Medicatie Flashcards (oud, Niet Compleet)
Farmacokinetiek =
Wat doet het lichaam met het farmacon?
Farmacodynamiek =
Wat doet het farmacon met het lichaam?
Nocebo (effect)
Placebo dat ongewenste effecten (bijwerkingen) heeft
Waar let je op bij het maken van een keuze (stap 4 WHO-6-step) (5)
Toedieningsvorm
Allergieen
Interacties
Contra-indicaties
Zwangerschap en lactatie
Noem 3 farmacokinetische interacties
Chemische interacties (tetracyclinen + antacida of melk)
Enzymcompetitie (OAC + fentoine)
Plasma-eiwit binding (NSAID en orale anticoagulantia)
Wat is het verschil tussen absolute en relatieve contra-indicaties?
Absoluut: mag niet
Relatief: kan wel, extra actie nodig (zoals nierfunctie controle of nog iets bijgeven)
Hoe ziet een geschreven recept er uit?
Naam voorschrijver, adres, tel nmr ————-———— datum
R/ generiek stof/naam (Merknaam), toedieningsvorm, sterkte
da. Af te leveren hoeveelheid
S. Op etiket, dosering, evt inname instructies, waarschuwingen
Naam patient, geb datum, leeftijd, adres —————— paraaf/handtekening
Wat zijn de voorwaarden omtrent het schrijven van een opiaatrecept? (3)
Onuitwisbare inkt
Getallen voluit geschreven
Nauwkeurige instructie (dosis per keer, max dosis 24 uur)
ADME
Absorptie
Distributie
Metabolisme
Excretie
Absorptie =
Transport geneesmiddel van plaats van toediening naar algemene circulatie
Biologische beschikbaarheid (F) =
Mate van absortie
Hoe zit het met het first-pass effect bij rectale toediening?
Laatste deel rectum gaat niet via de lever, hierdoor geen first-pass effect
Distributie =
Verdeling van het geneesmiddel over het lichaam
Verdelingsvolume (Vd) =
Volume dat theoretisch nodig is om de gemeten bloedconcentratie te verklaren
Formule voor berekenen Vd =
Vd (L) = gegeven dosis (mg) / plasma concentratie (mg/L)
Hoe is de verdeling bloed/andere weefsels bij een hoog Vd? (Bijvoorbeeld Vd=1000L)
Amper in het bloed, vooral in de andere weefsels
Hoe is de verhouding bloed/andere weefsels bij een laag Vd (bijvoorbeeld Vd = 5L)?
Medicijn gaat vooral in het bloed zitten, weinig in overige weefsels
Wat is het verschil bij ouderen met een medicijn met een hoog Vd?
Ouderen hebben meer vet. Medicijnen met een groot Vd (bijvoorbeeld benzo’s) gaan stapelen in het vet -> werkt minder goed, maar wel veel langer
Metabolisme =
Het omzetten van lichaamsvreemde stoffen via enzymen in het lichaam tot metabolieten
Wat is de volgorde van metabolisme? (2)
- Bio-transformatie
- Conjugatie
Bio-transformatie (bij metabolisme)
Omzetting moederstof
Conjugatie (bij metabolisme)
Koppeling aan andere stoffen
Inducer
Versnellen/stimuleren CYP enzym
Inhibitor
Remmen CYP enzym
Welke zijn inducers en welke inhibitors?
Grapefruitsap
St janskruid
Rifampicine
Pompelmoes
Valeriaan
Ginseng
Verapamil
Carbamazepine
Inducers:
St janskruid, carbamazepine, rifampicine
Inhibitors:
Grapefruitsap, mompelmoes, valeriaan, ginseng, verapamil
Bij een inducer gaat het CYP enzym … werken en zal de werking van het medicijn …
Harder werken, afnemen
Bij een inhibitor gaat het CYP enzym … werken en zal de werking van het medicijn …
Trager, toenemen
Exretie/eliminatie =
Verwijderen geneesmiddel/metaboliet uit het lichaam
Eliminatie gaat voornamelijk via 2 organen, namelijk:
Lever
Nieren
Eliminatie via de lever kan op 2 manieren:
Metabolisme
Excretie in gal
Eliminatie via de nieren kan op 2 manieren:
Passief: filtratie
Actief: secretie
Wat is nulde orde kinetiek?
