Neurologie en Oogheelkunde Colleges III Flashcards

1
Q

Wat is epilepsie?

A

Plotse functiestoornis van hersenen ten gevolge van hypersynchrone hyperexcitatie van neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillende type wegrakingen?

A

Cardiaal: geen prodromen
Gegeneraliseerd insult: stereotiep
Kataplexie: uitlokking door schrik, geen anamnesie, geen bewustzijnsdaling
Psychogene niet-epileptische wegraking
Vasovagale collaps: uitlokking door emotie, hitte, lang staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk aanvullend onderzoek kan gedaan worden bij epilepsie?

A

EEG: voor diagnose en classificatie
MRI hersenen en/of bloedonderzoek: voor structurele en metabole oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kijk je naar bij classificatie van aanvalstypen?

A

Hoe de aanval begint (motorisch symptoom, ja of nee)
Of bewustzijn intact is
Of aanval gegeneraliseerd is
Of aanval focaal begint en vervolgens bilateraal tonisch-clonisch wordt, of focaal blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is temporaalkwab epilepsie?

A

Focale aanvallen met of zonder verminderde gewaarwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van temporaalkwab epilepsie?

A

Neurologische aura
Rising epigastric sensation
Ruiken van vieze geur (verbrand rubber) of deja vu
Speech arrest (Wernicke)
Duur > 2 min
Automatisme (friemelen, smakken)
Postictale verwardheid
Tijdens aanval verstoorde inprenting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van frontaalkwab epilepsie?

A

Gedragsveranderingen
Stilvallen
Korte en hevige aanvallen < 30 sec
Plots begin en eind
Aanvallen zijn vooral ‘s nachts
Hyperkinesie en tachycardie
Verbalen geluiden en bewegingen
Geen postictale verwardheid
Spraakproblemen (Broca)
Soms tijdelijke parese na aanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van occipitale epilepsie?

A

Veranderingen in zicht
Visuele hallucinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van pariëtale epilepsie?

A

Problemen in ruimtelijke oriëntatie
Duizeligheid
Buiten jezelf staan
Visuele invloeden
Veranderd lichaamsschema
Jacksonian march

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is absence epilepsie?

A

Komt voor tussen 3e en 10e levensjaar
Korte bewustzijnsdaling 5-10 sec
Op EEG 3 Hz piekgolfcomplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is juveniele myoclonus epilepsie?

A

Rond 14e levensjaar (8-23 jaar)
Gegeneraliseerde aanval
Getriggerd door stress, weinig slaap of alcohol
Al langere tijd schokken
Genetische vorm
Op EEG gegeneraliseerde (poly)piekgolfcomplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de beleid/behandeling van epilepsie?

A

Aanval: veilige omgeving, benzodiazepines bij > 5 min tonisch-clonisch
Onderhoud: anti-epilepticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de ernst van hersenletsel ingedeeld?

A

Trauma capitis: geen bewusteloosheid of amnesie
Licht: GCS 13-15, bewustzijnsverlies < 30 min en/of posttraumatische amnesie < 24 uur
Middel: GCS 9-12
Ernstig: GCS < 9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke type letsels zijn er?

A

Primair: direct
Secundair: bloeding, oedeem, hypoxie
Diffuus: rotatie van schedel (microbloedingen in basale kernen, te zien op MRI)
Focaal: directe inwerking met contusiehaard
Coup/contre-coup: hersenen van voor naar achter geslingerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is decerebratie?

A

Strekbewegingen van alle ledematen, laesie onder nucleus ruber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is decorticatie?

A

Strekbewegingen enkele ledematen, laesie boven nucleus ruber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn tekenen die kunnen duiden op een schedelbasisfractuur?

A

Brilhematoom
Battle sign
Liquor of bloed uit neus of oor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de major en minor criteria voor een CT-scan?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer wordt een persoon opgenomen?

A

Afwijkende CT-hersenen
Stollingsstoornissen
Intoxicaties
EMV < 15 een uur na trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de basisprincipes van neurotrauma?

A

Primaire schade is schade door het ongeval zelf
Secundaire schade verergert het primaire letstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke soorten herniaties en inklemmingen zijn er?

A

Transtentorieel/uncaal
Subfalcien
Extern
Globaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke verschillende problemen in het perifere zenuwstelsel zijn er?

