Hoofdstuk 12: de zintuigen Flashcards

1
Q

oorschelp

A

auricula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitwendige gehoorgang

A

meatus acusticus externus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

trommelvlies

A

membrana tympanica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

middenoor

A

auris media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hamer

A

malleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aambeeld

A

incus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stijgbeugel

A

stapes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

binnenoor

A

auris interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

benig labyrint

A

labyrintus osseus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het benig labyrint bevat

A

halfcirkelvormige kanalen
voorhof
het slakkenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

halfcirkelvormige kanalen

A

canales semicirculares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorhof

A

vestibulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

slakkenhuis

A

cochlea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oortrompet

A

buis van eustachius
tuba auditiva
tuba auditoria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rotsbeen

A

pars petrosa ossis temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voorhoofdsholte

A

sinus frontalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

neusschelpen

A

conchae nasales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wiggebeensholte

A

sinus sphenoidalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

opening van de afvoergang van de traanzak naar de neusholte

A

4) apertura ductus nasolacrimalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

traanzak

A

saccus lacrimalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

keelamandel

A

farynxtonsilof
tonsilla pharyngealis
tonsilla pharyngea
adenoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het gehemeltebeen

A

os palatinum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

huig

A

uvula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ruimte tussen keelholte en nasofarynx

A

choana

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

amandel

A

tonsilla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

tongamandel

A

tonsilla lingualis
lymfatisch tongweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

strotklepje

A

epiglottis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

slokdarm

A

oesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

luchtpijp

A

trachea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

strottenhoofd

A

larynx

31
Q

tong

A

lingua
glossa

32
Q

oor

A

auris

33
Q

het uitwendige oor

A

auris externa

34
Q

trommelholte en synoniem voor auris media

A

cavitas tympani

35
Q

middenoorontsteking

A

otitis media

36
Q

het ontstaan van oorstenen

A

otolithiasis

37
Q

horen, het gehoor

A

acusticus

38
Q

ouderdomsdoofheid

A

presbyacusis

39
Q

Oud

A

presbys

40
Q

voorvoegsel voor horen

A

audi(o)-

41
Q

voorvoegsel voor trommelholte

A

tympan(o)-

42
Q

voorvoegsel voor trommelvlies

A

myring(o)-

43
Q

oorsmeer/was

A

cerumen

44
Q

middelste neusgang

A

meatus nasi media

45
Q

bovenlip

A

labium superius

46
Q

snijtanden

A

dentes incisivi

47
Q

reukkolf met reukzintuigcellen

A

bulbus olfactorius

48
Q

voor/echtervoegsel voor voelen

A

esthesie
esthesio

49
Q

voor/achtervoegsel voor pijn

A

algesia
algie
algo

50
Q

geen pijn

A

analgesie
analgie

51
Q

algofobie

A

ziekelijke vrees voor pijn of het zien dat iemand pijn heeft

52
Q

lust

A

lagneia

53
Q

algolagnie

A

wellust hebben in het ondergaan van pijn of het veroorzaken van pijn

54
Q

voorvoegsel voor warmte

A

therm(o)-

55
Q

niet bestand tegen warmte

A

thermolabiel

56
Q

bestand tegen warmte

A

thermostabiel

57
Q

bestand tegen warmte

A

thermoresistent

58
Q

het niet voelen van warmte

A

thermanesthesie

59
Q

voorvoegsels voor reuk, geur

A

osm(o)-
olfact(o)-

60
Q

verhoogde reukgevoeligheid, abnormaal sterke reukzin

A

hyperosmie

61
Q

waanbeelden getriggerd door geur

A

olfactore hallucinatie

62
Q

reukorgaan

A

organum olfactus

63
Q

synoniem otodynie

A

otalgie

64
Q

etterige uitvloed uit het oor

A

otopyorroe

65
Q

wat is auditief geheugen

A

het zich makkelijk herinneren van indrukken, die met het gehoor zijn waargenomen

66
Q

synoniem tympanotomie

A

myringotomie

67
Q

overgevoeligheid

A

hyperesthesie

68
Q

ongevoeligheid aan één zijde

A

hemianesthesie

69
Q

bacteriën die zich het best bij warmte ontwikkelen

A

thermofiele bacteriën

70
Q

reukmeter

A

olfactometer

71
Q

reukzenuw

A

nervus olfactorius

72
Q

de reuk betreffend

A

olfactorius, -ia, -ium

73
Q

verhoogde reukgevoeligheid

A

hyperesthesia olfactoria

74
Q

synoniem hyperesthesia olfactoria

A

hyperosmie