Nederlands Deel 1 Flashcards

1
Q

Welke 3 soorten humor zijn er

A

situatiehumor, karakterhumor en taalhumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is situatiehumor

A

vloeit voort uit een toevallige samenloop van omstandigheden waarin komische dingen gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is karakterhumor

A

typering van bepaalde personen (verbaal / non verbaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is taalhumor

A

figuurlijke betekenis v een uitdrukking letterlijk nemen , met de meervoudige betekenis van een woord spelen, bestaande woorden hervormen , met de oorsprong van woorden spelen, opzettelijke foute vertaling maken of letters in woorden van plaats veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een column

A

Een korte tekst die vaak in een vaste rubriek wordt gepubliceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 5 kenmerken van een column

A
  1. Korte tekst , meestal zefde rubriek, krant / tijdschrift / internet / …
  2. Persoonlijk (mening vd schrijver)
  3. Wil de lezer overtuigen , laten nadenken en amuseren
  4. herkenbare / actuele onderwerpen uit de samenleving of uit schrijver zijn persoonlijke leven
  5. eigen stijlkenmerken, bv woordkeuze, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 4 aspecten van een boodschap

A

zakelijk, expressieve, appellerende en relationele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het zakelijke aspect

A

de feitelijke info die gegeven wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het expressieve aspect

A

het beeld dat de boodschap van jou als zender geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het appellerende aspect

A

het hoofddoel dat je met de boodschap wil bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het relationele aspect

A

de manier waarop je tegen de ontvanger aankijkt (gelijk, meerwaardig, ondergeschikte,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke doelen kan je nastreven met je boodschap

A

informeren , instrueren, overtuigen, activeren, diverteren, emotioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is diverteren

A

Je wil dat de ontvanger zich vermaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een directief interview

A

Je houd de teugels stevig in handen, je stelt een gedetailleerde vragenlijst op (ja-nee vragen, suggestieve vragen, feitenvragen, als-vragen, ik-vragen, confrontatie vragen) . je bent op zoek naar info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een non-directief interview

A

De interviewer bepaalt de richting van het gesprek niet, stuurt het interview enkel. (visie, motivatie, intentie, emotie, opinie, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soorten interviews zijn er (3)

A

informatief interview, portretterend/humaninterest interview en kritisch/confronterend interview

17
Q

Welke manieren zijn er om te tonen dat je actief luistert

A

Parafraseren, samenvatten, ordenen, onderbreken, aanmoedigen en vragen naar verduidelijking

18
Q

Wat zijn valse vrienden

A

Woorden uit een andere taal die qua vorm op een woord uit een andere taal lijken maar niet dezelfde betekenis hebben (bv: Afrikaans: lemoen, NL: sinaasappel)

19
Q

Wat is SMART

A

specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden

20
Q

Welke soorten vragen zijn er

A

suggestieve, als-, ik-, feiten, of-of-, confrontatie en ja-nee vraag