A

Motor neuron diseases (MND), bv. ALS
Radiculopathie, bv. hernia nuclei pulposi
Neuropathie: sensorische en motorische uitval
Myasthenia gravis en Lambert-Eaton syndroom: zuivere motorische aandoeningen, uitputbaarheid
Myopathie: spierzwakte in proximale ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is amyotrofe laterale sclerose (ALS)?

A

Neurodegeneratieve aandoening van motor voorhoorcellen en piramidale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn kenmerken van ALS?

A

Atrofie
Fasciculaties
Hoge en pathologische reflexen en tonus
Zwakte in ledematen, handen en bulbaire spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de behandeling voor ALS?
Riluzol (vermindert symptomen, nier curatief)
26
Wat is poliomyelitis anterior acuta?
Motorische uitval waarbij meerdere spiergroepen betrokken zijn Virale infectie met enterovirus, gepaard met griep en diarree Ademhalingsspieren zijn soms betrokken (slechte prognose)
27
Wat zijn fasciculaties?
Vluchtige, onwillekeurige bewegingen van spiervezels die niet leiden tot een beweging over een gewricht Spiertrekjes of het gevoel dat er mieren onder de huid lopen
28
Waarin onderscheiden we polyneuropathie?
Axonaal: geleidingssnelheid blijft gelijk, maar amplitude wordt lager Demyelinisatie: snelheid wordt lager
29
Wat zijn myasthene syndromen?
Aandoeningen van de neuromusculaire overgang Gaat gepaard met zwakte van spieren/spiergroepen die toeneemt als spieren lange tijd achtereen gebruikt wordt
30
Waardoor wordt het Lambert-Eaton myasthene syndroom veroorzaakt?
Paraneoplasme (tumor)
31
Wat zijn klachten van myasthenia gravis?
Ptosis Diplopie/dubbelzien Nasale spraak Moeilijk slikken of spreken Fluctuerende perifere spierzwakte
32
Wat is de behandeling voor myasthenia gravis?
Steroïden Choline-esterase remmers
33
Wat is dermatomyositis?
Spieraandoening met zwakte in proximale arm- en beenspieren Huidafwijkingen: heliotrope rash, papels van Gottron, poikiloderma vascularis atrophicans (shawl sign)
34
Waar moet je naar zoeken bij dermatomyositis?
Een tumor in het lichaam
35
Waaruit wordt de n. medianus gevormd?
Fasciculus lateralis C6-C7: gaat naar proximale onderarm spieren en verzorgt sensibiliteit van handpalm Fasciculus medialis C8-T1: gaat naar distale onderarm en hand spieren en verzorgt sensibiliteit van laterale zijde digitus IV
36
Wanneer wordt een elektromyografie (EMG) aangevraagd?
Bij verdenking op een perifere zenuw- of spieraandoening Kijken naar zenuwgeleiding
37
Wat is carpaal tunnel syndroom?
Drukneuropathie van n. medianus onder lig. carpi transversum Vrouwen > mannen
38
Wat is het klassieke beeld van carpaal tunnel syndroom?
Tintelingen verdelingsgebied n. medianus Patiënt wordt wakker van klachten Verbetering of verergering bij bewegingen/houdingen pols Geen andere oorzaak
39
Wat zijn risicofactoren voor carpaal tunnel syndroom?
Reuma, trauma, diabetes, hypothyreoïdie, acromegalie, tumor, 'handenarbeid', zwangerschap
40
Wat is de behandeling bij carpaal tunnel syndroom?
Spalkimmobilisatie Corticosteroïdinjectie Operatief klieven lig. carpi transversum
41
Waarbij passen een klauwhand, predikershand en dropping hand?
Klauwhand: n. ulnaris Predikershand: n. medianus Dropping hand: n. radialis
42
Waaruit ontspringt de n. radialis?
Fasciculus posterior C5-T1 Verzorgt sensibele takken van strekzijde onder- en bovenarm, triceps en brachioradialis
43
Wat zie je bij uitval bij de spirale groeve?
Zwakte Extensie van hand en vingers Zwakte van supinatie Flexie van elleboog Gevoelsstoornis van n. radialis superficialis
44
Wat geeft een geïsoleerde laesie van n. radialis superficialis?
