Depressie & Schizofrenie Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen depressie en manie?

A

Depressie: langere episode waarin persoon zich ontregeld voelt. Gepaard met anhedonie, lichamelijke tekenen, cognitieve stoornissen en psychomotorische agitatie/kalmte.

Manie: iemand zit vol energie en kan wereld aan. Kan gepaard gaan met agressie, hallucinaties en minder slaap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschil tussen unipolaire en bipolaire depressie

A
  • Unipolaire depressie: continue depressie, afgewisseld met periodes waarin het goed gaat met persoon.
  • Bipolaire depressie: stemmingsstoornis met afwisselend optreden van manische en depressieve perioden.
  • Bipolaire stoornis type 1: minstens één keer last gehad van manische periode, afgewisseld met ernstige depressies.
  • Bipolaire stoornis type 2: tenminste één keer hypomanie en depressieve episode doorgemaakt, en nog nooit een manische episode. Depressieve periodes afgewisseld met hypomane periodes, waarin je heel vrolijk bent.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicofactoren voor depressie

A
  • Unipolair: familiegeschiedenis alcoholisme/depressie, negatieve gebeurtenissen, angst- of eeststoornissen, ADHD en chronische ziekten.
  • Bipolair: familiegeschiedenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt de monoamine hypothese in?

A
  • Tekort aan serotonine zou oorzaak van depressie zijn.
  • Serotonine beïnvloedt veel verschillende hersengebieden die verschillende functies regelen, zoals stemming, slaap, eten, en seksualiteit.
  • Defect in monoamine-afhankelijke neurotransmissie door geneesmiddel Reserpine.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Drie soorten behandelingen voor depressie

A
  • Tricyclische antidepressiva (Elavil) zorgen voor inhibitie van heropname monoamines uit synsapsspleet na transmissie. Ze hebben effect op zowel serotonine als noradrenaline.
  • Monoamine oxidaseremmers (MAOIs) zorgen voor inhibitie van monoamine oxidase, enzym dat verantwoordelijk is voor afbraak van serotonine en noradrenaline (Nardil).
  • Serotoninespecifieke heropnameremmer (SSRI): remt heropname van serotonine zonder heropname van andere neurotransmitters te beïnvloeden (Prozac).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rol van cortisol in HPA-as

A
  • Bij verstoorde HPA-as in major depressive disorder (MDD) is er sprake van overproductie van cortisol.
  • Dexamethason is synthetisch corticosteroïd, en bij toediening vermindert normaal systeem zijn cortisolproductie (= negatieve terugkoppeling).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de neurotrofe hypothese in?

A
  • Stelt dat neuronale plasticiteit een belangrijke rol speelt in ontstaan van depressieve stoornis en klinische respons op antidepressiva.
  • Ontstaan en voortduren van depressieve symptomen door verstoring in aanpassings- en herstelcapaciteit veroorzaakt van zenuwcellen in het brein.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke veranderingen treden op in hersenen door depressie?

A
  • Prefrontale cortex: afgenomen activiteit, verminderde grijze stof en minder cellen (autopsie). Behandeling zorgt voor hogere activiteit.
  • Amygdala: wordt groter en heeft verhoogde activiteit. De activiteit is gecorreleerd met mate van depressie. Behandeling zorgt voor verminderde activiteit.
  • Anterior cingulate: afgenomen activiteit. Behandeling zorgt voor verhoogde activiteit.
  • Hippocampus: kleiner en verminderde metabolische activiteit. Behandeling zorgt voor meer cellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt schizofrenie in?

A

Hersenaandoening waarbij je last hebt van psychoses die in episodes voorkomen.
Psychoses gaan vaak gepaard met extreme beelden die mensen hebben, zoals hallucinaties, delusie, katatonie en verwarde spraak of gedachten (gedachten stoornis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Symptomen van schizofrenie

A

Positief: ongeorganiseerde spraak en gedachten, hallucinaties en wanen, en bizar en afwijkend gedrag.

Negatief: geen motivatie, affectieve vervlakking, verminderde spraak, catatonie, anhedonie, a-socialiteit, en slechte focus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rol van genetische achtergrond, omgevingsfactoren en drugsgebruik in schizofrenie

A
  • Aanleg voor schizofrenie is in genen aanwezig. Wanneer je een ouder, broer of zus hebt met schizofrenie, is kans dat je het zelf ook krijgt 10%. Als je geen familieleden met schizofrenie hebt is die kans maar 1%.
  • Wat er in je omgeving gebeurt speelt ook een rol. Als je aanleg voor schizofrenie hebt, wordt psychose vaak uitgelokt door iets wat in omgeving gebeurt. Dat is niet altijd één gebeurtenis. De manier waarop je leven verloopt speelt ook mee. De kans op een psychose is ook groter als je in je jeugd nare dingen hebt meegemaakt.
  • Het gebruik van drugs kan psychoses en schizofrenie uitlokken bij mensen die hier gevoelig voor zijn. Dat gebeurt vaker als je al op vroege leeftijd begint met drugs.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Breinabnormaliteiten in schizofrene hersenen

A
  • Grotere ventrikels, waardoor er meer respons is op behandeling.
  • Hippocampus/amygdala celorganisatie: sterk georganiseerde celstructuur in verschillende lagen (CA1, CA2, CA3) van hippocampus. Ongeorganiseerde hippocampale piramidale cellen.
  • Verhoogd verlies van grijze stof tijdens adolescentie.
  • Hypofrontaliteit: grijze massa en functioneren van frontale cortex neemt af, waardoor impulscontrole wordt verminderd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandelingen van schizofrenie

A
  • Typische neuroleptica (1e generatie antipsychotica) blokkeren verschillende dopaminereceptoren in hersenen (Haloperidol). Zeer effectief op (+) symptomen, niet zozeer op (-) symptomen.
  • Atypische neuroleptica (2e generatie antipsychotica) zijn specifieker voor bepaalde dopamine receptoren, hoewel ze ook 5-HT receptoren blokkeren. Effectiever op (-) symptomen, waardoor minder motorische bijwerkingen (tardieve dyskinesie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee soorten theorieën in schizofrenie

A
  • Dopamine hypothese: schizofrenen hebben mogelijk meer dopamine, maar ook overgevoelige receptoren.
  • Glutamaathypothese: glutamaat verminderd tot 50% in CSF van schizofrene patiënten (1 studie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly