Moeilijk Flashcards
Wat is de functie van een (individuele) empirische studie?
Een specifieke, beantwoordbare stelling toetsen
Welk design is een independent-groups quasi-experimental design?
Een nonequivalent control group (pretest/posttest) design
Statistische significantie
Hoe waarschijnlijk is het om de correlatie die je meet in je steekproef te observeren, als de correlatie in de populatie nul is?
Wat voor soort correlatie is er tussen p en r?
Een negatieve correlatie (Als p laag is, dan is r hoog: oftewel, dan is het statistisch significant en de correlatie dus hoog)
Criterion validiteit
Hangt de maat samen met relevant gedrag?
Convergente validiteit
Hangt de maat samen met maten van gerelateerde constructen?
Discriminante validiteit
Hangt de maat NIET samen met ongerelateerde maten?
Wat is het verschil tussen een toevallige meetfout en een systematische meetfout?
Bij een systematische meetfout slaat het meetinstrument consistent te hoog of te laag uit en bij een toevallige meetfout is er, zoals in de naam, gewoon een toevallige fout
Cronbach’s a
Een maat voor de betrouwbaarheid van psychometrische tests of van vragenlijsten
Split-half methode
Een methode om de interne consistentie van een toets te berekenen, waarbij de uitkomst als een maat voor de betrouwbaarheid wordt beschouwd
Spurious association
De bivariate correlatie is er wel, maar alleen door een derde variabele
Dus: in een vraag waarin het gaat over spurious association of derde variabele, dan moet er in het antwoord altijd iets staan over een andere factor (bijv. niet alleen haarlengte, maar ook leeftijd)
Wat zijn twee verschillen tussen small-N designs en large-N designs?
Bij small-N designs gaat het altijd om individueel en therapeutische settingen en bij large-N designs gaat het altijd over groeperingen en gemiddeldes en juist over basic en toegepast onderzoek
Hoe meet je de construct validiteit van een quasi-experiment?
Hoe succesvol heeft de studie de variabelen gemanipuleerd en gemeten?
Welke drie dingen moeten vermeld worden in het informed consent?
1: De procedures
2: De nadelen
3: De voordelen
Van welke modus maken onderzoekers vaak gebruik als ze zich zorgen maken over de externe validiteit?
Theoretische modus
Exacte/directe replicatie
De studie zo precies mogelijk herhalen
Systematische replicatie
De originele studie herhalen, maar met (kleine) variaties
Replication-plus-extension
Originele experiment wordt eerst herhaald, daarna worden pas (kleine) aanpassingen gemaakt
Conceptuele replicatie
Stelt dezelfde vraag als in de originele studie, maar gebruikt andere operationalisaties
P-hacking
Opportunistisch gebruik van keuzes in de data-analyse om conclusies in de gewenste richting te schuiven en deze keuzes stilhouden in je paper (= verbergen)
Welke drie dingen gaat preregistratie tegen?
Harking, p-hacking en het file drawer probleem
Welke drie dingen kun je met open data (ruwe data)?
1: De analyses opnieuw doen: kijken of er fouten zijn gemaakt
2: Check robuustheid
3: Nieuwe vragen beantwoorden
Wat is inferentie in de statistiek?
Het generaliseren van waarnemingen, kenmerken, eigenschappen uit steekproeven naar de gehele populatie
Construct validiteit
Over de operationalisatie van het concept (construct)
Bijvoorbeeld: Introversie moet dingen bevatten als subassertief, kalm, rustig
Content validiteit
Hoe goed representeert de test het construct?
Nonequivalent control group posttest-only design
De participanten zijn onwillekeurig in de groepen geplaatst en zijn maar één keer getest, na blootstelling aan een level van de onafhankelijke variabele of de andere
Nonequivalent control group pretest/posttest design
De participanten zijn onwillekeurig in de groepen geplaatst en zijn voor én na een interventie getest
Interrupted time-series design
Meet een variabele meerdere keren: voor, tijdens en na de “onderbreking” die plaatsvond door een bepaalde gebeurtenis
Nonequivalent control group interrupted time-series design
De participanten zijn onwillekeurig ingedeeld en worden meerdere keren getest: voor, tijdens en na de “onderbreking” die plaatsvond door een bepaalde gebeurtenis
Demand characteristics
Wanneer participanten raden wat het doel van de studie is en zich hier naar gaan gedragen
Welke drie dingen horen bij niet genoeg verschil tussen groepen?
1: Weak manipulations
2: Insensitive measures
3: Ceiling and floor effects
Welke drie dingen horen er bij te veel systematische variatie binnen een groep?
1: Measurement error
2: Individual differences
3: Noise
Manipulatiecheck
Een aparte afhankelijke variabele die de onderzoekers in de studie betrekken om te zien of de manipulatie werkt
Power
De waarschijnlijkheid dat een studie een accuraat resultaat laat zien wanneer de onafhankelijke variabele daadwerkelijk een effect heeft
Bij welk design zijn selection effects relevant?
Independent-groups design
Selection effects
Wanneer participanten op een level van de onafhankelijke variabele systematisch variëren van die van het andere level
Independent-groups design
Aparte groepen van participanten worden op verschillende levels van de onafhankelijke variabele ingedeeld
Within-groups design
Elk persoon wordt blootgesteld aan alle levels van de onafhankelijke variabele
Mixed-groups design
Een studie die kenmerken combineert van between-subjects en within-subjects design
Een onderzoeker kijkt dus niet alleen naar mogelijke verschillen tussen twee of meer groepen participanten, maar ook naar de verandering in de individuele leden van elke groep in de loop van de tijd
Stable baseline design
Een onderzoeker observeert gedrag voor een bepaalde periode, hierna begint de behandeling/interventie en daarna observeert hij het gedrag weer
Small-N
Multiple baseline design
Onderzoekers spreiden hun introductie van een interventie over een variatie van individuen, tijden of situaties om alternatieve verklaringen uit te sluiten
Parsimonious (spaarzaam)
Spaarzaamheid betekent dat je bij het uitvoeren van een wetenschappelijk experiment altijd de meest simpele verklaring kiest
Tot wat voor design behoren stable baseline design en multiple baseline design?
Small-N design