Gevoelsstoornis
45
Wat is neuropraxie?
Kneuzing/beklemming/verdrukking van een zenuw Myelineschede is beschadigd, maar axonen niet
46
Wat zijn klachten van neuropraxie?
Pijnlijke prikkeling 'Saturday night palsy'
47
Wat is axonotmesis?
Individuele axonen zijn aangedaan Wallerse/distale degeneratie treedt op na 10 dagen Sprouting: axonen groeien terug Op EMG: spontane spiervezelactiviteit en CMAP
48
Wat is neurotmesis?
Ernstige vorm van zenuwletsel Sprouting is niet mogelijk End-to-end anastomose of zenuwtransplantatie nodig
49
Wat zijn risicofactoren van n. peroneus neuropathie?
Lang liggen bij operatie Gewichtsverlies 'Leg crossing' Veel hurken Trauma of fractuur Tumor, ganglion, cyste
50
Wat innerveren de n. peroneus en n. fibularis?
Voetheffers
51
Wat innerveert de n. tibialis?
Voetstrekkers
52
Wat zijn kenmerken van een neurologische bewegingsstoornis?
Abnormale bewegingen die niet samenhangen met zwakte of spasticiteit Relatie met stoornis op niveau van basale ganglia
53
Wat zijn de 4 kernsymptomen van Parkinsonisme?
Traagheid/bradykinesie en hypokinesie: kleine stapjes, mimiek arm gelaat, hypofone dysartrie Re-emerging tremor: begint asymmetrisch Rigiditeit: voorovergebogen houding Balansstoornis
54
Waardoor ontstaat Parkinson?
Afsterven van dopamine cellen in substantia nigra, te zien op een SPECT scan
55
Wat is de behandeling van Parkinson?
Dopamine agonisten: grijpen aan op cellen in striatum Levodopa: hoeksteen behandeling Remming van acetylcholine
56
Wat zijn bijwerkingen van levodopa?
Hyperkinesie Fluctuaties in concentratie
57
Wat zijn bijwerkingen van dopamine agonisten?
Hallucinaties Slaperigheid Oedeem Verslavingen: gokken, kopen, dopamine verslaving, hyperseksualiteit
58
Wat zijn de stadia van Parkinson volgens Braak?
Stadium 1 en 2: prodromale fase -> reuk, slaap, stemming en autonome problemen Stadium 3 en 4: motorische fase Stadium 5 en 6: gevorderde fase -> motorische symptomen die niet reageert op levodopa
59
Wat is multipele systeem atrofie (MSA)?
Atypisch Parkinsonisme Ontstaat super snel ipv langzaam Vroege autonome stoornissen, cerebellaire en piramidale verschijnselen Op MRI: hot cross bun sign, hypo-intens putamen met hyperintense rand
60
Wat zijn rode vlaggen bij MSA?
Orofaciale dystonie Antecollis Vroege balansstoornis Inspiratoire stridor
61
Wat houdt een essentiële tremor in?
Hoogfrequente, fijnslagige tremor Treedt op wanneer armen gestrekt worden of aan het einde van een beweging Bilateraal, symmetrisch, houdings- of intentietremor Afwijkende top-neus proef Afwezig in rust Behandeling: propanolol, primidon, topimaraat
62
Wat is een migraine?
Eenzijdige, bonzende hoofdpijn Duur 4-72 uur Klachten: foto-fonofobie, misselijkheid, braken
63
Wat zijn de fases van migraine?
1. Prodromale fase: 1-2 dagen voor aanval met hyper- of hypo-activiteit, depressieve gevoelens, hypomane stemming 2. Aura fase: 4-60 min voor aanval, neurologische uitvalsverschijnselen 3. Hoofdpijnfase: 4-72 uur, foto-fonobie, misselijkheid en braken
64
Wat is de behandeling voor migraine?
Aanval: paracetamol, NSAID, triptanen, evt. anti-emeticum
65
Wat zijn triptanen?
Selectieve vasculaire 5-HT1 serotonine receptor agonisten Zorgen voor vasoconstrictie
66
Wat zijn bijwerkingen van triptanen?
Misselijkheid en braken Vermoeidheid en slaperigheid Drukkend gevoel op de borst
67
Wat zijn interacties en contra-indicaties bij triptanen?
Interactie: SSRI (serotonine syndroom!) Contra-indicatie: vaatlijden, hypertensie
68
Wat zijn anti-emetica?
Dopamine antagonisten Geven toename in peristaltiek van maag-darmkanaal
69
