Niveau 2 - Deel 6 Flashcards
saucepan
De kookpan
Snow
De sneeuw
Report, message
Het bericht
News
Het nieuws
Solt
Het zout
Christmas
De kerst
To pass by
Langslopen (0)
Ik loop mijn buur langs.
To smell
Ruiken
To invite
Uitnodigen (0)
Poor
Arm
Funny
Grappig
Finally
Eindelijk
Probably
Waarschijnlijk
Potato
De aardappel
Department (in the shop)
De afdeling
Banan
De banaan
Frozen food
De diepvries
Pea (горох)
De erwt
Vegetables
De groenten
Entrance
De ingang
Cash desk
De kassa
kitchen cabinet
De keukenkast
refrigerator
De koelkast
basket
De mand
mandarine
De mandarijn
Promotions
De promotie
Rise
De rijst
Leek
De prei
Celery
De selderij
spaghetti
De spaghetti
Container, can
Het blik
Grocery list
Het boodschappenlijstje
Letter, message
Het briefje
Cash
Het geld
gram
Het gram
quarter
Het kwart
paper
Het papier
Rack (shelve)
Het rek
toilet paper
Het toiletpapier
dangerous
gevaarlijk
not fat, lean, skinny,
mager
fresh
vers
full, entire
vol
careful, cautious
voorzichtig
heavy
zwaar
finally, at last
ten slotte
Turn
De beurt
Wie is er nu aan de beurt?
beans
De bonen, de boonjes
client
de klant
cabbage
de kool
grocer
de kruidenier
order
de orde
pastry (place to buy)
de patisserie
aperitif
het aperitief
present
Het cadeautje
pastry (food)
het gebakje
past
geleden
lost
kwijt
light
het licht
last, previous
vorig
sweet
zoet
cook (person who cooks)
de kok
parsley
de peterselie
thyme
de tijm
dish
het gerecht
recipe
het recept
fire
het vuur
on top
bovenop
softly
zachtjes
to pour
gieten *
gegoten (heeft)
toserve
opdienen
to cut
snijden *
egg
eggs
ei
eieren
stewardess
de stewardess
business, firm
de zaak
to keep silent
silence
zwijgen
het zwijgen
dismissal
het onslag
honestly, fair
honest
eerlijk
het eerlijk
eerlijk gezegd
proud
trots
Mike is trots op zijn fiets
