nederlands 6 Flashcards

1
Q

het katherder

A

spreekgestoelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

katheter

A

buisje om lichaamsvochten af te tappen of voeding toe te dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dokter

A

arts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

doctor

A

iemand met de hoogst academische graad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

amper

A

nauwelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ampel

A

breedvoerig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mond-op-mond

A

eerstehulpverlening waarbij een bewusteloze via de mond lucht wordt ingeblazen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mond-tot-mondreclame

A

mondeling doorgegeven reclame

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

debiteren

A

vertellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

debuteren

A

voor de eerste keer een boek publiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

egocentrische

A

zichzelf tot middelpunt makende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

egoïstische

A

die uitsluitend aan hun eigenbelang denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

antiquair

A

handelaar in antiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

antiquaar

A

handelaar in oude boeken, handschriften en prenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doseren

A

doorvoeren in gedeelten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

doceren

A

geven les

17
Q

evolueren

A

zich geleidelijk ontwikkelen

18
Q

evalueren

A

nog eens bekijken

19
Q

psycholoog

A

kenner van het innerlijk van mensen

20
Q

psychiater

A

arts voor geestesziekten

21
Q

functioneren

A

hun werk verrichten

22
Q

fungeren

A

dienst doen