

145
Q

Een 50-jarige man wordt op de spoedeisende hulp onderzocht nadat hij een uur eerder ineens onduidelijk begon te spreken, een zwalkende gang
kreeg en last kreeg van dubbelzien. Kort erna ontstond een coma. Bij neurologisch onderzoek zijn de pupillen anisocoor en zijn de pupilreflexen
op licht en de corneareflexen afwezig.
In welk deel van de hersenen is het meest waarschijnlijk de schade ontstaan die het coma veroorzaakt?

A

Hersenstam

146
Q

Een patiënt heeft een verminderde tastzin bemerkt in de middelste drie vingers van de rechterhand, die alle drie volledig zijn betrokken.
Door een beschadiging van welke structuur kan deze verdeling het beste verklaard worden?

A

Wortel C7 rechts

147
Q

Een patiënt bezoekt de SEH nadat hij die ochtend ontwaakte met een afhangende mondhoek aan de rechterzijde.
Welke bevinding bij neurologisch onderzoek maakt dat deze uitval heel waarschijnlijk is ontstaan door een probleem met de nervus facialis?
A
afhangend bovenooglid links
B
afhangend bovenooglid rechts
C
geen oogknippers links mogelijk
D
geen oogknippers rechts mogelijk

A

D
geen oogknippers rechts mogelijk

148
Q

Bij welke oorzaak van myelopathie zonder compressie is de sensibiliteit relatief gespaard?
A
ischemie stroomgebied a. spinalis anterior
B
ischemie stroomgebied a. spinalis posterior
C
tropische spastische paraparese
D
vitamine B12 deficiëntie

A

C
tropische spastische paraparese

149
Q

Een 22-jarige vrouw heeft soms last van voor haar beeld hangende oogleden, soms links, soms rechts. Als zij haar ogen af en toe even sluit gaat
het daarna weer even beter. Bij neurologisch onderzoek heeft zij inderdaad een wat fluctuerende ptosis van het rechteroog, maar verder zijn er
geen afwijkingen.
In welke categorie van aandoeningen is de oorzaak van de zwakte het meest waarschijnlijk te vinden?
A
myastheen syndroom
B
myopathie
C
neuropathie

A

A
myastheen syndroom

149
Q

Bij een 50-jarige man bestaat er een klinische verdenking op amyotrofische laterale sclerose (ALS) wegens progressieve spierzwakte sinds
ongeveer zes maanden. Bij een elektromyografie wordt een vertraagde zenuwgeleiding met op meerdere plaatsen in verschillende zenuwen ook
geledingsblokkades, waardoor uiteindelijk de diagnose multifocale motorische neuropathie (MMN) wordt gesteld.
Wat betekent dit voor de behandelmogelijkheden voor de patiënt?
A
Geen gevolgen, beide aandoeningen zijn volledig therapieresistent.
B
Geen gevolgen, de behandeling van ALS met riluzol en MMN met intraveneuze immunoglobuline-infusies zijn ongeveer even effectief.
C
Deze verslechteren omdat riluzol bij ALS werkzamer is dan intraveneuze immunoglobuline-infusies bij MMN.
D
Deze verbeteren omdat intraveneuze immunoglobuline-infusies bij MMN werkzamer zijn dan riluzol bij ALS.

A

D
Deze verbeteren omdat intraveneuze immunoglobuline-infusies bij MMN werkzamer zijn dan riluzol bij ALS.

150
Q

De heer X heeft al jaren recidiverende alternerende HLA-B27 geassocieerde uveitis. De aanvallen reageren goed op lokaal gebruik van steroïden,
maar geleidelijk aan is hij toch waziger gaan zien. Zijn visus is beiderzijds 0.5 stenopeïsch te verbeteren tot 0.8; bij het spleetlamp onderzoek is
er geen sprake van een actieve ontsteking.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van zijn visusvermindering?
A
cystoïd macula oedeem
B
achterste schors cataract
C
primair open kamerhoek glaucoom
D
beslag endotheel cornea

A

B
achterste schors cataract

151
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van blindheid en slechtziendheid in de werkende bevolking van de westerse wereld?
A
diabetische retinopathie
B
macula degeneratie
C
cataract
D
primair open kamerhoek glaucoom

A

A
diabetische retinopathie

152
Q

Wat is een typische klacht bij epitheelerosies?
A
branderige ogen
B
jeukende ogen
C
pijn bij wakker worden
D
in de loop van de dag een afname van tranen

A

C
pijn bij wakker worden

153
Q

U bent coassistent bij de huisarts. Op het spreekuur komt mevrouw P., 47 jaar. Ze vertelt al enige weken last te hebben van jeuk aan haar ogen
en prut tussen haar wimpers. Bij lichamelijk onderzoek ziet u aan beide ogen een wat geïrriteerd beeld van de oogleden met débris en schilfertjes
tussen de wimpers. Aan de oogbol zelf ziet u geen afwijkingen. Er is hier meest waarschijnlijk sprake van een blefaritis.
Waar wordt deze ontsteking van de ooglidranden door veroorzaakt?
A
allergie
B
stafylokok
C
adenovirus
D
streptokok

A

B
stafylokok

154
Q

Een 36-jarige vrouw komt op het spreekuur van de huisarts in verband met een pijnlijk rood knobbeltje op de rand van het bovenooglid. Patiënt
vertelt dat de zwelling vorige week plotseling is ontstaan. De huisarts ziet een erythemateuze papulopustel op het bovenooglid met een rode hof
eromheen.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
chalazion
B
hordeolum externum
C
talkgkliercarcinoom van Meibom
D
xanthelasmata

A

B
hordeolum externum

155
Q

Wat is niet typerend voor natte macula degeneratie?
A
drusen
B
pigmentepitheel verlies
C
cellen in de voorste oogkamer
D
subretinale neovascularisatie

A

C
cellen in de voorste oogkamer

156
Q

Welk van de onderstaande beweringen over centraal veneuze occlusies is niet juist?
A
worden behandeld middels trombolyse met urokinase
B
worden in sommige gevallen behandeld met gerichte laser
C
veroorzaken retinale ischemie wat een verhoogd risico op rubeosis iridis geeft
D
geven vaatlekkage en soms neovascularisaties

