Niveau 2 - Deel 8 - grammatica Flashcards
1
Q
Comparatief, superlatief - onregelmatige vormen good dikwijls graag veel weinig
A
good - better - het best dikwijls - vaak - vaakst graag - liever - liefst veel - meer - meest weinig - minder - minst
2
Q
De superlatief
A
superlatief = het + adj + st
superlatief + substantief
de-/het-woord: het + adj + ste
het beste book, de langste nacht, de minste fouten, het meeste geld
3
Q
Het relatief pronomen
A
Enk:
de-woord: die
het-woord: dat
Mrv:
die
4
Q
De comparatief
A
all: + er
op -r: +der
ver - verder
duur - duurder
comparatief + substantief
1. Geen -e
enl: 0 + comp + het-woord
goedkoper personnel
enl: (g)een + comp + het-woord
een groter bedrijf
geen slechter resultaat
2. Anders: +e de-/het-woorden grotere concurrentie de grotere concurrentie het grotere bedrijf lagere loonkosten de grotere bedrijven