hoofdstuk 8 het voortplantingsstelsel Flashcards

1
Q

het inwendige voortplantingstelsel van de vrouw bestaat uit

A

vagina
baarmoeder
eierstok
eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het uitwendige voortplantingssysteem van de vrouw bestaat uit

A

schaamlippen
clitoris
schaamheuvel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

baarmoeder

A

uterus
metra
hystera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorvoegsels voor baarmoeder

A

uter(o)-
metr(o)-
hyster(o)-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

buitenbaarmoederlijke zwangerschap

A

extra-uteriene graviditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

synoniem voor extra-uteriene graviditeit

A

ectopische zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

insnijding maken in de baarmoeder via de buik

A

hysterolaparotomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

baarmoederlichaam

A

corpus uteri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

baarmoederholte

A

cavitas uteri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

baarmoederhals

A

cervix uteri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitzakking/verzakking

A

prolaps, prolapsus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eileider(s)

A

tuba uterina
tubae uterinae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

synoniem tuba uterina

A

salpinx
salpinges

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zwangerschap in de eileider

A

tubaire graviditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

etter in de eileider

A

pyosalpinx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de regel van Naegele

A

Manier om de zwangerschap uit te tellen

begin telling vanaf eerste dag laatste menstruatie.
+ 7 dagen
+ 9 maanden (of -7 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wanneer spreekt men van abortus

A

geboorte voor de 16e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat noemt men een geboorte tussen de 16e en 27e week

A

immature geboorte (niet levensvatbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat noemt men een geboorte tussen de 27e en 37e week

A

premature geboorte (levensvatbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat noemt men een geboorte tussen het einde van de 37e week en de 41e week

A

à terme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat noemt men een geboorte na de 41e week

A

postmature geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

eisprong

A

ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

eierstokken

A

ovarium
ovaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

voorvoegsel eierstokken

A

ova-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

maandstonden

A

menstruatie
menstruatio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

synoniem menstruatie

A

menses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

voorvoegsel maandstonden

A

men(o)-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

de eerste menstruatie

A

menarche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

einde menstruatie

A

menopauze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

overgangsjaren

A

climacterium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

uitwendige geslachtsdelen

A

genitalia
genitalien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

het genitale lid

A

membrum genitale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

de clitoris, het vrouwelijke lid

A

membrum muliebre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

de penis, het mannelijke lid

A

membrum virile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

met betrekking tot de uitwendige geslachtsorganen, anus en endeldarm

A

genitoanorectalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

schede

A

vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

voorvoegsel schede/vagina

A

vagin(a)(o)-
colp(o)-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

synoniem vaginomycosis

A

colpitis mycotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

pijnlijke kramp van de schede

A

vaginismus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

aandoening van droogte in de schede

A

colpoxerosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

maagdenvlies

A

hymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

intact maagdenvlies

A

hymen imperforatus

43
Q

maagd

A

virgo

44
Q

uitwendige schaamdelen bij de vrouw

A

vulva

45
Q

grote schaamlippen

A

labia majora pudendi
labium majus pudendi

46
Q

kleine schaamlippen

A

labia minora pudendi
labium minus pudendi

47
Q

kittelaar, vrouwelijk lid

A

clitoris

48
Q

schaamheuvel, venusheuvel

A

mons pubis

49
Q

voorvoegsel vrouw

A

gynaeco-

50
Q

studie van de vrouw, vrouwenziektes

A

gyneacologie

51
Q

verloskunde

A

obstetrie

52
Q

achtervoegsel een vrouw die bevallen is

A

-para

53
Q

vrouw die voor de eerste keer bevallen is

A

primipara

54
Q

achtervoegsel zwanger zijn

A

-gravida

55
Q

vrouw die nog nooit zwanger is geweest

A

nulligravida

56
Q

zwangerschap

A

graviditas
graviditeit

57
Q

schijnzwangerschap

A

graviditas imaginata

58
Q

embryo

A

0-3 maanden

59
Q

afwijking van embryo

A

embryonale afwijking

60
Q

foetus

A

3-9 maanden

61
Q

afwijking bij de foetus ontstaan door inwerking van schadelijke agens tijdens de zwangerschap of aangeboren

