Motivatie Flashcards
self-efficacy
perceptie van/ geloof in eigen mogelijkheden om te leren en tot acties te komen
verwachtingen van de uitkomst kan ermee samenhangen, maar niet hetzelfde
vaak domeinspecifiek
kan wel als bv student denkt dat dezelfde vaardigheid nodig is in ander domein
verschil met self-concept: algemene perceptie (veelal door bekrachtiging anderen), self efficacy perceptie van specifieke mogelijkheden
self-efficacy
kan keuze beïnvloeden
kan inzet en doorzetten beïnvloeden
voornamelijk door prestaties, ook door observeren, sociale overtuigingen en fysieke reacties.
veel vergelijken met anderen.
bronnen leiden niet automatisch tot bijdrage aan self-efficacy. Cognitief proces.
leerkracht self-efficacy
Heeft invloed op hoeveel studenten leren.
high self-efficacy = meer durven, meer proberen, hogere verwachtingen, meer commitment, beter klassenklimaat
hoeft niet samen te hangen met personal efficacy.
bv. door veel gewicht toe te kennen aan zaken waar je als leerkracht geen controle over hebt.
collective efficacy: effect bij scholen die één geheel zijn
zelfde bronnen als voor self-efficacy
samenwerken om succes te behalen
toepassingen instructie sociaal cogn. th.: models en self-efficacy
modelen door leerkracht
-> geloof in dat ll dat ook kan (self-efficacy) als je lk dat ziet doen en uitleggen
-> vertrouwen uitspreken
-> voorleven hoe je het wil
peer models
-> vooral over hóe
-> kijken hoe peer het doet geeft vertrouwen in zelf
-> helpt als je gerelateerd voelt aan de peer
Voor self-efficacy nodig dat ll ook zelfstandig oefenen
(alleen met begeleiding lk of top-ll bevordert leren wel, maar niet self-efficacy)
toepassingen instructie: sociaal cong. th.: worked examples
stappenplan probleemoplossen
-> dit eerst bestuderen bevordert leren
demonsteren en uitleggen
-> draagt ook bij aan self-efficacy en motivatie
beter:
- om meerdere vormen van info toe te voegen (bv woorden en plaatjes)
- twee verschillende voorbeelden geven
- mix van model presenteren en oefenen
toepassingen soc. cogn th: tutoring en mentoring
tutoring: instructional agents -> modelen door uitleggen en demonsteren
- kan volwassene of peer zijn. Peer die gezien wordt als gelijke, maar dan iets verder in leerproces, draagt bij aan motivatie (‘dan kan ik het ook leren’)
- ook voordelen self-efficacy voor tutor
mentoring: over langere periode en dieper proces.
-> doel is student beter te laten functioneren in professionele en persoonlijke leven.
helpt als student zich herkent in mentor.
Ook hierbij weer voordelen ook voor de mentor.
historie theorie motivatie om te presteren
Atkinson:
hele andere kijk op motivatie dan S -> R
Vooral focus op subjectieve binnenwereld
geen motivatie als uitkomst onhaalbaar of niet van waarde is
wiskundige berekening
-> beste manier om te gaan presteren is veel hoop op succes (met waarde) en weinig angst om te falen.
Dus: positieve verwachtingen en taken zo structureren dat ll met redelijke inzet taak kunnen maken. Ook niet te makkelijk.
differentieren
-> ll met lage motivatie zullen te makkelijke of te moeilijke (‘is toch te moeilijk’) kiezen
Theorie Atkinson niet helemaal te bewijzen. Ws te hoge waarde voor de kracht van motivatie om te presteren. Er spelen ook andere factoren mee om taak wel of niet te kiezen.
Ook: motivatie is domeinspecifiek.
huidige model of motivatie om te presteren
combineert de subjectieve binnenwereld met meer cognitieve variabelen. Ook meer aandacht voor de context.
variabele ‘waarde’:
- waarde van het bereiken van doel
- intrinsieke/interesse waarde
- bruikbaarheid waarde
- wat het ‘kost’
variabele ‘verwachting’:
zal ik succes hebben? -> perceptie, dus niet per se gebaseerd op eerdere prestaties.
verwachtingen en waarde voorspellen prestatie-gericht uitkomst.
variabele ‘affectieve reacties en herinneringen’:
gebaseerd op eerdere ervaringen.
variabele ‘doelen en zelf-schema’:
- korte termijn/lange termijn -doelen (cognitieve representaties, gebaseerd op zelf-schema’s)
- zelf-schema: geloof en zelf-concept (wie je bent of wil zijn, geloof over persoonlijkheid en identiteit, kijk op eigen fysieke, atletische, sociale, academische competenties)
variabele ‘sociale en culturele omgeving’: door wat je meekrijgt, maar ook eigen perceptie daarop
–> dus model legt nadruk op hoe ll eigen motivatie construeert, maar zijn gegrond in sociaal-culturele context.
onderzoek:
- verwachtingen en taak-specifieke zelf-concept = mediator tussen omgeving en presteren.
