nederlands 10 Flashcards
1
Q
intuinen
A
intrappen
2
Q
lobbytrucje
A
handigheidje om te proberen belangrijke beslissingen te beïnvloeden door gesprekken
3
Q
klakkeloos
A
zonder na te denken
4
Q
brancheorganisatie
A
bundeling van bedrijven uit één branche
5
Q
jolig
A
vrolijk
6
Q
peilen
A
onderzoeken
7
Q
deugd doen
A
iets goed of fijn vinden
8
Q
chapeau
A
uitroep van bewondering voor een knappe prestatie
9
Q
farce
A
zotte vertoning, een klucht
10
Q
fijnstof
A
stofdeeltjes met een doorsnede van minder dan 1/100 millimeter