nederlands 8 Flashcards

1
Q

erbarmelijk

A

verschrikkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

begrote

A

bij schatting bepaalde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

motivatie

A

beweegreden/drijfveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

investering

A

opoffering in geld, tijd of mankracht ten behoeve van een doel dat pas op lange termijn wordt behaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

misvatting

A

denkbeeld dat niet klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

emotioneel

A

gevoelsmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

consequentie

A

gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

consequentie

A

gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rationeel

A

verstandelijke manier van denken, gebaseerd op feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

motief

A

overweging die tot handeling leidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

streven

A

een doel willen bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

belegger

A

iemand die geld vastlegt voor langere of kortere tijd met als doel om in de toekomst financieel voordeel te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

koers

A

marktprijs van munten, effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

irrationeel

A

niet logisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

alternatief

A

de keus latend tussen twee zaken of mogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

consistent

A

samenhangend

16
Q

gruwel

A

afschuw

17
Q

genereren

A

produceren, doen ontstaan