Nierfunctie Flashcards
Functies van de nier
Filtratie, regelen van water- en zoutbalans, afgifte hormonen
Hoe liggen de nieren?
Retroperitoneaal, hoog in de rugzijde van het abdomen tussen Th12 en L3
Buitenzijde nier
cortex; 300 miliosmol
Binnenkant nier
medulla, met piramiden renalis die uitkomen in het pelvis renalis (nierbekken); osmotische gradient die oploopt naarmate deze dichter bij bekken komt > zorgt ervoor dat er extra veel water kan worden afgestaan
piramiden renalis
gescheiden door columna renalis waar de bloedvoorziening van de piramiden ligt
nefronen
functionele eenheden van de nier; deels in de cortex en deels in de medulla
onderdelen nefronen
- afferente arteriole
- glomerulus
- kapsel van Bowman
- efferente arteriole
- proximale tubulus
- lus van Henle; tubulus ascendens en descendens
- distale tubulus
- tubulus colligens (verzamelbuis)
nierlichaampje
glomerulus en kapsel van Bowman; in de cortex
route
nierlichaampje > proximale tubulus > lus van Henle met een dalend en stijgend deel > distale tubulus > verzamelbuis
Excretie van afvalstoffen
- Bloed komt via afferente arteriole nierlichaampje binnen (hoge hydrostatische druk), colloid osmotische kapseldruk is 0.
- Excretie van bloedplasma uit de haarvaten > grote bloedplasma eiwitten blijven achter
- Colloid osmotische kapseldruk zal toenemen > reabsorptie
Waar neemt de druk toe?
naarmate de haarvaten dichter bij de efferente arteriolen komen, dan is er meer bloedplasma uit de haarvaten gedrukt
Netto filtratiedruk
Verschil tussen de gemiddelde bloeddruk en de osmotische druk in de capillairen in de glomerulus = 15 mmHg; hiermee wordt bloedplasma uit de haarvaten gedrukt
Waarom blijven sommige eiwitten achter?
- Endotheelcellen hebben suikergroepen (glococalyx) met een negatieve lading > negatieve eiwitten kunnen lastiger naar buiten
- Podocyten: laten openingen vrij voor doorgang van filtraat
Waardoor wordt hoge osmotische waarde veroorzaakt?
Eiwitten die niet uit de capillairen kunnen, bijvoorbeeld albumine
Filtraat
water, ionen, amionzuren, uraat
afvalstoffen: ureum en creatine
Doorbloeding van de nier
ca. 1,2 L vloed per minuut (20% van cardiac output)
- schors meer bloed dan merg
- eigen bloedstroming regelen
- onafhankelijk van rest van het lichaam grotendeels, maar kan overruled worden door sympatische innervatie
Reabsorptie
proximale tubulus zorgt voor meeste resorptie; stoffen zoals water, natrium, chloride, kalium, glucose, aminozuren, uraat, magnesium, calcium en fosfor
Creatineklaring
Filtratiesnelheid benaderd: Ck = Uk x V / Pk
Volume bloedserum dat door nieren per min wordt ontdaan van de door het lichaam geproduceerde stof creatine
- Zegt niets over glomulaire filtratiesnelheid
- Afhankelijk van spieractiviteit; trager bij ouderen
osmolariteit
concentratie van osmotisch actieve stoffen in een oplossing (uitgedrukt in osmol/L)
osmolaliteit
uitgedrukt per kg vrij water
isotoon
twee oplossingen met dezelfde osmotische waarde
hypertoon
oplossing met de hoogste osmotische waarde
hypotoon
oplossing met de laagste osmotische waarde
osmotische waarde
geeft aan hoeveel opgeloste stoffen aanwezig zijn in een bepaalde vloeistof.
- Hoe hoger de osmotische waarde van een oplossing des te groter is de zuigkracht van de oplossing.
Intracellulaire ruimte
25 liter water; veel eiwitten en kalium maar relatief weinig Na en Cl
- osmolariteit is 290 mOsm
Extracellulaire ruimte
13 liter; 2 in beenderen, 3 in bindweefsel en 8 in extracellulaire ruimte
Bloedvaten
3 liter; veel Na en Cl in bloedplasma maar weinig K en eiwitten 290 mOsm
Corticale nefronen
Met het nierlichaampje in de cortex en de lis van Henle tot net in de medulla
Juxtamedullaire nefronen
Met de lus van Henle zeer diep in het merg
lis van Henle
tubulus descendens met aquapores en tubulus ascendens (zouten uitwisseling, Na en Cl kanalen)
ontstaan osmotische gradient
- Kanalen in ascendens worden geactiveerd en willen verschil van 200 mOsm bereiken (is nu 300)
- Ascendens geeft ionen af > interstitium wordt 400 mOsm
- In descendens wordt water afscheiden, want deze is nu hypertoon
Regelsysteem voor water en zoutbalans
hypothalamus meet concentratie van bloed> hypofyse aangestuurd door hypothalamus en kan ADH afgeven
-ADH zorgt voor water vasthouding bij toenemende concentratie
ADH
tekort: veel ADH > aquapores open (veel resorptie) en geconcentreerde urine
teveel: weinig ADH > aqua pores dicht > weinig water geabsorbeerd > urine zeer verdund
Afgifte hormonen
bijnier
- EPO (aanmaak rode bloedcellen)
- Renine-Angiotensine-Aldosterone as (regulatie bloeddruk)
- 1-alpha hydroxylase (vit D3, osteoporose)
- ADH; antidiuretische hormoon (regulatie waterreabsorptie in nefronen)