Wat zijn bijwerkingen en interacties van domperidon (anti-emeticum)?
Bijwerkingen: droge mond, QT-verlenging Interacties: QT-verlengende middelen
70
Wat zijn bijwerkingen en interacties van metoclopramide (anti-emeticum)?
Bijwerkingen: slaperigheid, extrapiramidale bijwerkingen Interacties: alcohol, levodopa
71
Wat zijn contra-indicaties van anti-emetica?
Darmobstructie, GI-bloeding of darmperforatie QT-verlenging (domperidon) Ziekte van Parkinson (metoclopramide)
72
Wat is de onderhoudsbehandeling voor migraine?
Lipofiele bètablokker (metoprolol, propranolol) of ARB (candesartan) Bij onvoldoende effect wisselen Amitriptyline (TCA)
73
Hoe werken TCA's?
Werken op serotonine receptoren, remmen heropname van serotonine Zorgen ervoor dat noradrenaline niet opgenomen kan worden
74
Wat zijn bijwerkingen van TCA's?
Orthostatische hypotensie Anticholinerge bijwerkingen (droge mond, obstipatie)
75
Waarin worden cerebrovasculaire accidenten (CVA) in onderverdeeld?
TIA Herseninfarct Hersenbloeding
76
Wat zijn de 2 meest voorkomende oorzaken van CVA's?
Atherosclerose (70%) Cardiale embolie, o.a. atriumfibrilleren
77
Wat is de behandeling voor atherosclerose?
Trombocytenaggregatieremmers (clopidogrel, salicylaat + dipyridamol) Cholesterolremmers Antihypertensiva
78
Wat is de behandeling voor een cardiale embolie?
DOAC of vitamine K antagonist
79
Wat zijn P2Y12-remmers?
Voorbeelden: clopidogrel, prasugrel, ticagrelor Inhiberen van ADP-afhankelijke plaatjesactivatie via remming op P2Y12-receptor
80
Wat zijn bijwerkingen van P2Y12-remmers?
Verhoogde bloedingsneiging
81
Wat zijn interacties van P2Y12-remmers?
Andere antistollingsmiddelen Clopidogrel: CYP-interacties met o.a. omeprazol
82
Wat zijn salicylaten?
Voorbeelden: acetylsalicylzuur, carbasalaatcalcium Inhiberen van tromboxaan A2 in trombocyt door irreversibele binding aan COX Werkingsduur 10 uur
83
Wat zijn bijwerkingen van salicylaten?
Verhoogde bloedingsneiging Risico op maagulcera
84
Wat zijn interacties van salicylaten?
Andere antistollingsmiddelen NSAID's en steroïden Middelen die reversibel COX remmen (ibuprofen)
85
Wat zijn fosfodiësteraseremmers?
Voorbeeld: dipyridamol Remmen cAMP en cGMP, waardoor minder activatie, adhesie en aggregatie van trombocyten plaatsvindt Werkingsduur 12 uur
86
Wat zijn bijwerkingen van fosfodiësteraseremmers?
Verhoogde bloedingsneiging Duizeligheid (door remming heropname adenosine)
87
Wat zijn de stappen van cholesterolverlaging?
Statines Cholesterol absorptie remmers PCSK-9 remmers
88
Wat zijn statines?
Voorbeelden: simvastatine, atorvastatine, fluvastatine, rosuvastatine Remmen synthese van cholesterol in lever, waardoor er een toename van aantal LDL-receptoren in lever komt
89
Wat zijn bijwerkingen van statines?
Myopathie/spierpijn/rhabdomyolyse Stijging leverenzymwaarden
90
Wat zijn interacties van statines?
CYP3A4
91
Wat houdt het Gower's sign in?
Teken van spierzwakte Komt vaak voor bij myopathie of spierdystrofie
92
Hoe wordt het brein ingedeeld tijdens de 4e tot 8e week van de hersenontwikkeling?
Prosencephalon: grote hersenen Mesencephalon: thalamus en basale kernen Rhombencefalon: cerebellum, hersenstam en ruggenmerg
93
Wat gebeurd er met het brein rond de 24e week van de hersenontwikkeling?
Vorming van gyri en sulci
94
Wat is Miller-Dieker lissencefalie?
Aandoening waarbij de vorming van 'laagjes' niet goed is gegaan LIS1-mutatie, autosomaal dominant Geen of weinig gyri en sulci Geen differentiatie tussen witte en grijze stof
95
Wat zijn symptomen van een Miller-Dieker lissencefalie?
Ernstige cognitieve verstandelijke beperking Motorische beperking (spastisch met hoge spierspanning) Cerebrale parese met hypertonie Epilepsie (niet onder controle te krijgen met anti-epileptica)
