Niveau 2 - Deel 7 Flashcards
1
Q
Face
A
Het gezicht
2
Q
decrease
A
De daling
3
Q
to fall (numbers)
A
Dalen
heeft gedaald
4
Q
increase
A
De stijging
5
Q
to rise (numbers)
A
Stijgen*
heeft gestegen
6
Q
to restructure
restructuring
A
herstructureren
de herstructurering
7
Q
to earn
A
verdienen
8
Q
salary
A
het loon
het salaris
de wedde
9
Q
company
A
het bedrijf
de firma
de zaak
10
Q
strike
A
de staking
11
Q
especially
A
vooral
12
Q
accident
A
het ongeval (met autos) het ongeluk (met vb skien)
13
Q
lane
A
de rijstrook
14
Q
recently
A
zopas
15
Q
again
A
opnieuw (weer)
16
Q
satisfied
A
tevreden
17
Q
competition
A
de concurrentie
18
Q
wounded, injured
A
de gewonde
19
Q
growth
A
de groei
20
Q
half
A
de helft (half)
21
Q
influence
A
de invloed
22
Q
direction, way
A
de richting
23
Q
unemployment
A
de werkloosheid
24
Q
unemployed
A
de werkloze
25
Q
number, amount
A
het aantal
26
Q
result
A
het resultaat