A

foetale afwijking

62
Q

lamsvlies, binnenste vruchtvlies

A

amnion

63
Q

aanprikken binnenste vruchtvlies

A

amniocentese

64
Q

buitenste vruchtvlies

A

chorion

65
Q

inknipping in de bilnaad

A

episiotomie

66
Q

geboorte, bevalling

A

nataal, natalis

67
Q

synoniem nataal/natalis

A

partus

68
Q

geboorte door keizersnede

A

partus caesareus

69
Q

vroeggeboorte (niet levensvatbaar)

A

partus immaturus

70
Q

bevalling, baring, wee

A

tocus

71
Q

moeilijke bevalling

A

dystocie, dystokie

72
Q

antoniem dystokie/dystocie

A

eutokie, eutocie

73
Q

weeënremmend middel

A

tocolyticum
tocolyse = stoppen, doen verdwijnen van weeën

74
Q

navel

A

umbilicus

75
Q

voorvoegsel navel

A

omfal(o)-
omphal(o)-

76
Q

synoniem omfalectomie

A

umbilectomie

77
Q

moederkoek, nageboorte

A

placenta

78
Q

foetaal gedeelte van de moederkoek

A

placenta fetalis

79
Q

voorliggende placenta

A

placenta praevia

80
Q

niet voldragen, wel levensvatbaar

A

prematuur
praematurus

81
Q

leegkrabben van holte of hol orgaan

A

curettage

82
Q

miskraam (voor 16e zwangerschapsweek)

A

abortus

83
Q

bewust opgewekte abortus

A

abortus provocatus

84
Q

geleidingsanesthesie

A

epidurale anesthesie

85
Q

wat is epidurale anesthesie

A

inspuiting in de epidurale ruimte (de ruimte aan de buitenzijde van het harde ruggenmergvlies), vb. om een pijnloze bevalling te realiseren

86
Q

wat is apgar score

A

een waardeschaal die bij pasgeborenen wordt gegeven om hun levensvatbaarheid te bepalen, een cijfer dat de conditie van een kind onmiddellijk na de geboorte aangeeft

87
Q

verworven bij geboorte

A

congenitaal

88
Q

erfelijk

A

hereditair

89
Q

verwijderen van de baarmoeder tijdens/ met een keizersnede

A

hysterectomia caesarea

90
Q

synoniem metrorrhexis

A

uterusruptuur

91
Q

uitzakking/verzakking van de baarmoeder

A

prolapsus uteri

92
Q

menstruatie zonder eisprong

A

anovulaire menstruatie

93
Q

verwijdering van de baarmoeder via de schede

A

colpohysterectomie

94
Q

zwangerschap die plaatsvindt in de eierstok

A

overiële graviditeit

95
Q

fymbriae

A

vingervormige uitsteeksels van de eileider

96
Q

bilnaad

A

perineum

97
Q

ingang van de schede

A

vestibulum vaginae

98
Q

schaambeenvoeg

A

symfyse
symphyse pubis

99
Q

slijmvliesklieren bij vagina

A

klieren van Bartholin/Bartholini

100
Q

synoniem voor klieren van Bartholin

A

glandulae vestibulares majores

101
Q

KI

A

kunstmatige inseminatie

met pippet worden eicellen direct in baarmoeder ingebracht

102
Q

IVF

A

in vitro ferilisatie

hormonen injecteren zodat veel eicellen ontwikkelen, deze dan oogsten, dan in petrischaal in contact brengen met zaadcellen, topembryo’s terug inplanten.

103
Q

wat is een carrièreziekte

A

men krijgt later kinderen dus krijgt de aandoening de kans om te ontwikkelen