nieuwe weetjes Flashcards

1
Q

wat is een gebruikelijke klacht AN

A

hypermenorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bijt op tong, wat geeft pijn door

A

n. lingualis > n. mandibularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is pespinogeen

A

de afgifte van pepsinogeen door hoofdcellen in de maagwand > door zure omgeving wordt het pepsine, zo kan het eiwitten afbreken. ook betrokken bij de stimulatie van maagzuurproductie tijdens de gastrale fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wrm NSAID in de maag en niet in andere organen?

A

NSAID’s zijn zwakke zuren. De lage pH in de maag zorgt er voor dat het NSAID als een ongeladen (geprotoneerd) molecuul de
plasmamembraan van de epitheel cellen kan passeren en intracellulair kan accumuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk component in het lumen van het duodenum is verantwoordelijk voor de afgifte van secretine?

A

H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk component in het lumen van het duodenum is verantwoordelijk voor de afgifte van cholecystokinine?

A

vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de meeste voorkomende oorzaak voor het ontstaan van een colorectaal carcinoom?

A

Sporadisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 4 oorzaken van acute pancreatitis

A

alcoholmisbruik, galwegstenen, trauma en medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het transport van glucose over de apicale (luminale) membraan van de enterocyt gaat via het transporteiwit xxx
transport proces is xxx

A

SGLT1, na afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cystinurie is een “inborn error’ van een transportsysteem voor de basische aminozuren Arg en Lys en voor het –SH bevattende aminozuur
cysteïne. Deze transporter is o.a. in de luminale membraan van de dunne darm te vinden. Ondanks de afwezigheid van een functionele
transporter ontstaat er bij deze personen geen cysteïne deficientie.
Wat is de verklaring voor het achterwege blijven van een cysteïne deficiëntie bij deze personen?

A

Cysteïne uit het dieet kan in de vorm van di-en tripeptides door andere carriërs in het darmepitheel worden opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe leidt CT tot diarree

A

CT stimuleert NaCl secretie door de crypt cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je bent kinderarts en ziet een 4 jarig meisje op de poli vanwege diarree sinds 1 jaar. Ze is niet ziek en is het afgelopen jaar
goed gegroeid.

A

koolhydraat overbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van het ontstaan van een macrocytaire anemie bij dit ziektebeeld?

A

Afname pariëtale cellen./ Enige bron van intrinsic factor (IF). / Vitamine B12 opname IF afhankelijk / Vit B12 tekort leidt tot macrocytaire
anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je bent MDL-arts en ziet een nieuwe patiënt op de polikliniek. Het gaat om een vrouw van 28 jaar met sinds een aantal weken pijn rechts in
de buik. Zij heeft daarbij een toegenomen ontlastingsfrequentie en de ontlasting is ook wat dunner dan normaal. Je laat bloedonderzoek
verrichten en zet een feces calprotectine (FCP) in. Er komen geen evidente bijzonderheden naar voren uit het bloedonderzoek. Het FCP is
echter wel verhoogd. Daarom verricht je een colonoscopie. In het terminale ileum vindt u een aantal afteuze lesies.
1. Noem de drie diagnoses die boven in de differentiaal diagnose staan. (3p)
2. Welke drie vragen (bij iedere diagnose 1 vraag) zou je stellen om tot een werkdiagnose te komen? (2p)
3. Welke 2 onderzoeken zou je kunnen inzetten? (1p)

A

afnemen bij colonoscopie (3p)
2. Infectieuze oorzaak – zieken in de omgeving, besmet voedsel gegeten (zoals bij BBQ-en), in buitenland geweest (TBC) – feceskweken
inzetten en bij hoog risico patienten tuberculose uitsluiten (mantoux, quantiferon) (2p)
3. NSAID gebruik – vragen naar het gebruik hiervan. (1p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als zowel de vader als de moeder Rhesus-positief zijn kan er geen neonatale hyperbilirubinemie ten gevolge van een Rhesus-antagonisme
ontstaan.

A

ja of nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem vijf van de voornaamste/belangrijkste klinische complicaties in het beloop van primaire scleroserende cholangitis?

A

acute bacteriële cholangitis (1 punt), cholangiocarcinoom (1 punt), galblaascarcinoom (1 punt), colorectaalcarcinoom (in het kader van een
bijkomende inflammatoire darmziekte) (1 punt), cirrose-gerelateerde complicaties (variceale bloeding, hepatische decompensatie, spontane
bacteriële cholangitis en/of HCC)

17
Q

Waarin verschilt de structuur van UDCA van die van door humane hepatocyt zelf gesynthetiseerde galzouten?

A

In ursodeoxycholaat (UDCA) is niet amfoteer en meer hydrofiel, hydroxyl groepen zitten niet allemaal aan een kant van het molecuul

18
Q

Geef 2 redenen waarom orale toediening van UDCA verbetering geeft bij cholestatische leverziekten.

A

UDCA stimuleert de galzout-afhankelijke galflow in de canaliculi en maakt de gal vloeibaarder (1p). Daarnaast remt UDCA de de novo
synthese van endogene galzouten in de hepatocyt, die bij ophoping hepatotoxisch zijn (in tegenstelling tot UDCA zelf).

19
Q

ziekte van crigler-najjar, wat aanraden

A

traject starten; evalutatie leverTx