Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Biased sample (unrepresentative sample)

A

Sommige leden van de populatie hebben een hogere kans dan anderen om opgenomen te worden in de sample

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Unbiased sample (representative sample)

A

alle leden van de populatie hebben een gelijke kans om opgenomen te worden in de sample

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Convenience sampling

A

Een sample gebruiken van mensen die makkelijk te contacteren zijn en bereid zijn te participeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelfselectie

A

Wanneer een sample erom bekend staat alleen te bestaan uit mensen die vrijwillig meedoen

Kan een serieus probleem zijn voor de externe validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Probability sampling

A

Random sampling; ieder lid van de populatie heeft een gelijke kans om geselecteerd te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nonprobability sampling

A

Nonrandom sampling; biased sample

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 5 vormen van probability sampling zijn er?

A

1: Simple random sampling
2: Systematic sampling
3: Cluster sampling
4: Multistage sampling
5: Stratified sampling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Systematic sampling

A

Met een computer of een random nummer tafel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cluster sampling

A

Mensen zijn al ingedeeld in willekeurige groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Multistage sampling

A

Twee willekeurige samples worden geselecteerd: een willekeurige sample van clusters en een willekeurige sample van mensen in deze clusters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stratified random sampling

A

De onderzoekers selecteert opzettelijk specifieke demografische categorieën, ook wel strata, en selecteert dan willekeurig individuen in elk van de categorieën (proportioneel correct naar de populatie toe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 3 vormen van purposive (nonrandom) sampling?

A

1: Oversampling
2: Snowball sampling
3: Quota sampling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oversampling

A

Wanneer de onderzoeker opzettelijk een of meerdere groepen overrepresenteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Snowball sampling

A

Participanten worden gevraagd een paar kennissen aan te raden voor de studie

Een manier voor onderzoekers zeldzame individuen te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Quota sampling

A

De onderzoeker identificeert deelverzamelingen van de populatie en stelt vervolgens een doelaantal in voor elke categorie

Vervolgens neemt de onderzoeker onwillekeurige samples van de populatie totdat het doelaantal (de quota) is gevuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke validiteit is een prioriteit bij frequentieclaims?

A

Externe validiteit

17
Q

Wat voor samples zijn niet (per se) meer representatief voor externe validiteit?

A

Grotere samples