Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Empirisch

A

Bewijs van de zintuigen of van instrumenten die de zintuigen assisteren, zoals thermometers, foto’s en vragenlijsten als de basis van conclusies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Theorie

A

Een set van stellingen die algemene principes beschrijven van hoe variabelen tot elkaar verhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hypothese

A

De specifieke uitkomst die de onderzoeker zal observeren als de theorie accuraat was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat komt er eerst? De theorie of de hypothese(s)?

A

De theorie komt eerst en hierop word(en) de hypothese(s) gebaseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kan een theorie bewezen worden in wetenschap?

A

In de wetenschap is het onmogelijk om een theorie te bewijzen, wetenschappers evalueren hun theorieën op basis van het gewicht van het bewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Falsificeerbaarheid

A

Weerlegbaarheid: Een theorie moet leiden tot hypotheses die, wanneer zij getest worden, zouden kunnen falen in het ondersteunen van de theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Toegepast onderzoek

A

Een specifiek praktisch probleem: Onderzoek in een locale, echte-wereld context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fundamenteel (basic) onderzoek

A

Om de algemene kennis te vergroten, in plaats van het richten op een specifiek, praktisch probleem (Zou later wel bij echte-wereld problemen kunnen worden toegepast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Translational onderzoek

A

Het gebruiken van lessen uit fundamenteel (basic) onderzoek om toepassingen voor bijvoorbeeld gezondheidszorg te ontwikkelen (Dit is het toepassen van fundamenteel onderzoek op toegepast onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly