Hoofdstuk 3 Flashcards
Constant
Iets wat potentieel kan variëren, maar waarvan er in de studie in kwestie maar één level van is
Gemanipuleerde variabele
Een variabele die de onderzoeker onder controle heeft, vaak door participanten in verschillende levels van die variabele toe te wijzen
Frequentieclaim
Mate van een enkele variabele
Associatieclaim
Beweert dat een level van een variabele waarschijnlijk geassocieerd is met een level van een andere variabele
Causale claim
Beweert dat een variabele de ander veroorzaakt
Construct validiteit
Hoe goed is een conceptuele variabele geoperationaliseerd? Hoe goed heeft een studie de variabele gemeten of gemanipuleerd?
Generaliseerbaarheid
Hoe hebben de onderzoekers de participanten gekozen en hoe goed representeren zij de voorgenomen populatie?
Externe validiteit
Hoe goed zijn de resultaten van de studie te generaliseren naar mensen of contexten naast die van de originele studie?
Statistische validiteit
De mate waarin de statistische conclusies van de studie precies, redelijk en repliceerbaar zijn
Met welke 2 stappen evalueer je statistische validiteit?
1: Puntschatting
2: Betrouwbaarheidsinterval
Wat zijn de 3 criteria voor causaliteit?
1: Covariantie
2: Temporal precedence
3: Interne validiteit
Covariantie
De mate waarin twee variabelen samenhangen
Temporal precedence
De causale variabele moet duidelijk eerst komen, voor de effect variabele
Interne validiteit
Alternatieve verklaringen (confounds) voor de associatie moeten door de studie geëlimineerd worden