A

A
worden behandeld middels trombolyse met urokinase

157
Q

Een vrouw van 30 jaar komt op de Spoedeisende Hulp na een doorgemaakte epileptische aanval. Ze heeft een blanco voorgeschiedenis. Ze
vertelt dat ze sinds een jaar ‘onhandig’ is. Bij neurologisch onderzoek zijn er subtiele fatische stoornissen en een vaardigheidsstoornis rechts.
Op CT-hersenen wordt een hypodense afwijking intracerebraal links temporaal gezien. De MRI die daarna gemaakt is, laat een niet-scherp
begrensde T2 hyperintense laesie zien, die niet aankleurt na toediening van contrast.
Je denkt in de eerste plaats aan een hersentumor. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
A
hooggradig glioom
B
laaggradig glioom
C
meningeoom
D
hypofysetumor

A

B
laaggradig glioom

158
Q

Er zijn vele anti-epileptica. De keuze van het eerste middel wordt bepaald door diverse factoren.
Welke hoort daar niet bij?
A
bijwerkingenprofiel
B
type epilepsie
C
toedieningsgemak
D
kosten

A

D
kosten

159
Q

Een 25-jarige motorrijder is aangereden door een auto en heeft daarbij zijn rechter humerus gebroken. Bij onderzoek op de spoedeisende hulp
was de rechterarm zeer pijnlijk, maar waren er geen gevoelsstoornissen en kon de patiënt zijn pols en vingers goed strekken en buigen. De
fractuur werd operatief behandeld waarbij de humerus gefixeerd werd door een staaf. De volgende dag viel op dat er een ‘dropping hand’ was:
er was een paralyse van de pols- en vingerstrekkers en hypesthesie van de handrug en pijnlijke prikkelingen ter plaatse.
Welke diagnose is hier het meest waarschijnlijk?
A
n. radialis letsel door beknelling onder de staaf
B
n. ulnaris letsel ter hoogte van de elleboog door repositie van de fractuur
C
n. radialis letsel door scherpe doorsnijding ten tijde van de operatie
D
n. radialis letsel ter plaatse van de ‘radial groove’ van de humerus ontstaan ten tijde van het ongeval

A

A
n. radialis letsel door beknelling onder de staaf

160
Q

Wat is geen contra-indicatie voor intraveneuze trombolyse?
A
te hoge bloeddruk
B
recente behandeling met IV trombolyse
C
recent schedeltrauma
D
epileptisch insult
E
NIHSS = 2

A

E
NIHSS = 2

160
Q

Bij een acute beroerte kunnen patiënten behandeld worden met intraveneuze trombolyse, welk deel van de patiënten komt hiervoor in
aanmerking?

A

25%

161
Q

Relapsing-remitting MS kan steeds beter worden behandeld.
Wat is het belangrijkste effect dat gemiddeld genomen mag worden verwacht met een hoge dosis methylprednisolon IV gedurende 3 dagen?
A
het voorkomen van nieuwe exacerbaties
B
het op lange termijn (6 maanden of meer) voorkomen van blijvende restverschijnselen na een exacerbatie
C
het verkorten van de duur van de klachten bij een exacerbatie
D
het verbeteren van de werkzaamheid van immunomodulerende middelen

A

C
het verkorten van de duur van de klachten bij een exacerbatie

162
Q

In de differentiaaldiagnose van MS hoort neuromyelitis optica spectrum ziekte (NMOSD, voorheen de ziekte van Devic). Bij het stellen van deze
diagnose kan een bloedtest de diagnose helpen bevestigen.
Welke bloedtestuitslag wordt bedoeld?
A
aantonen van een sterk verhoogd CRP
B
aantonen van antistoffen tegen acetylcholinereceptoren
C
aantonen van antistoffen tegen aquaporine-4
D
aantonen van oligoclonale banden met immunoelektroforese

A

C
aantonen van antistoffen tegen aquaporine-4

163
Q

Een 44-jarige patiënt heeft sinds enkele weken passagere klachten van woordvindstoornissen en een paar dagen geleden heeft hij een

gegeneraliseerde epileptische aanval doorgemaakt. Bij neurologisch onderzoek vind je geen afwijkingen. Op de MRI-hersenen is een hypo-
intense ruimte-innemende afwijking links fronto-parieto-temporaal te zien, die niet aankleurt na toediening van contrast. Je denkt net als de

radioloog aan een primaire hersentumor.
Welk is nu het beste behandelvoorstel?
A
Je vraagt een controle MRI over 1 jaar aan.
B
Je verwijst hem naar de neurochirurg voor een operatie.
C
Je verwijst hem naar de oncoloog voor chemotherapie.
D
Je verwijst hem naar de radiotherapeut voor radiotherapie.

A

B
Je verwijst hem naar de neurochirurg voor een operatie.

164
Q

Bij een nu 64-jarige vrouw heeft u twee jaar tevoren de diagnose ziekte van Parkinson gesteld op basis van een karakteristieke rusttremor van

de rechterhand in combinatie met een geringe mate van rigiditeit en bradykinesie van de rechterarm. Haar voorgeschiedenis vermeldt een niet-
invaliderend herseninfarct op 59-jarige leeftijd, diabetes mellitus, hypertensie, en COPD. Ongeveer vijftien jaar geleden is sprake geweest van een

alcoholverslaving, waar zij dankzij een intensief ontwenningsprogramma van is genezen. De eerste jaren na het stellen van de diagnose ziekte
van Parkinson heeft zij afgezien van een behandeling vanwege het milde karakter van haar klachten. Zij bezoekt nu uw spreekuur omdat de
hevigheid van het beven van de rechterhand haar in toenemende mate beperkt in haar functioneren. Bovendien doen de linkerhand en het
rechterbeen ook steeds vaker mee. Bij onderzoek is er sprake van een continu aanwezige forse rusttremor van de gehele rechterarm en
intermitterend ook van de linkerhand en het rechterbeen. Er is nog steeds nauwelijks sprake van bradykinesie of rigiditeit.
Welke symptomatische behandeling is nu de beste keuze?
A
trihexyfenidyl (een anticholinergicum)
B
propranolol (een niet-selectieve bèta-blokker)
C
levodopa/benserazide
D
pramipexol (een dopamine agonist)