Per tijdseenheid gaat er een vaste hoeveelheid medicijn weg (vb alcohol)
Wat is eerste orde kinetiek?
Hoe meer medicijn in je bloed, hoe meer je afscheidt (volgens T1/2). Bij halfwaardetijd ben je dus altijd gehalveerd.
Wanneer bereik je een steady state?
Steady state = 5x T1/2 (halfwaardetijd)
T1/2 (halfwaardetijd) =
Tijd die nodig is om een plasmaconcentratie tijdens eliminatiefase tot de helft te reduceren
Na hoeveel keer de T1/2 is de concentratie dusdanig laag dat er gezegd kan worden dat het medicijn niet meer aanwezig is in het lichaam?
4 a 5 maal
CL (klaring) =
Volume bloed per tijdseenheid dat van het geneesmiddel wordt ontdaan
Noem twee DIRECTE farmacodynamische interacties
Antagonisme
Summatie/synergisme
Antagonisme (farmacodynamische interactie) =
Werking 2 midelen gaat elkaar tegen (bv opiaten en naloxon)
Summatie/synergisme (directe farmacodynamische interactie) =
Werking 2 middelen versterken elkaar
Noem 4 voorbeelden van indirecte farmacodynamische interacties
Hydrochloorthiazide en betablokkers
Vitamine K antagonisten en acetylsalicylzuur
Acetylsalicylzuur en NSAID’s
Benzo’s en morfine
Agonist
Binding van geneesmiddel met receptor en activatie daardoor
Antagonist
Een geneesmiddel blokkeert of heft de effecten van activering van de receptor op
Bijwerking
Werking van het geneesmiddel anders dan de bedoelde werking
First-pass effect
Effect wat de lever heeft op de medicatie spiegel. Orale medicatie wordt opgenomen via de darmen en gaat via de poortader langs de lever, waar een deel van de medicatie al wordt afgebroken voor het daadwerkelijk in de bloedbaan terecht komt.
Is dit een gram neg of pos bacterie?
Opbouw wand:
Buitenmembraan, dunne peptiodoglycaanlaag, celmembraan
Rood/roze bij gramkleuring
Gram negatief (vaak in het lichaam)
Is dit een gram neg of pos bacterie?
Opbouw celwand:
Geen buitenmembraan, dikke peptiodoglycaanlaag, celmembraan
(Blauw)paars bij gramkleuring
Positief (vaak huid)
Vormen van resistentie:
- Intrinsiek (natuurlijk)
- Verworven (… en … transmissie)
Verticale transmissie -> mutatie DNA
Horizontale transmissie -> besmettelijke resistentie
Types resistentie (4)
Binnendringen blokkeren
Vernietigen
Wegpompen
Aangrijpingspunt veranderen
Wat gebeurt er bij een penicilline resistentie?
Penicillinase producerende bacterien (bv s. Aureus), penicillinase breekt beta-lactamring af -> antibiotica werkt niet meer
Beta-lactamase inhibitors (2)
Hoe werken deze?
Clavulaanzuur
Tazobactam
Penicilline knipt dan liever de ring van de inhibitor dan van penicilline
Via welke 4 stappen maak je een antibiotica keuze?
- Verwekkers?
- Grote kans op resistentie?
- Komt de AB op de plek van infectie?
