Medische brieven hoofdstuk 11 Flashcards

1
Q

evaluatie van de meting van het slaappatroon

A

polysomnografische evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

botbeenbreuken

A

beenfracturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

botbreuk van de schedelbeenderen

A

schedelfractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in een toestand dat alles voor de ogen schijnt te draaien

A

draainissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gedeeltelijk of geheel verlies van geheugen

A

amnesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aanvalsgewijs optredende stoornissen in de hersenfunctie, meestal gepaard gaande met daling van de bewustzijnsgraad tot bewusteloosheid

A

epileptische (dysfunctie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

slecht functioneren

A

dysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doelmatigheid van slaap

A

slaapefficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verborgen aanwezigheid van slaap

A

slaaplatentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

REM

A

rapid eye movements

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is REM

A

verborgen slaapvorm met het optreden van snelle, geconjugeerde oogbewegingen die telkens in groepen van 4 of 5 voorkomen, ook gekenmerkt door een snellere en onregelmatige ademhaling en hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onderzoek van de EEG-curve

A

frequentie-analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bij registratie van de hersenactiviteit ziet men op de curve golven met deltaritme

A

delta-activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerkenvan de vitale functies, aangestuurd door het autonome zenuwstelsel

A

autonome parameters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

manier waarop het hart klopt, aantal bpm

A

hartritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verzadiging van hemoglobine met zuurstof

A

zuurstofsaturatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de manier van ademhalen, frequentie en diepte

A

respiratiepatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het registeren van de elektrische activiteit van de hersenschors

A

EEG-patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ongelijkheid van vorm

A

asymmetrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

grafische golf, die vooral optreedt tijdens de lichte slaap

A

spindle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ter hoogte van het slaap- en achterhoofdbeen

A

temporo-occipitale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

zesde top van de curve

A

T6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

slaapstadium, gekenmerkt door snelle oogbewegingen

A

REM-slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

object of kwestie, die een epileptische aanval kan uitlokken

A

epileptisch focus

25
Q

prikkelend, branderig

A

irritatieve

26
Q

schriftelementen

A

grafo-elementen

27
Q

sterkte, hevigheid

A

intensiteit

28
Q

de meeteenheden bij slaaponderzoek

A

slaapparameters

29
Q

slechte werking van de hersenschors

A

corticale dysfunctie

30
Q

hersenkneuzing

A

contusio cerebri

31
Q

tegenstoot, uitdrukking om aan te geven, dat een verwonding is ontstaan door een geweld dat zich heeft ingewerkt aan de tegengestelde zijde van het getroffen lichaam

A

contre-coup

32
Q

voorgeschiedenis van een ziekte

A

anamnese

33
Q

breuk in de gel-achtige kern van een tussenwervelschijf thv de halswervels

A

hernia cervicales

34
Q

pijn

A

dolor

35
Q

het gebied rond de lenden en het heiligbeen

A

lumbosacrale gebieden

36
Q

huidgedeelte dat geïnnerveerd wordt door de achterwortel van één ruggenmergzenuw, een segmentaal huidveld

A

dermatomen

37
Q

chronische depressieve stemmingsstoornis met gebrek aan interesse in de gewone dagelijkse dingen

A

dysthymie

38
Q

gevoelens van ontoereikendheid

A

insufficiëntiegevoelens

39
Q

uitdrukking van ergernis en woede

A

agressiegevoelens

40
Q

voortgezette observatie van bijv. een zieke na herstel of van een chronische zieke, opvolging

A

follow-up

41
Q

CT

A

computertomografie

42
Q

de wervels t.h.v. de lenden en het heiligbeen

A

lumbosacrale wervels

43
Q

achterwaartse en zijdelings gelegen breuk van de gelachtige kern van een tussenwervelschijf

A

posterolaterale hernia

44
Q

opening

A

foramen

45
Q

uitpuiling van de nucleus pulposus

A

discushernia

46
Q

HNP

A

hernia nuclei pulposi
(discushernia)

47
Q

in het midden gelegen

A

mediaan

48
Q

een druk, een samendrukking

A

compressie

49
Q

zijwaartse buiging

A

lateroflexio

50
Q

om te evalueren of er prikkeling is van een zenuwwortel (pijn kan wijzen op rughernia), de patiënt ligt op de rug met gestrekte benen. De onderzoeker tilt eerst het ene, dan het andere been langzaam in gestrekte toestand op.

bij prikkeling van de nervus ischiadicus veroorzaakt buiging in de heup van het gestrekte been bij rugligging tot 90° pijn in de achterzijde van het been of is de buiging tot 90° niet mogelijk

A

Lasègue-proef

51
Q

tweezijdig, in 2 richtingen

A

bilateraal

52
Q

m.b.t. de lenden en het heiligbeen

A

lumbosacraal

53
Q

vernauwing van een opening of van een kanaal in de wervelkolom

A

spinale stenose

54
Q

omvangrijke

A

volumineuze

55
Q

naast het mediane vlak gesitueerd

A

paramediaan

56
Q

samendrukking

A

compressie

57
Q

de 3 verenigde ruggenmergsvliezen, die de voor- en achterwortels van het ruggenmerg omkleden bij de uittreding buiten de wervelkolom

A

wortelschede

58
Q

het gedeeltelijk dichtgroeien, verstoppen of verschrompelen van het zenuwgat

A

partiële obliteratie

59
Q

onderzoek

A

exploratie