A

C
levodopa/benserazide

165
Q

Wat is de meest voorkomende intracraniële tumor bij volwassenen (> 19 jaar)?
A
hypofysetumor
B
oligodendroglioom
C
glioblastoom
D
meningeoom

A

D
meningeoom

166
Q

De basale kernen vormen samen met de cerebrale cortex en de thalamus een belangrijk circuit waarin zich verschillende informatiestromen
bevinden (e.g. motorische en limbische loop).
Wat is de belangrijkste inputstructuur van de basale kernen, waarmee deze alle corticale input ontvangen?
A
nucleus subthalamicus
B
striatum
C
globus pallidus
D
substantia nigra

A

B
striatum

167
Q

Een 33-jarige MS patiënte gebruikt inmiddels ruim 2 jaar natalizumab (Tysabri®). De ziekte is sindsdien volledig stabiel. Zij is recent op JC virus
antistoffen getest vanwege het inschatten van het risico op progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML).
Welke bewering over over het risico op PML bij MS patiënten is juist?
A
JC virus antistoffen worden aangetroffen in het bloed bij ruim de helft van MS patiënten.
B
Een PCR op JC virus DNA in de liquor is weinig specifiek.
C
Natalizumab-geassocieerde PML verloopt bijna zonder uitzondering fataal.
D
Bij natalizumab-geassocieerde PML wordt vrijwel nooit een immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) gezien na het staken van
natalizumab.

A

A
JC virus antistoffen worden aangetroffen in het bloed bij ruim de helft van MS patiënten.

168
Q

U heeft een MRI laten maken van een MS patiënt. Op een T2-gewogen beeld zijn MS laesies zichtbaar met een hoog signaal ten opzichte van het
omringende hersenweefsel.
Wat kunt U concluderen over deze laesies?
A
de laesies absorberen meer Röntgenstraling
B
de repetitietijd TR in de laesies is verkort
C
de T2 in de laesies is verlengd
D
de T2 in de laesies is verkort

A

C
de T2 in de laesies is verlengd

168
Q

Bij een 29-jarige man met doorgemaakte zwakte en gevoelsveranderingen aan de benen wordt gedacht aan een myelitis transversa. De vraag is
of dit beeld op zichzelf staat of onderdeel uitmaakt van beginnende multiple sclerose (MS) of neuromyelitis optica spectrum ziekte (NMOSD).
Welke uitspraak over aanvullende diagnostiek in het kader van een verdenking MS of neuromyelitis optica spectrum ziekte NMOSD is juist?
A
Het afbeelden van het myelum bij verdenking NMOSD heeft weinig zin.
B
Een langgerekte myelumlaesie (over meer dan drie wervellichamen) past beter bij NMOSD dan bij MS.
C
Het aantonen van oligoclonale bandjes in de liquor sluit MS vrijwel uit.
D
Het aantonen van anti-aquaporine-4 antistoffen in het bloed sluit NMOSD vrijwel uit.

A

B
Een langgerekte myelumlaesie (over meer dan drie wervellichamen) past beter bij NMOSD dan bij MS.

169
Q

Bij een patiënt wordt een VEP (visual evoked potentials) onderzoek uitgevoerd. Hierbij wordt een toename van de latentietijd gezien van vroege
pieken (< 150 msec).
Wat is de meest aannemelijke oorzaak van deze toegenomen latentietijd?
A
een verminderde gevoeligheid van de fotoreceptoren
B
een verminderde myelinisatie van zenuwvezels van de n. opticus
C
een afwijkende organisatie van de visuele cortex
D
een afwijking van het thalamo-corticale projectiesysteem

A

B
een verminderde myelinisatie van zenuwvezels van de n. opticus

170
Q

Welk van onderstaande bevindingen bij reflexonderzoek wordt als fysiologisch beschouwd bij een jonge volwassene?
A
symmetrisch lage reflexen
B
reflexverschil tussen links en rechts
C
aanhoudende clonus
D
beduidend lagere reflexen distaal dan proximaal

A

A
symmetrisch lage reflexen

171
Q

De kniepeesreflextijd kan gemeten worden op basis van spieractiviteit (m.b.v. bewegingsdetectie) en op basis van elektrische activiteit van de
spier (m.b.v. elektromyografie). De gemeten kniepeesreflextijd is in het eerste geval langer dan in het tweede geval.
Welke drie processen dragen bij aan dit verschil?
A
binding van Ca2+ aan troponine
B
prikkelgeleiding via het betrokken alfa-motorneuron
C
synaptische overdracht
D
vrijkomen van Ca2+ uit het sarcoplasmatisch reticulum
E myosine-actine cross bridge cycling

A

A, D en E

172
Q

Een patiënt heeft na een beroerte moeite met aankleden. Hij trekt zijn overhemd achterstevoren aan en probeert daaroverheen zijn hemd aan te
trekken.
Waar zit de laesie?
A
achter in de dominante hemisfeer
B
achter in de niet-dominante hemisfeer
C
voor in de dominante hemisfeer
D
voor in de niet-dominante hemisfeer

A

B
achter in de niet-dominante hemisfeer

173
Q

Een 25-jarige man heeft als jong kind een paar keer een koortsconvulsie doorgemaakt. Onlangs heeft hij meerdere keren een opstijgend gevoel
gehad in de maagstreek zonder verdere verschijnselen. Enkele keren werd dit gevolgd door smakken, friemelen, niet spreken en onrust. Hij
reageert niet meer op de omgeving. Na de aanval is het spreken goed.
Hoe moet u deze aanvallen classificeren volgens de ILAE 2017?
A
focale aanvallen zonder en met verminderde gewaarwording
B
focale en focaal naar bilateraal tonisch clonische aanvallen
C
aanvallen met een gegeneraliseerd begin
D
aanvallen met een niet te classificeren begin

A

A
focale aanvallen zonder en met verminderde gewaarwording

174
Q

Een keuringsarts doet algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek bij 41-jarige man die een levensverzekering wil afsluiten. Deze man heeft
een blanco voorgeschiedenis maar wel ernstig overgewicht.
Welke bevinding bij dit onderzoek is zeker afwijkend?
A
afwezige buikhuidreflexen
B
pupildiameter links 4 mm, rechts 5 mm
C
scheefstand van de uvula
D
extensie grote teen bij voetzoolreflex

A

D
extensie grote teen bij voetzoolreflex

175
Q

Een 74-jarige vrouw heeft sinds twee dagen last van korte aanvallen van draaiduizeligheid zonder neurologische uitval en zonder oorsuizen.
Deze aanvallen treden op bij draaien van het hoofd en begonnen kort nadat zij hard op haar hoofd was gevallen.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A
benigne paroxysmale positieveranderingsduizeligheid (BPPD)
B
contusio cervicalis posterior
C
subduraal hematoom
D
Tumarkin aanvallen

A

A
benigne paroxysmale positieveranderingsduizeligheid (BPPD)

176
Q

Een patiënt heeft een verminderde tastzin bemerkt aan de dorsale zijde van de rechterhand, de regio grenzend aan dig. I-III. Ook het dorsale
deel van deze vingers is hierbij betrokken. Aan de palmaire zijde van de hand zijn er geen problemen.
Door een beschadiging van welke structuur kan deze verdeling het beste verklaard worden?
A
n. medianus
B
n. radialis
C
wortel C7
D
wortel C8

A

B
n. radialis

177
Q

Een 62-jarige man bezoekt de polikliniek neurologie met in maanden progressie loopstoornissen. Bij neurologisch onderzoek heeft hij een
spastische paraparese van de benen. Bij MRI-onderzoek is er een zwelling van het thoracale myelum over meerdere segmenten. Elders in
hersenen en ruggenmerg zijn er geen afwijkingen. Hij heeft geen antistoffen tegen MOG en aquaporine-4.
Bij welke diagnose passen deze bevindingen het beste?
A
spinale durale arterioveneuze fistel
B
tropische spastische paraparese
C
vacuolaire myelopathie bij AIDS
D
vitamine B12 deficiëntie

A

A
spinale durale arterioveneuze fistel

178
Q

Een 72-jarige man heeft sinds enkele dagen een continu aanwezige zwakte van de voetheffers en voetstrekkers.
In welke categorie van aandoeningen is de oorzaak van de zwakte het meest waarschijnlijk te vinden?
A
myastheen syndroom
B
myopathie
C
neuropathie

A

C
neuropathie

179
Q

Bij EMG-onderzoek werden tekenen van axonotmesis gevonden.
Welke stelling is juist?
A
hierbij zijn er denervatieverschijnselen bij naaldonderzoek in de betrokken spieren
B
dit heeft doorgaans een gunstigere prognose dan neurapraxie
C
ondanks de aanwezigheid van motor unit actiepotentialen bij aanspannen is vroege exploratie met eventueel neurochirurgisch herstel
aangewezen

A

A
hierbij zijn er denervatieverschijnselen bij naaldonderzoek in de betrokken spieren

179
Q

Een 29-jarige man heeft sinds twee weken progressieve zwakte van de spieren aan beide benen. Bij elektromyografisch onderzoek (EMG)
worden er laag-normale amplitudes van de ‘compound muscle action potential’ (CMAP) gevonden, met sterk verlaagde geleidingssnelheden.
Bij welke aandoening passen deze bevindingen het beste?
A
amyotrofe laterale sclerose
B
dunnevezelneuropathie
C
Guillain-Barrésyndroom
D
multipele sclerose

A

C
Guillain-Barrésyndroom

180
Q

Een 40-jarige man was als fietser betrokken bij een fiets vs. auto ongeval waarbij hij een contusio cerebri, een fractuur van de nekwervel C4 en
letsel aan zijn rechterarm opliep. Er was een forse parese MRC graad 2 van de m. supra- en infraspinatus en de m. deltoideus rechts en een
graad 4 parese van de m. biceps.
Na twee maanden kwam hij ter controle op de polikliniek neurologie. Ten aanzien van de rechterarm was er sinds het ongeval een onveranderde
parese van de m. deltoideus, maar de kracht van de m. infra- en supraspinatus was deels verbeterd naar graad 4 en de m. biceps was geheel
hersteld. De bicepspeesreflex was aan de rechterzijde verlaagd.
Waar moet(en) de lesie(s) naar alle waarschijnlijkheid worden gelokaliseerd?
A
multipele radiculopathieen C4 – C8 rechts
B
plexus brachialis letsel, truncus superior
C
letsel van de n. axillaris

A

B
plexus brachialis letsel, truncus superior

181
Q

Een patiënt presenteert zich met acute slikstoornissen en dubbelbeelden ten gevolge van een herseninfarct.
In welk arterieel stroomgebied bevindt zich dit infarct naar alle waarschijnlijkheid?
A
a cerebri anterior
B
a cerebri media
C
a vertebralis en basilaris

A

C
a vertebralis en basilaris

182
Q

Een 70-jarige man komt bij u op het spreekuur. Hij heeft sinds 10 dagen last van een hevige pijn in de rug. De pijn straalt uit vanuit de rug over de
laterale zijde van het bovenbeen naar de mediale zijde van het bovenbeen rechts. De defecatie is ongestoord, bij mictie heeft hij sinds twee jaar
klachten van enige hesitatie. Zijn voorgeschiedenis vermeldt diabetes mellitus, een in opzet curatief behandeld coloncarcinoom en een
idiopathische polyneuropathie. Bij neurologisch onderzoek ziet u een niet zieke man die duidelijk veel pijn heeft. Aan de hersenzenuwen en de
armen geen afwijkingen. De adductoren rechts zijn subtiel zwakker. De kniepees- en achillespeesreflexen zijn ongestoord. U twijfelt of er sprake
is van een radiculair syndroom.
Welke drie testen helpen hier het meest om een radiculair syndroom meer of minder waarschijnlijk te maken?
A
proef van Spurling
B
adductorenreflex
C
proef van Lasegue
D
omgekeerde proef van Lasegue
E
onderzoek van de rechter heup

A

B, D en E

182
Q

Een patiënt presenteert zich met plotselinge en inmiddels twee uur bestaande uitval aan de linkerzijde en een normaal bewustzijn.
Welke diagnose is op basis van deze beperkte informatie het meest waarschijnlijk?
A
infarct a cerebri media rechts
B
bloeding in basale kernen rechts
C
migraine-aura
D
postictale uitval

A

A
infarct a cerebri media rechts

183
Q

Een patiënt heeft last van pijn in de onderrug, die via het L5-traject uitstraalt in het linkerbeen. De neuroloog wil weten of er sprake is van
radiculaire prikkeling en doet de proef van Lasègue aan de pijnlijke zijde, waarbij de patiënt aangeeft dat de pijn verergert.
Waar moet de pijn vooral verergeren om de uitslag van de proef ‘positief’ te mogen noemen?
A onderrug
B bil
C been boven de knie
D been onder de knie

A

D been onder de knie

184
Q

Een patiënt met neuritis vestibularis ligt al enkele minuten zonder te bewegen op de rug op een onderzoeksbank en kijkt recht naar boven.
Welke bevinding bij onderzoek van de oogbewegingen, waarbij het hoofd stil blijft liggen, past het best bij de diagnose neuritis vestibularis?
A geen nystagmus
B horizontaal-rotatoire nystagmus
C optokinetische nystagmus
D verticale nystagmus

A

B horizontaal-rotatoire nystagmus

185
Q

Een patiënt die is opgenomen met een hersenbloeding in de linker hemisfeer gaat achteruit. Enkele uren na opname ontstaat er een paraparese
van de benen en wordt hij incontinent en apathisch.
Welk type inklemming past het best bij deze bevindingen?
A centraal transtentoriëel
B subfalcien
C tonsillair
D uncaal

A

B subfalcien

186
Q

Een patiënt heeft last van dubbelzien en hangende oogleden. Opvallend is dat de klachten wisselend optreden, vooral bij een tijdje lezen, en
afnemen na rust.
Wat is op basis van deze gegevens de meest waarschijnlijke diagnose?
A myastheen syndroom van Lambert-Eaton
B myasthenia gravis met antistoffen tegen acetylcholinereceptoren
C myasthenia gravis met antistoffen tegen muscle specific kinase

A

B myasthenia gravis met antistoffen tegen acetylcholinereceptoren

187
Q

Een patiënt met longkanker heeft een lichte paraparese van de benen, die na een MRI-wervelkolom blijkt te berusten op een solitaire epidurale
metastase op Th6. De parese bestaat nog geen dag. De patiënt is nog mobiel en in goede algemene gezondheid. De longarts verwacht dat hij
zeker nog een jaar te leven heeft.
Wat is de beste behandeling van deze epidurale metastase?
A operatie
B radiotherapie
C operatie en radiotherapie

A

C operatie en radiotherapie

188
Q

Wat is de mediane overleving in maanden bij multipele hersenmetastasen zonder therapie?
A 1-3
B 4-6
C 7-9
D 10-12

A

A 1-3

189
Q

Riluzol kan de levensverwachting bij amyotrofische laterale sclerose (ALS) met enkele maanden verlengen.
Wat is het werkingsmechanisme van riluzol?
A blokkeren calciumkanalen
B blokkeren natriumkanalen
C GABA-remmer
D glutamaat-remmer

A

D glutamaat-remmer

190
Q

Een patiënt heeft vanuit de nek uitstralende pijn tot in de duim van de rechterhand. Bij neurologisch onderzoek is de bicepspeesreflex rechts
lager dan links.
Welke wortel is waarschijnlijk de oorzaak van deze uitstralende pijn?
A C4
B C5
C C6
D C7

A

C C6

190
Q

Een patiënt wordt onderzocht vanwege een geleidelijk progressieve zwakte van de ledematen die begon in de linkerarm en zich daarna
uitbreidde naar beide benen. Er zijn fasciculaties zichtbaar in de linker m. deltoïdeus. De sensibiliteit is intact.
Welk aanvullend onderzoek is nu geïndiceerd?
A biopsie m. deltoïdeus
B biopsie n. suralis
C elektromyografie (EMG)
D somatosensory evoked potentials (SSEP)

A

C elektromyografie (EMG)

191
Q

Op spoedeisende hulp wordt een man van 20 jaar binnengereden. Zijn vriendin vertelt dat hij plots wegraakte en begon te schokken. Hij zag
lijkbleek. Het schokken was over toen de ambulance arriveerde, waarna hij geleidelijk weer bij kwam. Hij is incontinent geweest voor urine en
heeft een hematoom in de linker tongrand.
Welk gegeven is het meest specifiek voor de diagnose epileptische aanval?
A bleke kleur
B hematoom tongrand
C incontinentie voor urine
D schokken

A

B hematoom tongrand

191
Q

Een patiënt wordt gepresenteerd op de spoedeisende hulp met plotseling ontstane uitval aan één zijde. Bij onderzoek is er iets uitzakken en
proneren van de linkerarm. De patiënt kan niet op het linkerbeen staan en het (liggend op de onderzoeksbank) zelfs niet optillen van de
ondergrond.
In welk vat (aan de rechterzijde) bevindt zich waarschijnlijk een embolie?
A arteria carotis externa
B arteria carotis interna
C arteria cerebri anterior
D arteria cerebri posterior