- Veilig voor patient? (WHO-6-step)
4 antibiotica groepen
Celwand synthese remmers
Remmers van DNA-synthese
Remmers van eiwit-synthese
Remmers van citroenzuurcyclus
3 groepen celwand synthese remmers (AB)
Beta-lactam AB
Glycopeptide AB
Overige groep
Wat zijn de complicaties van remmers van DNA-synthese? (Antibiotica)
Wanneer echt niet geven?
Grijpen aan op specifiek type bindweefsel -> cave aneurysmata, dissecties, tendinopathie
NIET geven tijdens de zwangerschap!
Noem remmers van eiwit-synthese (AB) (3)
Aminoglycosiden
Macroliden
Tetracyclines
Macroliden hebben invloed op de QT-tijd.
Wat doen ze met het CYP3A4 enzym?
Remmen CYP3A4 enzym -> verhoging concentratie simvastatine, DOAC’s etc.
Wat is een bijwerking van tetracyclines (AB)?
Wanneer geef je dit liever niet?
Verkleuring tong/tanden (aangetrokken tot calcium)
Cave kind in de groei of zwangerschap
Medicatie welke de sympathicus afremmen
Sympathicolytica
Medicatie welke de sympathicus stimuleren
Sympathicomimetica
Wat is het therapeutisch doel bij de behandeling van hypertensie?
Cardiovasculair risico verlagen
Antihypertensiva, 4 groepen, welke?
A - ACE remmers en ARB’s
B - Betablokkers
C - Calciumantagonisten
D - (thiazide)Diuretica
ACE remmers eindigen op
Pril
Belangrijke interactie ACE remmer / ARB
NSAID
Belangrijke contra indicatie ACE remmer / ARB
Pre-terminaal nierfalen
ARB’s staat voor …
En eindigen op ..
Angiotensine receptor blokkers
-tan
Welke groepen antihypertensiva remmen het RAAS en welke niet?
Wel: A en B
Niet: C en D
Betablokkers eindigen op …
Lol
Twee soorten beta blokkers, namelijk:
Selectief: B1 receptoren
Niet-selectief: B1 en B2 receptoren
2 belangrijke contra indicaties beta blokkers:
AV-blok
Astma
2 belangrijke contra indicaties beta blokkers:
AV-blok
Astma
Calciumantagonisten eindigen op …
… en … zijn ook calciumantagonisten
Calciumantagonisten eindigen op …
… en … zijn ook calciumantagonisten
Calciumantagonisten bestaan uit 2 groepen:
Dihydropyridines
Non-dihydropyridines
Verschillen dihydropyridines en non-dihydropyridines (2)
Non-hydropyridines blokkeren ook calciumkanalen in het hart + vermindering werking CYP enzymen
Belangrijke bijwerking (thiazide)diuretica
Uitdroging
Chloortalidon en indapamide zijn …
Diuretica
Hoe werkt een (thiazide)diuretica?
Remt terugresorptie van NaCl in distale tubulus
Bij een verhoogd albumine > 3 mg/mmol geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
A
Bij een eerder myocardinfarct/coronairlijden geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
A of B
Bij AP klachten geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
B of C
Bij hartfalen geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
A, B of D (of mineralocorticoidereceptorantagonist)
Bij atriumfibrilleren geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
A of B of C (non-dihydropyridine) (of mineralocorticoidereceptorantagonist)
Bij perifeer arterieel vaatlijden geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
A (maar geen ARB)
Bij een patient met DM geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
A
Bij een zwangere patient geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
C (of labetalol of methyldopa)
Bij zwarte personen geef je het liefst een antihypertensiva uit groep:
C of D
B1 receptoren grijpen aan op (3 gevolgen)
Hart: contractiekracht vermindert en daling hartfrequentie door verminderde AV-geleiding)
Nieren: RAAS vermindert
B2 receptoren grijpen aan op (2 gevolgen)
Longen: bronchusvernauwing
Kleine bloedvaten: vasoconstrictie
SMAK
Situatie
Mogelijkheden
Argumentatie
Keuze