- verwachtingen spelen grote rol in maken van keuzes
link tussen variabelen zou verder onderzocht moeten worden.
taak- en ego-betrokkenheid
- taak betrokkenheid: leren als doel. kunnen = leren. Vergelijken met zichzelf.
- ego betrokkenheid: om falen te voorkomen. Fixed. Vergelijken met anderen. kunnen = capaciteit.
- > vorm van betrokkenheid beïnvloed door context. Staat niet vast.
taak-betrokkenheid groter bij:
- niet-competitieve vormen
- vergelijken met zichzelf
sociaal-cognitieve th & motivatie: doelen en verwachtingen
doelen en zelf-evaluatie daarvan belangrijke factor voor motivatie leren
progressie bij doel = self-efficacy = motivatie
verschil tussen doel en performance zet aan tot verandering
behaviorisme: bekrachtiging versterkt reactie
Bandura: bekrachtiging informeert over ws uitkomst van gedrag en motiveert.
sociaal-cognitieve th & motivatie: sociale vergelijking
geen duidelijke objectieve standaard -> vergelijken met anderen
vergelijken meest accuraat als gebeurt met anderen die dezelfde kenmerken hebben.
-> als die het kan, kan ik het ook. Of juist niet…
Vergelijken vooral veel invloed bij moeilijkheden of zelf-twijfel
ontwikkel status van invloed op vergelijken met anderen:
Jongere kinderen, meer egocentrisch en 1-dimensionaal, vergelijken zichzelf niet uit zichzelf.
Als ze ouder zijn steeds meer.
Ll. zijn van zichzelf geneigd te kijken naar alleen laatste uitkomt en dit te vergelijken.
Lk kan stimuleren tot bewust worden eigen groei (temporal vergelijking)
Kan bewust ingezet worden door lk om te motiveren, maar:
- ll moeten zich herkennen in het voorbeeld
- diegene die het voorbeeld is moet succes hebben.
zelf-concept: dimensies
collectieve zelf-perceptie
- door ervaringen met en interpretaties van omgeving
- beïnvloed door belangrijke naasten
elementen: zelfwaarde, zelfvertrouwen in kunnen, zelf-kristallisatie?
stabiliteit zelf-concept: in welke mate het beïnvloedt kan worden
zelf-concept: ontwikkeling
zelf-concept ontwikkelt van concreet naar meer abstract. Van losse elementen naar meer georganiseerd en complex
Hiërarchisch georganiseerd: algemeen zelfconcept en daaronder meer op domeingebied
zelf-concept gevormd door persoonlijke acties en door vergelijken. peers met hoge intelligentie = lager zelf-concept
dynamisch proces met intra- en interpersoonlijke elementen -> er ontstaat een zelf-schema -> basis-schema, maar ook in beweging.
zelf-concept en leren
die beïnvloeden elkaar, maar causale verband niet duidelijk (hoe beïnvloeden ze elkaar)
hoogste korrelatie tussen presteren en domeinspecifiek zelf-concept
door hiërarchische opbouw: mogelijk meeste invloed via domeinspecifiek naar algemeen zelf-concept.
en beïnvloed dan self-efficacy = beter presteren
Wat lk kan doen:
–> groei laten zien op specifieke domeinen
–> feedback
–> zelftest/quiz
–> coöperatief voor sociaal vergelijken me similars
–> lesstof opbreken in stukken
–> genoeg uitdaging
doel oriëntatie
goal theorie: ontwikkeld om prestatie gedrag van studenten te voorspellen en uit te leggen.
veel variabelen
-> hoe zijn doelen opgebouwd en tot stand gekomen en rol op gedrag
typen doelen:
- leerdoel (kennis/gedrag/skill/ strategie) (ook wel mastery/taak-gericht)
Hierbij aandacht op proces, gericht op leren.
Meer intrinsieke motivatie en groeimindset.
- prestatiedoel (taak) (ook wel ego-betrokken, focus op kunnen)
Hierbij aandacht op taakspecifieke zaken en niet voor proces. Meer vergelijken met anderen. Meer fixed mindset.
procesdoel met daarbij feedback over voortgang verhoogt self-efficacy
(effectiever dan product én procesdoel)
procesdoel leidt tot betere resultaten dan productdoel
Procesdoel én zelf-evaluatie op doel leidt tot hoger self-efficacy, vaardigheid en motivatie.
doel-oriëntatie belangrijk bij zelfregulerend leren
procesdoel zet aan tot langer termijn inzet
inzicht dat leren begrijpen is, leidt tot meer inzetten leerstrategieën.
feedback met nadruk op leerdoel kan zelfregulerend leren bevorderen (motivatie, self-efficacy)
ego-orienterende doelen meer leren op korte termijn en oppervlakkig
productdoelen kunnen wel leiden tot betere cijfers.