A

C arteria cerebri anterior

192
Q

Een patiënt wordt naar de spoedeisende hulp gebracht met een acuut ontstane afasie en hemiplegie rechts. Met een CT-hersenen is een
bloeding uitgesloten. De CT-angiografie laat afsluiting van de proximale arteria cerebri media links zien. Ten tijde van deze CT-angiografie
bestaan de klachten twee uur. De patiënt gebruikt een vitamine K-antagonist wegens atriumfibrilleren. Bij bloedonderzoek is de INR 3,8.
Wat is in deze omstandigheden de beste behandeling?
A intra-arteriële trombectomie na couperen antistolling met stollingsfactorenconcentraat
B intra-arteriële trombectomie na couperen antistolling met vitamine K
C intra-arteriële trombectomie zo spoedig mogelijk, zonder couperen antistolling
D intraveneuze trombolyse na couperen antistolling met stollingsfactorenconcentraat
E intraveneuze trombolyse na couperen antistolling met vitamine K
F
intraveneuze trombolyse zo spoedig mogelijk, zonder couperen antistolling

A

C intra-arteriële trombectomie zo spoedig mogelijk, zonder couperen antistolling

193
Q

Welke gesprekstechniek past de coassistent toe tijdens dit gesprek?
A CD die blijft hangen
B er even over nadenken
C ik-boodschap
D om de hete brij heen draaien

A

A CD die blijft hangen

194
Q

Een vrouw van 47 jaar heeft sinds 2 maanden stroomstoten in de voeten bij buigen van de nek (teken van Lhermitte). Deze klachten zijn kort na
een uterusextirpatie ontstaan, waarbij zij lachgas kreeg toegediend. Vervolgens kreeg zij geleidelijk toenemende tintelingen in de voeten, benen,
handen en armen. De tintelingen zijn voortdurend aanwezig en niet pijnlijk. Patiënte merkt dat zij minder kracht kan uitoefenen bij opstaan,
schrijven en traplopen. Zij heeft moeite met het houden van de balans, vooral in het donker.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

B12 deficientie

195
Q

Een 71-jarige weduwnaar wordt verwezen naar de neuroloog op aandringen van zijn kinderen. In het afgelopen jaar is hij herhaaldelijk zonder
duidelijke aanleiding gevallen.
Daarnaast is hij trager geworden in handelen en is het hen opgevallen dat zijn gelaat strakker is geworden. Hij heeft ook moeite met lezen en
traplopen. Hij is verder bekend met hypertensie en diabetes mellitus. Bij onderzoek is de paslengte niet duidelijk verkort, maar bewegen zijn
armen beiderzijds minder goed mee. Hij neigt ertoe spontaan uit balans te raken. Bij het testen van zijn houdingsreflexen kan hij niet corrigeren
en moet hij opgevangen worden. Bewegingen van alle ledematen zijn beiderzijds traag en bij passief bewegen van de ledematen is er sprake van
rigiditeit. Er is geen tremor zichtbaar. Zijn gelaat is mimiekarm en bij het testen van de oogvolgbewegingen kan hij de vinger niet goed volgen in
verticale richting. Bij een screenende cognitieve test zijn er aanwijzingen voor een stoornis van de executieve cognitieve functies.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose ?
A multipele systeem atrofie (MSA)
B progressieve supranucleaire paralyse (PSP)
C vasculair parkinsonisme
D ziekte van Parkinson

A

B progressieve supranucleaire paralyse (PSP)

196
Q

Een vrouw met MS gebruikt sinds drie jaar natalizumab (Tysabri®) en is daarmee stabiel. Zij is recent op JC-virus antistoffen getest. Eerder
waren deze afwezig maar nu is zij seropositief, ook bij herhaling van het onderzoek. Zij vraagt zich af wat ze moet doen.
Wat is nu het beste advies?
A Tijdelijk staken van de behandeling, die hervat kan worden als de JC-serologie weer negatief is.
B Tijdelijk staken van de behandeling, die twee weken na vaccinatie tegen JC-virus weer hervat kan worden.
C Staken van de behandeling en overstappen op monotherapie met een andere tweedelijnsbehandeling.
D Staken van de behandeling en overstappen op een combinatie van een andere tweedelijnsbehandeling en valaciclovir.
E Voortzetten van de behandeling met extra poliklinische controles.
F
Voortzetten van de behandeling met toevoeging van valaciclovir.

A

C Staken van de behandeling en overstappen op monotherapie met een andere tweedelijnsbehandeling.

196
Q

Aan welke lichaamshelft hebben linkshandige patiënten verhoogde reflexen, als zij enkele weken na een herseninfarct hemiparetisch en afatisch
zijn?
A al deze patiënten hebben verhoogde reflexen links
B al deze patiënten hebben verhoogde reflexen rechts
C sommige van deze patiënten hebben verhoogde reflexen links, maar de meeste rechts
D sommige van deze patiënten hebben verhoogde reflexen rechts, maar de meeste links

A

C sommige van deze patiënten hebben verhoogde reflexen links, maar de meeste rechts

196
Q

Waarover kan informatie worden verkregen bij het onderzoek van ‘evoked potentials’?
A aanleg voor epilepsie
B bewustzijnsniveau
C functie van de reticulaire formatie
D snelheid van prikkelgeleiding

A

D snelheid van prikkelgeleiding

197
Q

Een patiënt van 44 jaar meldt zich op de spoedeisende hulp met acute, zeer heftige hoofdpijn.
Welke twee mogelijke oorzaken moeten als eerste worden uitgesloten?
A apoplexie van de hypofyse
B clusterhoofdpijn
C subarachnoïdale bloeding
D trigeminusneuralgie

A

A en C

198
Q

Op een afbeelding gemaakt met een CT-scanner heeft bot een hogere signaalintensiteit dan hersenweefsel.
Waardoor komt dit?
A bot absorbeert meer Röntgenstraling dan hersenweefsel
B bot absorbeert minder Röntgenstraling dan hersenweefsel
C bot heeft een kortere transversale T2 relaxatietijd dan hersenweefsel
D bot heeft een langere transversale T2 relaxatietijd dan hersenweefsel

A

A bot absorbeert meer Röntgenstraling dan hersenweefsel

199
Q

Een patiënt heeft last van pijn in de onderrug, die via het L3-traject uitstraalt in het linkerbeen. De neuroloog wil weten of er sprake is van
radiculaire prikkeling en doet de omgekeerde proef van Lasègue aan de pijnlijke zijde, waarbij de patiënt aangeeft dat de pijn verergert.
Waar in het linkerbeen moet de pijn vooral verergeren om de uitslag van de proef ‘positief’ te mogen noemen?
A achterzijde bovenbeen
B achterzijde onderbeen
C voorzijde bovenbeen
D voorzijde onderbeen

A

C voorzijde bovenbeen

200
Q

U wilt uitsluiten dat uw patiënt leidt aan dementie.
Welke beeldvorming is hiervoor het meest geschikt?
A CT met toediening van contrast
B CT zonder toediening van contrast
C MRI met toediening van contrastmiddel
D MRI zonder toediening van contrastmiddel
E SPECT met tracer 111-Indium
F
SPECT met tracer 123-I Joflupan

A

D MRI zonder toediening van contrastmiddel

201
Q

Een patiënt die is opgenomen met een hersenbloeding in de linker hemisfeer gaat achteruit met toename van de hemiparese rechts. Bij
neurologisch onderzoek valt op dat de pupil van het linkeroog verwijd is en niet op licht reageert.
Welk type inklemming past het best bij deze bevindingen?
A centraal transtentoriëel
B subfalcien
C tonsillair
D uncaal

A

D uncaal

202
Q

Bij een beperkt aantal hersenmetastasen kan stereotactische radiotherapie toegepast worden, als de metastasen niet te groot zijn.
Wat is de maximale diameter in centimeters die een metastase mag hebben om voor stereotactische bestraling in aanmerking te komen?

A

3,5

202
Q

Een patiënt heeft last van zwakte van de proximale beenspieren. Opvallend is dat de klachten wisselend optreden, vooral na een stukje lopen, en
afnemen na rust. Verder heeft de patiënt last van een droge mond en orthostatische hypotensie.
Wat is op basis van deze gegevens de meest waarschijnlijke diagnose?
A myastheen syndroom van Lambert-Eaton
B myasthenia gravis met antistoffen tegen acetylcholinereceptoren
C myasthenia gravis met antistoffen tegen muscle specific kinase

A

A myastheen syndroom van Lambert-Eaton

203
Q

Haar klachten nemen toe en bij herhaald onderzoek blijkt de patiënt ook hypesthesie te hebben van de achterzijde van het onderbeen en
voetzool en een lichte parese van de voetstrekkers.
Wat is nu de meest waarschijnlijke diagnose?
A plexus lumbosacralis letsel
B n. peroneus drukneuropathie, zowel de diepe als oppervlakkige tak
C radiculopathie L5 rechts op basis van een hernia nucleus pulposi
D n. ischiadicus neuropathie

A

D n. ischiadicus neuropathie

203
Q

Een 30 jarige vrouw heeft sinds 5 jaar focale epileptische aanvallen met verminderde gewaarwording. De aanvallen beginnen met een
opstijgend gevoel vanuit de buik. Daarna verliest zij het besef van haar omgeving. Haar partner ziet haar smakken en friemelen met de handen.
Na een paar minuten reageert ze weer, maar heeft in de minuten na de aanval nog moeite met het vinden van de woorden.
In welke hersenkwab beginnen deze aanval waarschijnlijk?
A Temporaal
B parietaal
C frontaal
D occipitaal

A

aanval waarschijnlijk?
A Temporaal

203
Q

Een patiënt wordt onderzocht vanwege een geleidelijk progressieve zwakte van de ledematen die begon in de linkerarm en zich daarna
uitbreidde naar beide benen. De sensibiliteit is intact. Amyotrofische laterale sclerose (ALS) staat bovenaan in de differentiaaldiagnose. Bij
elektromyografisch onderzoek (EMG) wordt een sterke vertraging van de geleidingssnelheid van perifere motore zenuwen gevonden en er zijn
ook geleidingsblokkades.
Op welke manier beïnvloedt deze uitslag de differentiaaldiagnose?
A ALS is hiermee uitgesloten
B ALS is hiermee minder waarschijnlijk geworden, maar niet uitgesloten
C ALS is hiermee waarschijnlijker geworden, maar niet bewezen
D ALS is hiermee aangetoond

A

A ALS is hiermee uitgesloten

203
Q

Een patiënt heeft vanuit de nek uitstralende pijn tot in de middelvinger van de rechterhand. Bij neurologisch onderzoek is de tricepspeesreflex
rechts lager dan links.
Welke wortel is waarschijnlijk de oorzaak van deze uitstralende pijn?
A C4
B C5
C C6
D C7

A

D C7

204
Q

Een patiënt wordt naar de spoedeisende hulp gebracht met een acuut ontstane hemiplegie links. Met een CT-hersenen is een bloeding

uitgesloten. De CT-angiografie laat normale doorgankelijkheid van de proximale arteria cerebri media rechts zien. Ten tijde van deze CT-
angiografie bestaan de klachten twee uur. De patiënt gebruikt een plaatjesremmer (clopidogrel) na een TIA twee jaar eerder.

Wat is in deze omstandigheden de beste behandeling?
A intra-arteriële trombectomie
B intraveneuze trombolyse
C toevoegen carbasalaatcalcium aan clopidogrel
D verdubbelen dosering clopidogrel

A

B intraveneuze trombolyse

204
Q

Welk aanvullend onderzoek heeft de grootste kans de oorzaak van deze tijdelijke uitval te vinden?
A bloedonderzoek
B duplexonderzoek halsvaten
C liquoronderzoek
D ritmeobservatie hart

A

B duplexonderzoek halsvaten

205
Q

U ziet een 82 jarige patiënt met een acute pijnloze visusdaling in het rechteroog. De visus is sinds vorig jaar gedaald van 0,8 naar 0,16. Tevens
zijn er klachten van toenemende vervorming van het beeld met dat oog.
Welk aanvullend oogheelkundig onderzoek is hier geïndiceerd, naast fundoscopie?
A Fluorescentieangiogram
B Echo-B scan
C OCT scan
D Gonioscopie

