Neuroanatomie II Flashcards

1
Q

Functies hersenstam

A
  • Autonomische regulatie van cardiovasculaire-, spijsverterings- en ademhalingssysteem.
  • Opwekking van spijsverterings- en ademhalingsreflexen.
  • Onderhouden van bewustzijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drie onderdelen van hersenstam

A
  • Myencephalon
  • Metencephalon
  • Mesencephalon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van het myencephalon (voorhersenen)

A
  • Bestaat uit medulla oblongata en is verlenging van ruggenmerg.
  • Dient als communicatiegebied tussen hersenen en rest van lichaam.
  • Het controleert hartslag, bloeddruk en ademhaling, en genereert verterings- en ademhalingsreflexen.
  • Wallenberg syndroom: blokkering van vertakking van hersenslagader zorgt voor verlies van pijn- en/temperatuursensatie, verlies van smaak en verlamming van gezichtsspier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken van het metencephalon (achterhersenen)

A
  • Voor grootste gedeelte door cerebellum gevormd.
  • De pons is verbindings- en communicatiegebied tussen kleine hersenen en rest van brein, en controleert ademhaling en slaap.
  • Bell’s Palsy: craniale mononeuropathie in zenuw zeven veroorzaakt door zenuwontsteking of tumor. Dit leidt tot gezichtsverlies, gezichtsverlamming en moeilijkheden met eten drinken en sluiten van ogen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken van het mesencephalon (middenhersenen)

A
  • Bovenste deel van hersenstam betrokken bij regulatie van zintuiglijke en motorische functies.
  • Coördinatie visuele en auditieve reflexen.
  • Zenuwbanen verbinden grote en kleine hersenen met elkaar, en zenuwbundels vormen reticulaire formatie.
  • Reticulaire formatie reguleert globale hersenfuncties, zoals aandacht, slaap en het wakker zijn.
  • Weber syndroom: zorgt voor verlamming van hersenzenuw III, hangende oogleden, dubbel zicht, verlies van aanpassing en verwijding van pupil.
  • Ziekte van Parkinson: tekort aan dopamine ontstaat door afsterven van dopamine-producerende cellen in substantia nigra.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken van het cerebellum (kleine hersenen)

A
  • Onderdeel metencephalon en bevindt zich in achterste gedeelte onder hersenen.
  • Gevoelig voor alcohol -> problemen bij lopen beweging wanneer dronken.
  • Purkinjecellen zijn gespecialiseerd in coördineren van sensorische informatie en uitvoeren van automatische bewegingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functies van het cerebellum (kleine hersenen)

A
  • Integratie van sensorische, motorische en vestibulaire informatie.
  • Coördineren van halfautomatische, onbewuste bewegingen (lopen/wandelen), waarvoor integratie van sensorische informatie nodig is.
  • Zorgen voor behoud van het evenwicht: balans, houding en oogbeweging.
  • Zorgen voor aanpassing van spiertonus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aandoeningen in het cerebellum (kleine hersenen)

A

Cerebellar ataxia: incoördinatie van beweging wat zorgt voor ataxische gang en positie door linker cerebellaire tumor. Slingert naar rechts, stabiel op rechterbeen, onvast op linkerbeen → als je dronken bent komt dit ook voor.

Cerebellar medulloblastoma: hersenkanker die tumoren veroorzaakt in centrale deel van kleine hersenen. Dit leidt tot truncale ataxie, vaak vallen en onvermogen om zonder steun te zitten of te staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerk van het diencephalon (voorhersenen)

A

Bestaat uit thalamus en hypothalamus (tussenhersenen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functies van de thalamus

A
  • Aanknopingspunt voor tweede craniale hersenzenuw.
  • Zendt zintuiglijke informatie van lichaam, en motorische informatie van basale ganglia en cerebellum, naar cortex.
  • Bepaalt welke zintuiglijke informatie de cortex bereikt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functies van de hypothalamus

A

Belangrijk centrum voor temperatuurregulatie van lichaam, honger- en dorstgevoel, dag- en nachtritme (biologische klok), emotioneel gedrag en geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Belangrijke functie van de hypofyse

A

Staat in verbinding met belangrijkste hormoonklieren waardoor het groot deel van hormonale systeem kan activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stoornissen in hyopothalamus

A
  • Eetstoornissen (zwaarlijvigheid, anorexia nervosa)
  • Vruchtbaarheid en voortplantingsstoornissen
  • Groeistoornissen
  • Stoornissen van de homeostase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken van het telencephalon

A

Bestaat uit: cerebrale cortex, hippocampus, basale ganglia en het limbische systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aandoeningen in het limbische systeem