96
Waardoor is het voorkomen van spina bifida te verklaren?
Foliumzuurgebruik 20 weken echo
97
Wat zijn symptomen van spina bifida?
Zwakte van de benen Blaas en darmfunctie-stoornissen Chiari malformatie (kleine uitgezakte hersenen)
98
Wat is de genotype-fenotype correlatie?
1. Klassieke genotype-fenotype relatie 2. Genetische heterogeniteit 3. Fenotypische pleiotropie
99
Wat zijn kenmerken van neurofibromatose type I?
1/3000 kinderen Autosomaal dominante mutatie in NF1-gen, 50% ontstaat de novo
100
Wat zijn symptomen van NF type I?
Cafe au lait vlekken Sproeten in oksel Macrocefalie Neurofibromen Lisch noduli (vlekken in oog)
101
Wat zijn symptomen/kenmerken van hereditaire motorsensore neuropathie (HMSN) type 1?
Zwakte van teen- en voet extensoren (holvoet) Dunne kuiten Zwakte in de hand Afwezige reflexen
102
Wat is spinale musculaire atrofie type 1 (SMA type 1)?
Aandoening van de voorhoorncel, waarbij zenuwen kapot gaan Zonder behandeling komen kinderen voor 2e levensjaar te overlijden
103
Wat zijn symptomen van SMA type 1?
Spierzwakte in bovenarmen en bovenbenen, romp en ademhalingsspieren Klokvormige thorax Fibrillaties van de tong Afwezige reflexen
104
Wat zijn kenmerken van het Dravetsyndroom?
NGS-panel epilepsie genen tonen mutatie in SCN1a-gen passen bij GEFS+ Epileptische aanvallen met koortsconvulsies Ontwikkelingsachterstand
105
Wat zijn kenmerken van myotone dystrofie?
Tentmond Mimiek arm gelaat Afstaande oren Cardiomyopathieën Hypotonie Cataract (niet vaak) Voedingsproblemen
106
Wat is de oorzaak van myotone dystrofie?
Triplet repeat van CGT-herhalingen in mRNA
107
Wat is de oorzaak van myotone dystrofie type 1?
Een afwijking in DMPK-gen, waar een CTG repeat op zit van 5-35 herhalingen
108
Wanneer is er sprake van een congenitale dystrofie?
1000 tot 5000 repeats Aandoening wordt erger met generatie
109
Wat is de ziekte van Huntington?
CAG repeat ziekte die leidt tot een progressieve bewegingsstoornis en afname van intellectuele functies Autosomaal dominante aandoening Anticipatie, erger als je het van je vader krijgt Startleeftijd 30-50 jaar oud
110
Wat is spinocerebellaire ataxie (SCA)
Autosomaal dominant overerfelijk Veroorzaakt door trunucleotide repeat expansies Cognitieve achteruitgang en retinopathie Ontstaat op volwassen leeftijd
111
Wat is Friedreichse ataxie?
Progressieve ataxie met GAA-repeat in FRDA-gen Autosomaal recessief Verlies van evenwicht, vibratie- en positiezin, spraak en later gehoor en visus Ontstaat op late kinderleeftijd tot vroege volwassenheid
112
Wat is hereditaire motorische en sensorische neuropathie (HMSN)?
Langzaam progressieve distale spierzwakte Autosomaal dominant, maar ook recessife en X-gebonden varianten
113
Wat zijn kenmerken van hereditaire motorische en sensorische neuropathie (HMSN)?
Dunne onderbenen Klauwtenen Holvoeten Contracturen Afwezige reflexen Verminderde sensibiliteit
114
Wat is hereditaire spastische paraparese (HSP)?
Kenmerkt zich door spasticiteit en zwakte in onderste ledematen Autosomaal dominant SPG4-gen is betrokken
115
Wat is spinale spieratrofie (SMA)?
Autosomaal recessief Ontstaat op kinderleeftijd Type 1 is ergste vorm, ontstaat rond 6 maanden Kindjes overlijden vaak op hun 2e door respiratoire insufficiëntie
116
Welk geneesmiddel helpt tegen symptomen van spinale spieratrofie (SMA)?
Nusinersen (spinraza) Omzeilt problemen van SMN1-eiwit en SMN2-eiwit wordt versterkt
117
Wat is symptomen van neurofibromatose type 1?
Tumoren Cafe-au-lait vlekken Freckling Macrocefalie Opticusglioom Lisch-noduli in iris
