evidence-based Flashcards

1
Q

Welke criteria worden meegenomen bij het bepalen of een strategie efficiënt is?

A

Of het breed aangetoond effectief is, dus los van soort stof, persoonskenmerken (bv leeftijd, hoeveelheid voorkennis, motivatie), de manier van leren (bv klassikaal of individueel), de manier waarop ‘getoetst’ wordt.
Ook nemen ze mee of de strategie vrij makkelijk ingezet kan worden en er dus niet veel instructie/training voor nodig is.
Ook speelt mee in hoeverre de geleerde stof ook op lange termijn beklijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is van elke strategie precies duidelijk hoe effectief het is?

A

Nee, sommige strategieën zijn onvoldoende onderzocht. Soms niet (voldoende) in de onderwijspraktijk.
bv:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat bevelen de schrijvers van de artikelen aan qua onderzoek?

A

Ze stimuleren dat sommige strategieën verder onderzocht moeten worden, omdat ze mogelijk een hoge opbrengst hebben. Vooral onderzoek in de onderwijspraktijk is aan te bevelen.
Ook (of daarmee) zou het gat tussen wetenschap en praktijk gedicht moeten (kunnen) worden. (concrete handvatten)
mogelijkheid: onderzoek gaat uit van probleem uit praktijk
Ook is soms moeilijk uit te sluiten waar het effect echt vandaan komt. Bv. bij gelijk toetsen én op later termijn, komt het effect dan niet van de herhaling en dus gespreid leren.
Ook effecten op langere termijn zijn in veel ongevallen niet duidelijk.
En meer onderzoek naar de verschillen tussen de variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komt het dat veel studenten niet weten hoe ze moeten leren?

A

Ze krijgen hier geen les in. Docenten hebben dit ook niet gehad, ook niet op bv de pabo.
Er zijn veel onderzoeken gedaan naar de leerstrategieën, maar toch bereikt het de praktijk niet echt.
Overtuiging is vaak dat studenten vooral kennis en begrip mee moeten krijgen. Minder aandacht voor leren leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke leerstrategieën zijn bewezen effectief?

A

jezelf toetsen (testing effect/practice testing)
leren verspreiden in tijd (spacing effect/distributed practice)
jezelf uitleggen/verklaren/ verwoorden (self-explanation) -> beperkt onderzocht in praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke strategieën is aangetoond dat ze niet effectief zijn? Bv. weinig effect of alleen in bepaalde situaties of na veel training in de strategie

A

samenvatten
onderstrepen
herlezen (alleen eerste x redelijk effectief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat hebben de effectieve strategieën met elkaar gemeen?

A

Er wordt een beroep gedaan op het geheugen. Kennis wordt actief opgehaald uit het geheugen (ipv iets nog een keer lezen of opzoeken)
verklaringen: info wordt gekoppeld aan gerelateerde kennis die je al hebt, nieuwe koppelingen, makkelijker ophalen/ geheugenspoor wordt hiermee versterkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

strategie elaborative interrogation

A

Jezelf steeds afvragen: waarom?
meer voorkennis = betere resultaten
jonge kinderen: minder testen/minder effect (toch bij aardig wat verschillende doelgroepen effect)
onduidelijk:
maakt het uit of verklaring klopt of niet?
alleen bij feitelijke informatie?
lange termijn?
in de praktijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

self-explanation

A

In eigen woorden uitleggen
tijdens beter dan achteraf
zonder toegang tot instructie meer effect
groter effect bij transfer context
onduidelijk:
verschil aan (voor)kennis
effect lange termijn
tijdsinvestering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

summatization

A

helpt de kern eruit te halen en te organiseren
veel verschillende vormen en onduidelijk wat het beste werkt (bv soort samenvatting of maken mét of zonder tekst erbij)
kwaliteit maakt verschil (training nodig en voorkennis helpt)
werkt beter bij multiple choice dan open
beter bij onderste lagen Bloom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

highlighting

A

isolation effect: beter onthouden wat anders is
afhankelijk van hoeveelheid: beter onthouden als minder onderstreept wordt (training en voorkennis helpt)
weinig effect, weinig vervolgonderzoek
mogelijk: leidt tot minder in staat zijn conclusies te trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

keyword mnemonic

A

(mentale) visualisatie als geheugensteuntje
lastiger bij meer abstracte termen
niet iedereen kan dit zelf goed genereren
kost tijd, ook wat training nodig
lange termijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zou een reden zijn om een strategie niet aan te bevelen, als het niet per se wat oplevert, maar ook niet nadelig is?

A

Omdat dit studenten er van weerhoudt een meer effectieve strategie toe te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

imagery use for text learning

A

mentale visualisatie bij tekst om tekst te leren
beter bij tekst luisteren dan lezen (lezen onderbreekt)
beter bij concretere tekst (makkelijker visualiseren)
beter bij feiten onthouden dan begrip
lastig meten: zetten studenten de visualisatie echt in en de controlegroep niet?
wisselende uitkomsten onderzoek
onduidelijk: lange termijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rereading

A

levert eerste keer het meest op
levert meer op als er wat tijd zit met de eerste keer lezen.
onduidelijk:
bij alle leeftijden?
verschil in voorkennis?
ook geschikt voor begrip/toepassen?
op langere termijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

practice testing

A

Beter dmv open vragen dan door bv invuloefeningen
Beter bij vaker toetsen
beter meer tijd ertussen
beter als er feedback op komt
breed onderzocht effectief, ook als bv echte toets afwijkt van wat er bij tussentoets is gezien/gelezen
onduidelijk:
verschil in voorkennis/vaardigheid?
wel verschillende doelgroepen getest

17
Q

distributed practice

A

gespreid leren
beter met meer tijd ertussen, afhankelijk van hoelang je het wilt onthouden (10-20%)
verklaring: doordat je dan meer een beroep moet doen op je geheugen
snel erop, proces nog niet klaar?
verschil of je het vooropgezet leert of incidenteel en hoe je intentie is
studiemateriaal vaak niet zo opgezet
studenten kiezen dit niet uit zichzelf, ook niet als ze het voordeel ervaren hebben (niet bewust hiervan of praktische overwegingen?)
onduidelijk:
invloed voorkennis en motivatie
ook effectief bij meer complexe stof?

18
Q

Wat is de illusie van competentie?

A

Leerling denkt dat hij veel geleerd heeft, maar alleen korte termijn, niet gespreid geleerd.
het ging ‘te makkelijk’

19
Q

interleaved practice

A

Afwisseling onderwerpen
nog niet heel veel onderzocht vergeleken met andere technieken
korte termijn blokken meer effect
langere termijn afwisselen
verklaring: studenten leren de manieren te discrimineren (door te vergelijken)
en: je hebt bij deze methode ook te maken met gespreid leren, dus uit lange termijngeheugen ophalen
(meer onderzoek nodig)
tegelijk de verschillende onderwerpen laten zien heeft zelfde effect
bij zwakkere ll of moeilijkere taken lijkt het beter te werken om eerst langer te oefenen met 1 onderwerp
lijkt minder effectief bij jongere kinderen
niet effectief bij talen leren
wiskunde wel
geen of negatieve invloed bij onderwerpen die niet op elkaar lijken. Positief in het geval dat er sprake is van discrimination contrast.

20
Q

verklaringen niet gebruiken van meest effectieve strategieeën

A

niet geleerd
ook niet op lerarenopleiding
overtuiging: vooral kennis en begrip overbrengen

21
Q

Wat houdt de juiste belasting van het geheugen in?

A

Niet te weinig, lange termijngeheugen wordt niet voldoende aangesproken.
Niet teveel, overbelasting