Hoofdstuk 12 het oog Flashcards
leer van het zien
optica
mbt het zien
opticus, -ca, -cum
iemand die het zicht meet
optometrist
oog
oculus
ocul(o)-
oftalmo-/ ophtalmo-
oogbol
bulbus oculi
uitvalsverschijnselen van de oogbewegingen
oculomotorische uitvalsverschijnselen
uitpuilende ogen
exophthalmus
aanprikken van de ogen
oftalmocentese
oogkas
orbita
ooglid
palpebra
blefaro-
ooglidontsteking met zweren
blepharitis ulcerosa
oogslijmvlies
conjunctiva
synoniem oogslijmvlies
tunica conjunctiva
etterende ontsteking van het oogslijmvlies
conjunctivitis purulenta
ronde opening in de iris
pupil, pupilla
core-
ongelijke grote van de pupillen
anisocorie
insnijding maken in de pupil
coretomie
regenboogvlies
iris
irido-
hoornvlies
cornea
kerato-
zwerende hoornvliesontsteking
keratitis ulcerosa
schimmelaandoening van het hoornvlies
keratomycosis
harde oogrok
sclera
vaatvlies
choroidea
choroid-
netvlies
retina
netvliesontsteking met ernstige bloeding
retinitis haemorrhagica
ontsteking van het netvlies door diabetes
retinitis diabetica