118
Wat zijn symptomen van tubereuze sclerose?
Angiofibromen rond neus en mond Hypomelanotische macula (bladvormig) Nagelriem fibromen Shagreen patch Epilepsie + hyperpigmentatie -> tubereuze sclerose waarschijnlijk
119
Wat is Duchenne/Becker spierdystrofie?
Veroorzaakt door mutaties in DYS-gen X-gebonden recessieve aandoening Soms kiemcel mozaïcisme bij moeder
120
Wat zijn kenmerken van Duchenne/Becker spierdystrofie?
Progressieve spierzwakte vanag 2e-4e leeftijd Hypertrofie in kuiten Gowers sign (armen worden gebruikt om op te staan)
121
Wat is een nieuwe mogelijke behandeling van Duchenne/Becker spierdystrofie?
Gentherapie of antisense oligonucleotide therapie
122
Wat is de kans op epilepsie bij tweelingen?
Een-eiig: 60% Twee-eiig: 10% Eerstegraads verwanten: 5%
123
Wanneer spreek je van een verstandelijke beperking?
IQ < 70 Vaker bij mannen
124
Welke aandoeningen gaan gepaard met verstandelijke beperkingen?
Down syndroom Fragiele X-syndroom (lang gelaat, grote oren, autisme en ADHD)
125
Welke diagnostiek wordt toegepast bij een verstandelijke beperking?
Array: deleties of duplicaties DNA-onderzoek Whole exome/genome sequencing Trio diagnostiek: genen vergelijken met ouders
126
Wat zijn verbanden tussen migraine en klimaatverandering?
Stedelijke gebieden: slechte luchtkwaliteit; verband met fijnstof, NO, ozon, koolstofmono-oxide Effecten worden versterkt in warme dagen
127
Wat is het serotonine syndroom?
Kan ontstaan als 2 medicijnen worden genomen die allebei zorgen voor een verhoogde concentratie serotonine
128
Wat zijn symptomen van het serotonine syndroom?
Neuromusculaire hyperactiviteit: tremor, hyperreflexie, myclonieën Autonome hyperactiviteit Psychische stoornissen
129
Wat is een contra-indicatie voor triptanen?
Sint-Jans kruid
130
Welke ritmes kan een EEG vertonen?
Alfa-ritme Beta-ritme Théta- en delta-ritme
131
Wat is een alfa-ritme op een EEG?
Treedt op wanneer persoon ontspannen is en de ogen gesloten houdt Kenmerken: spoeltjes/spindles Ritme is goed waar te nemen in de occipitale en pariëtale schors
132
Wat is een beta-ritme op een EEG?
Alfa-ritme kan overgaan in een beta-ritme door een externe prikkel of actief nadenken Kenmerken: hogere frequentie en lagere amplitude
133
Wat is een théta- en delta- ritme op een EEG?
Treden op tijdens slaap Hebben lage frequentie Kenmerken: sleep spindles (periodes met hoge activiteit en hoge frequentie) Delta-ritme geeft een hoge amplitude
134
Wanneer wordt een EEG toegepast?
Als diagnostiek bij aandoeningen waarbij niet de anatomie maar wel de functie is veranderd
135
Wat is de formatio reticularis?
Regelt het activiteitsniveau in diverse orgaansystemen Ligt in de hersenstam
136
Welke soorten reflexen zijn er?
Exteroceptief: gaat uit van exteroreceptoren (huid en ogen_ Proprioceptief: gaat uit van proprioreceptoren (spierspoeltjes) Enteroreceptief: gaat uit van enteroreceptoren (druk in maag)
137
Wat is het general adaptation syndrome?
Biologisch aanpassingsmechanisme waarbij lichaamsfuncties worden aangepast om om te gaan met een dreigende situatie
138
Welke typen agressie zijn er?
Instrumenteel: emotie wordt ingezet om bepaald doel te behalen, moet begrensd worden Frustratie: terechte emoties, niet begrenzen maar de-escaleren
139
Wat zijn de-escalatie technieken?
Fase 1: ruimte nemen voor de patiënt -> negeer de strijd, blijf boven/samen, vat samen Fase 2: agenda arts -> eigen standpunt/belang, afspraken maken, afronden
140
Wat zijn begrenzende technieken?
Fase 1: agenda arts -> confronteren met 4 G's, keuzemodel, kort en krachtig Fase 2: agenda patiënt -> samenvatten, afronden