A
  • Autisme (Asperger’s syndroom): onvermogen om emotie en affectie te uiten door disfunctie van amygdala.
  • Klüver-Bucy syndroom: resultaat van schade aan temporale kwabben van hersenen, als gevolg van trauma aan hersenen zelf, of van andere degeneratieve hersenziekten of tumoren.
  • Urbach-Wiethe ziekte: onvermogen om angst te uiten door beschadiging/verkalking van amygdala.
  • Alzheimer: verlies van geheugen door neuritische plaques in hippocampus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Opbouw en functies van het basale ganglia

A
  • Groep zenuwkernen rondom thalamus dat bestaat uit: striatum (nucleus caudatus/putamen), substantia nigra, subthalamische kern en globus pallidus.
  • Basale kernen zorgen voor onbewuste controle van spiertonus en coördineren aangeleerde bewegingspatronen.
  • Striatum: ontvangt input van substantia nigra, subthalamische kern en globus pallidus.
  • Substantia nigra (motorische kern): speelt rol bij uitvoeren van bewegingen en voorziet basale ganglia van dopamine.
  • Subthalamische kern: betrokken bij (on)vrijwillige bewegingen, associatief leren en limbische functies.
  • Globus pallidus: reguleert motorische functies, beïnvloedt leerfuncties en maakt daarbij gebruik van dopamine dat in substantia nigra wordt gemaakt.
17
Q

Aandoeningen in de basale ganglia

A
  • Ziekte van Huntington: erfelijke dodelijke ziekte, veroorzaakt door verlies van neuronen in striatum. Dit leidt tot onwillekeurige en abnormale bewegingen.
  • Hemiballisme: gewelddadige onwillekeurige bewegingen aan één kant van lichaam, veroorzaakt door CVA (hersenbloeding) in nucleus subthalamicus.
  • Ziekte van Parkinson: hypokinetische stoornis (traagheid van beweging) veroorzaakt door verlies van neuronen in substantia nigra.
18
Q

Kenmerken van de cerebrale schors

A
  • Grootste deel van hersenen en bedekt zo goed als alle andere delen van hersenen.
  • Gebied waar informatie uit rest van lichaam ontvangen, geanalyseerd en geïnterpreteerd wordt.
  • Gekenmerkt door bindingen over schors, die bestaan uit gyri (windingen) en sulci (groeven tussen gyri), die corticale informatieverwerkingscapaciteit vergroten.
19
Q

Vier kwabben in hersenen

A
  • Frontale kwab (voorhoofdskwab): ligt aan voorkant en zorgt voor persoonlijkheid.
  • Pariëtale kwab (wandbeenkwab): ligt in gebied hoog achterin en zorgt voor verwerken van signalen vanuit spieren en gewrichten. De integratie van zintuiglijke indrukken en ruimtelijk inzicht zijn hier ook gelokaliseerd.
  • Temporale kwab (slaapkwab): deel dat net boven oren ligt en zorgt voor verbale geheugen, spraak en gehoor. Het centrum van Wernicke voor taalbegrip, is op linker temporale kwab te vinden.
  • Occipitale kwab (achterhoofdskwab): ligt aan achterkant en zorgt voor ontvangen, integreren en verwerken van visuele informatie (visuele schors).
20
Q

Welke zes karakteristieke lagen bevat de hersenschors?

A

I. moleculaire laag
II. externe granulaire laag
III. externe piramidale laag
IV. interne korrelige laag
V. interne piramidale laag
VI. polymorfe laag

21
Q

Drie typen corticale gebieden

A
  • Primaire motorische gebieden
  • Primaire sensorische gebieden
  • Associatiegebieden voor interpreteren van sensorische input en samenstellen van motorische respons (in linkerhersenhelft).
  • Gebied van Wernicke (algemeen interpretatief centrum): analytisch centrum dat informatie uit verschillende associatiegebieden combineert.
  • Gebied van Broca (spraakcentrum): controleert spierbewegingen en ademhalingspatronen die betrokken zijn bij spraak.
  • Prefrontale cortex: voert hogere cognitieve, intellectuele functies uit (planning, aandacht, probleemoplossing, impulsiviteit).
22
Q

Stoornissen van de associatiecortex

A
  • Agnosie: onvermogen om vertrouwde voorwerpen of geluiden te herkennen (tactiele agnosie, visuele agnosie, auditieve agnosie), veroorzaakt door problemen in associatiegebieden.
  • Apraxie: onvermogen om vrijwillige bewegingen uit te voeren ondanks normale spierfunctie, veroorzaakt door probleem in motorische en premotorische gebieden.
  • Afasie: defecten in taalbegrip en -productie (receptieve afasie, motorische afasie, jargon afasie), veroorzaakt door probleem in Wernicke’s of Broca’s gebied.