Langzame neurotransmissie Flashcards
Signaaltransductieroute van trage neurotransmissie
- G-eiwit gekoppelde receptoren (7 transmembraandomeinen) zorgen ervoor dat presynaptisch cel de neurotransmitter afgeeft aan receptoren van postsynaptische cel.
- Binding geeft signaal door aan binnenkant receptor wat het doorgeeft aan G-eiwit.
- Zodra neurotransmitter bindt aan G-eiwit, wordt het actief doordat GDP wordt uitgewisseld voor GTP.
- Eindeffect is dat lading-verplaatsing kan optreden en er de-/hyperpolarisatie van cel is.
Signaaltransductieroute van trage neurotransmissie
- G-eiwit gekoppelde receptoren (7 transmembraandomeinen) zorgen ervoor dat presynaptisch cel de neurotransmitter afgeeft aan receptoren van postsynaptische cel.
- Binding geeft signaal door aan binnenkant receptor wat het doorgeeft aan G-eiwit.
- Zodra neurotransmitter bindt aan G-eiwit, wordt het actief doordat GDP wordt uitgewisseld voor GTP.
- Eindeffect is dat lading-verplaatsing kan optreden en er de-/hyperpolarisatie van cel is.
Leg de second-messenger route uit
- Begint bij G-eiwit dat effectoreiwit activeert dat betrokken is bij aanmaak 2nd-messenger molecuul.
- Aan einde van signaaltransductieroutes zitten eiwitten (kinases/fosfatases) die verantwoordelijk zijn voor openen/sluiten van ionkanaal.
Kenmerken van neurotransmitter-receptor
- Snelle glutamaatreceptoren zitten op postsynaptische membraan.
- Trage G-eiwitreceptoren bevinden zich net buiten synaps, waardoor ze nooit bereikt worden.
Presynaptische inhibitie en -facilitatie
- Presynaptische inhibitie: GABA zorgt ervoor dat calciumkanalen worden gedeactiveerd en er minder calcium binnenkomt en er dus minder glutamaat wordt afgegeven. Gedeeltelijke remming of inhibitie van een neuron door één exciterende synaps die het neuron kan activeren, te remmen.
- Presynaptische facilitatie: door vrijkomen van serotonine kunnen calciumkanalen juist geactiveerd worden, waardoor er meer calcium binnenkomt en er dus meer glutamaat wordt afgegeven. Facilitatie van neuron door een geremde synaps die contact maakt met dat neuron, terug te activeren.
Kenmerken van Acetylcholine (ACh)
- Acetylcholine-producerende cellen vind je in hersenstam, in basale voorbrein (net boven limbische systeem) en in mediale septum.
- Beperkt aantal plekken waar cellichamen zijn die deze neurotransmitter produceren, maar afgifte via axon uitlopers zijn wijdverspreid.
- Wordt lokaal in axonuiteinde geproduceerd vanuit Acetyl-CoA en choline, en verpakt in blaasjes.
- Acetylcholine wordt geïnactiveerd en afgebroken in synaps door Acetylcholinesterase in acetaat en choline (choline kan opnieuw worden gebruikt).
Waar vind je ACh?
- Waar pre-ganglioncellen contact maken met post-ganglioncellen, wordt ook acetylcholine gebruikt om signalen door te geven.
- Motorneuronen in ruggenmerg.
- In meeste neuronen van autonomisch zenuwstelsel (ANS).
Soorten Acetylcholinereceptoren
Nicotinereceptoren (nAChR): ligand-gestuurde ionkanalen in neuromusculaire junctie/autonome ganglia waar nicotine aan bindt.
Muscarinereceptoren (mAChR): G-eiwit gekoppelde receptoren die vooral tot expressie komen in centrale zenuwstelsel.
Functies van ACh
- Veroorzaakt facilitatie van synaptische veranderingen op lange termijn in cortex en hippocampus.
- Hippocampische en corticale neuronen worden gevoelig voor excitatoire inputs, wat belangrijke rol speelt in geven van selectieve alertheid en aandacht.
- ACh-transmissie is betrokken bij leer- en geheugenprocessen tijdens slaap.
Kenmerken van (nor) adrenaline
- Gesynthetiseerd in zevental zenuwkernen die alleen in hersenstam liggen met uitgebreid vertakkingspatroon.
- Bevindt zich in sommige neuronen van autonome zenuwstelsel.
- Adrenerge receptoren: G-eiwit gekoppelde receptoren met vijf subtypes (alfa 1-2, beta 1-3) die allemaal reageren op zowel adrenaline als noradrenaline.
Functies van (nor) adrenaline
Noradrenaline werkt op twee gebieden, namelijk alertheid en slaap & pijn.
- Alertheid en slaap: vuren van locus coeruleus (LC) neuronen is laag tijdens slaap (REM-off cellen), en stijgt met niveau van opwinding; dit lijkt rol te spelen bij selectieve aandacht.
- Pijn: A1- en A2-neuronen sturen afgaande vezels naar ruggenmerg die NA gebruiken om presynaptische excitatoire transmitterafgifte van nociceptor-afferenten te remmen, waardoor transmissie van pijnsignalen wordt verminderd.
Kenmerken van serotonine
- Heeft zestal kernen (Raphe-kernen) in hersenstam die serotonine produceren, en hebben wijdverspreide vertakkingen in hersenen en ruggenmerg.
- Wordt gemaakt uit tryptofaan.
- 5HT3 receptor is ligand-gestuurd ionkanaal van zenuwstelsel die in periferie wordt gebruikt. Geeft excitatoire transmissie vanuit pijnreceptoren naar ruggenmerg door serotonine.
Functies van serotonine
- Serotoninecellen zijn inactief gedurende slaap (REM-off cellen).
- Betrokken in afnemende controle van pijn.
- Biologische klok: serotonine is precursor voor synthese van melatonine in pijnappelklier.
Twee soorten medicatie die worden gebruikt m.b.t. serotonine
Tricyclische antidepressiva (TCA’s; desipramine) blokkeren heropname van serotonine, dopamine en (nor)adrenaline en verhogen zo monoaminetransmissie in het algemeen.
Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s; Prozac) blokkeren selectief heropname van serotonine en versterken zo serotonerge transmissie.
Op welke drie plekken komt dopamine voor?
Hersenstam (substantia nigra), olfactorische bulb (reukcortex) en hypothalamus.