A

C OCT scan

205
Q

Welke bewering met betrekking tot het geslotenkamerhoekglaucoom is juist?
A geslotenkamerhoekglaucoom veroorzaakt zelfs tot in gevorderde stadia geen klachten
B bij geslotenkamerhoekglaucoom geeft de oogdrukstijging pijnklachten
C de gezichtsvelduitval bij geslotenkamerhoekglaucoom begint meestal nasaal onder
D de gezichtsvelduitval bij geslotenkamerhoekglaucoom is symmetrisch

A

B bij geslotenkamerhoekglaucoom geeft de oogdrukstijging pijnklachten

206
Q

Waar in het ventrikelsysteem bevindt zich de grootste hoeveelheid cerebrospinale vloeistof?
A laterale ventrikel
B derde ventrikel
C aquaductus cerebri
D vierde ventrikel

A

A laterale ventrikel

206
Q

Wat is een andere benaming voor een cylindrische refractie-afwijking?
A hypermetropie
B anisometropie
C myopie
D astigmatisme

A

D astigmatisme

206
Q

Een 32- jarige MS patiënte gebruikt vanwege actieve ziekte onder eerstelijns therapie (interferon-beta, Avonex®), inmiddels ruim 2 jaar
natalizumab (Tysabri®) en is sindsdien volledig stabiel. Zij is recent op JC virus antistoffen getest in het bloed vanwege het inschatten van het
risico op progressieve leuko-encefalopathie (PML).
Welk antwoord is juist:
A Vrijwel alle MS patiënten op natalizumab hebben JC virus antistoffen in het bloed.
B PML kan worden bevestigd middels een PCR op JC virus DNA in de liquor.
C Natalizumab-geassocieerde PML kan ernstig verlopen, maar de kans op overlijden bij het oplopen van deze complicatie is nihil.
D Bij natalizumab-geassocieerd PML is het optreden van een immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) na het staken van
natalizumab vrijwel zonder uitzondering fataal.

A

B PML kan worden bevestigd middels een PCR op JC virus DNA in de liquor.

207
Q

Een 56-jarige vrouw bezoekt uw spreekuur in verband met beven van het hoofd. Het beven bestaat al enkele jaren en neemt geleidelijk in ernst
toe. Zij heeft de indruk dat het erger wordt wanneer mensen naar haar kijken. Haar kinderen is ook opgevallen dat zij haar hoofd soms wat
scheef houdt. Verder beven haar beide handen ook enigszins, met name wanneer zij iets moet vasthouden. Haar vader leed aan de ziekte van
Parkinson, en beefde daarbij ook vreselijk. Bij onderzoek valt een wat schoksgewijs, onregelmatig trillen van het hoofd op. Dit neemt toe bij naar
rechts kijken. Het hoofd neigt in rust iets naar de linkerschouder met een lichte rotatie naar rechts. De tremor van de handen is weinig opvallend
en treedt op wanneer zij op verzoek de handen voor zich uitstrekt of een bekertje water hanteert. In rust is er geen tremor van de handen
zichtbaar. Er is geen stijfheid van de ledematen en op verzoek kan zij de ledematen vlot bewegen. Het looppatroon is ongestoord.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A essentiële tremor
B tremordominante vorm ziekte van Parkinson
C dystone tremor
D cerebellaire tremor

A

C dystone tremor

208
Q

Stel één van onderstaande aandoeningen wordt vastgesteld bij het kind en de moeder blijkt drager van de aandoening.
Voor welke drie aandoeningen geeft dit ook een verhoogde kans op gezondheidsproblemen bij de moeder (meerdere antwoorden mogelijk):
A fragiele X syndroom
B myotone dystrofie
C spinale musculaire atrofie (SMA) type 1
D duchenne spierdystrofie

A

A, B en D

209
Q

Een rechtshandige patiënt van 54 jaar heeft een half jaar geleden een herseninfarct doorgemaakt. Hij heeft daarbij een afasie en een
hemiparese.
Aan welke lichaamshelft worden dan bij deze patiënt verhoogde reflexen gevonden bij lichamelijk onderzoek?
A linker lichaamshelft
B rechter lichaamshelft

A

B rechter lichaamshelft

210
Q

Wanneer kan bij een proefpersoon in het elektro-encefalogram (EEG) een overgang van alfaritme naar bètaritme worden gezien?
A wanneer een ontspannen persoon (wakker maar met gesloten ogen) onverwachts een geluid hoort
B wanneer een persoon die net in slaap gevallen is, wakker wordt geschud
C wanneer ontspannen persoon (wakker maar met gesloten ogen), plotseling de kaken op elkaar klemt
D wanneer een persoon die net in slaap gevallen is, overgaat naar de REM slaap fase

A

A wanneer een ontspannen persoon (wakker maar met gesloten ogen) onverwachts een geluid hoort

211
Q

U heeft een MRI onderzoek aangevraagd voor uw patiënt met een hersentumor. Op de T2-gewogen MRI beelden is de tumor goed zichtbaar.
Welke informatie kunt u op basis van de T2-gewogen beelden verkrijgen?
A de absorptie van Röntgenstraling in Hounsfield units (HU)
B aankleuring van de tumor door het contrastmiddel gadolinium
C de aanwezigheid van vocht (oedeem) in en rond de tumor
D de doorbloeding van de tumor

A

C de aanwezigheid van vocht (oedeem) in en rond de tumor

211
Q

Wat is een ‘evoked potential’?
A een lokale verandering in de corticale activiteit t.g.v. een perifere, specifieke stimulus
B een artefact in het elektro-encefalogram (EEG) door spieractiviteit bij het openen en sluiten van de ogen
C een gesynchroniseerd elektrisch potentiaalverschil t.g.v. activiteit van de reticulaire formatie
D een verandering in het EEG die vooraf gaat aan het optreden van polypiekgolven

A

A een lokale verandering in de corticale activiteit t.g.v. een perifere, specifieke stimulus

212
Q

Van welk deel van het ventriculaire system vormt de thalamus de wanden?
derde ventrikel
aquaductus cerebri
vierde ventrikel
laterale ventrikel
canalis centralis
cisterna interpeduncularis

A

derde ventrikel

213
Q
A