Niveau 2 - Deel 8 - grammatica Flashcards

1
Q
Comparatief, superlatief - onregelmatige vormen
good
dikwijls
graag
veel
weinig
A
good - better - het best
dikwijls - vaak - vaakst
graag - liever - liefst
veel - meer - meest
weinig - minder - minst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De superlatief

A

superlatief = het + adj + st

superlatief + substantief
de-/het-woord: het + adj + ste
het beste book, de langste nacht, de minste fouten, het meeste geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het relatief pronomen

A

Enk:
de-woord: die
het-woord: dat

Mrv:
die

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De comparatief

A

all: + er
op -r: +der
ver - verder
duur - duurder

comparatief + substantief
1. Geen -e
enl: 0 + comp + het-woord
goedkoper personnel

enl: (g)een + comp + het-woord
een groter bedrijf
geen slechter resultaat

2. Anders: +e
de-/het-woorden
grotere concurrentie
de grotere concurrentie
het grotere bedrijf
lagere loonkosten
de grotere bedrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly